STUDIE | Werknemers verliezen op vier jaar tijd gemiddeld 3.859 euro aan reëel loon
Het leven is de afgelopen jaren flink duurder geworden en de lonen hebben de stijgende prijzen nooit kunnen bijbenen. Hierdoor hebben werkende mensen in vier jaar tijd bruto 3.859 euro reëel loon verloren. Dat blijkt uit berekeningen van de PVDA, op basis van de officiële loongegevens van de FOD Economie.
- Op deze pagina:
- 1. Belangrijkste resultaten
- 2. Inleiding
- 3. Methodologie
- 4. Resultaten
- 5. Hoe verlies je zoveel koopkracht?
- 6. Historisch hoge winstmarges voor bedrijven
- 7. Arizona-plannen
- 8. Bijlage: tabellen
1. Belangrijkste resultaten
Tussen begin 2021 en midden 2024 verloor een doorsnee werknemer in België 3.859 euro (bruto), omdat de lonen minder snel stegen dan de prijzen. Met andere woorden, als de lonen de inflatie volledig hadden bijgehouden, zou een doorsnee werknemer de afgelopen vier jaar 3.859 euro (bruto) meer hebben verdiend.
We kijken naar een voltijdse werknemer met een gemiddeld loon (zijnde 3.832 euro bruto eind 2020). Het verlies aan koopkracht komt neer op 2,40% van de gecumuleerde lonen tussen begin 2021 tot midden 2024, de periode die samenvalt met het mandaat van de Vivaldi-regering onder premier De Croo.
Dit loonverlies is terug te brengen tot drie belangrijke factoren:
de loonblokkering, met maximale loonmarges van:
0,4% voor de periode 2021-2022 (beslist bij Koninklijk Besluit van 30/07/2021)
0,0% voor de periode 2023-2024 (beslist bij Koninklijk Besluit van 13/05/2023)door loonsverhogingen op deze manier te blokkeren, konden de tekortkomingen van de automatische loonindexering (zie onder) niet worden gecompenseerd, en daalde de koopkracht van werkende mensen;
- de beslissing om de prijs van bepaalde producten zoals brandstof of alcohol uit de gezondheidsindex te weren, index die gehanteerd wordt voor de berekening van de automatische loonindexering;
- het feit dat de lonen maar met vertraging aan de levensduurte aangepast worden, voor een grote groep werknemers maar één keer per jaar, in januari; tussen het moment dat de prijzen stijgen enerzijds en lonen geïndexeerd worden anderzijds, ervaren werknemers koopkrachtverlies, dat zich over meerdere maanden kan opstapelen en vooral tijdens hoge inflatie aanzienlijk oplopen.
PVDA-volksvertegenwoordiger Peter Mertens reageert: “Een doorsnee werknemer heeft de afgelopen vier jaar een volledig maandloon aan koopkracht verloren. Dat is het harde gevolg van vier jaar loonblokkering, Deze cijfers stellen nu ook de partijen die onderhandelen over een nieuwe regering voor een cruciale vraag: durven zij, zoals voorgesteld in de supernota van formateur Bart De Wever, de loonblokkering verlengen tot 2027? Gaan ze echt verder morrelen aan de automatisch loonindexering? Wat blijft er dan nog over van hun beloftes om werken meer te doen lonen?”
2. Inleiding
In de komende periode onderhandelen werknemers en werkgevers over het volgende Interprofessioneel Akkoord (IPA), waarin onder andere de ‘loonnorm’ wordt vastgelegd voor de komende twee jaar. De ‘loonnorm’ is de maximale marge voor loonsverhogingen bovenop de indexaanpassingen.
De afgelopen vier jaar was het telkens de regering-De Croo die deze loonnorm bindend vastlegde. Voor de periode 2021-2022 besloot de regering loonsverhogingen bovenop de index te beperken tot maximaal 0,4%. Voor de periode 2023-2024 was de loonblokkering compleet met een loonnorm van 0,0%.
In voorliggend dossier willen we het bilan opmaken van dit beleid van loonblokkering. We onderzoeken in hoeverre deze maatregel de koopkracht van werkende mensen heeft aangetast, in het bijzonder in tijden van hoge inflatie zoals we die de afgelopen jaren hebben gekend.
3. Methodologie
Om te kijken in hoeverre de lonen de prijzen volgen, berekenen we de evolutie van de zogenaamde ‘reële lonen’, de lonen die gecorrigeerd zijn voor de inflatie. Stijgen de lonen sneller dan de inflatie, dan stijgt het reële loon. Stijgen de lonen minder snel dan de inflatie, dan daalt het reële loon.
Om de evolutie van de reële lonen in België te berekenen, analyseren we de indexcijfers van de cao-lonen voor arbeiders en bedienden1, elk kwartaal berekend door de FOD Werkgelegenheid2. Vervolgens vergelijken we de evolutie van de indexcijfers van de cao-lonen met de evolutie in de consumentenprijsindex (CPI). Stijgen de lonen minder snel dan de CPI, dan dalen de reële lonen. Omgekeerd, stijgen de lonen sneller dan de CPI, dan stijgen de reële lonen.
Indexcijfers van de cao-lonen van de FOD Werkgelegenheid
Op het einde van elk kwartaal berekent en publiceert de FOD Werkgelegenheid een indexcijfer van de cao-lonen voor arbeiders en bedienden. Deze cijfers kunnen geraadpleegd worden op de website van de FOD werkgelegenheid.3
Voor elke “cao-eenheid” (het paritair comité of subcomité) wordt een basisloon berekend dat gelijk is aan het gemiddelde van de lonen van de verschillende functies die in die overeenkomsten werden vastgelegd. In de meeste gevallen betreft het een eenvoudig rekenkundig (m.a.w. niet gewogen) gemiddelde tussen de verschillende niveaus waarin de cao voorziet.4 Vervolgens wordt voor elke cao-eenheid een waarneming gedaan van de evolutie van dat basisloon in vergelijking met het basisjaar.
De indexering is een van de componenten van deze indexcijfers, samen met de cao-verhogingen – exclusief indexering – waarover in het paritair comité werd onderhandeld (en het effect van de arbeidsduur bij de arbeiders). De indexeringsmechanismen verschillen per paritair comité. De twee indexeringsreeksen die uit die twee indexcijfers voortvloeien, houden dan ook rekening met deze verschillende indexeringsmechanismen.
De indexcijfers van de cao-lonen worden aan het einde van elk kwartaal gepubliceerd. De indexering is dus de indexering die aan het einde van het kwartaal werd gemeten.
Op basis van de respectieve conventionele loonindexen voor arbeiders en bedienden berekenen we een geaggregeerde loonindex die het gewogen gemiddelde is van de index voor arbeiders en de index voor bedienden. De weging hangt af van de relatieve omvang van de loonmassa voor deze twee statuten. De relatieve weging is gebaseerd op RSZ-gegevens voor 2022 (73,37% bedienden en 26,63% arbeiders).
Periode
We bestudeerden twee periodes:
- Periode 1 : 4e kwartaal 2014 tot 4e kwartaal 2020
- Periode 2 : 4e kwartaal 2020 tot 2e kwartaal 2024
Methode
Basisloon periode 1 = Gemiddeld brutoloon van een voltijdse werknemer in 2014 = € 3 414 per maand, d.w.z. € 10 242 euro per kwartaal.
Basisloon periode 2 = Gemiddeld brutoloon van een voltijdse werknemer in 2020 = € 3 832 per maand, d.w.z. € 11 496 per kwartaal.
De verandering in de nominale lonen (NL) wordt berekend op basis van de driemaandelijkse indexcijfers van de cao-lonen (DICL).
Bijvoorbeeld, voor periode 2, NL kwartaal (T) = 11 496 * (DICL (T) / DICL (T0)
Periode 1: T0 4e kwartaal 2014 (begin van regering-Michel)
Periode 2: T0 4e kwartaal 2020 (begin van regering-Vivaldi)
Reële lonen (RL) worden berekend aan de hand van kwartaalgemiddelden van de consumentenprijsindex (CPI).
RL kwartaal T = NL (T) * (gemiddelde van prijsindexcijfers (T0) / gemiddelde van prijsindexcijfers (T))
Voor elk kwartaal wordt het verschil tussen reële lonen (T) en reële lonen (T0) berekend.
Periode 1: De som van de verschillen voor de hele periode 2015Q1 tot 2020Q4 wordt vergeleken met RL (T0) * 24 (24 kwartalen in de periode 2015Q1 tot 2020Q4).
Periode 2: De som van de verschillen voor de hele periode 2021Q1 tot 2024Q2 wordt vergeleken met RL (T0) * 14 (14 kwartalen in de periode 2021Q1 tot 2024Q4).
4. Resultaten
Over de periode van het eerste kwartaal van 2021 tot het tweede kwartaal van 2024 (wat overeenkomt met het mandaat van de Vivaldi-regering), lijdt een voltijdse werknemer die het gemiddelde loon (€ 3.832 bruto in 2020) ontvangt een cumulatief verlies van reëel loon van € 3.859. Dit komt overeen met een verlies van 2,40% van de cumulatieve lonen over de veertien kwartalen van de periode heen.
Ter vergelijking: over de periode van het eerste kwartaal van 2015 tot het vierde kwartaal van 2020 (wat overeenkomt met het mandaat van de Zweedse regering), lijdt een voltijdse werknemer met een gemiddeld loon (€ 3.414 bruto in 2014) een cumulatief verlies van reëel loon van € 3.803. Dit komt overeen met een verlies van 1,55% van de cumulatieve lonen over de 24 kwartalen van de periode.
Als we de periode van de Zweedse regering (inclusief de minderheidsregering en de regering van lopende zaken (09/12/2018 - 30/09/2020)) vergelijken met de Vivaldi-regering, zien we dat het cumulatieve verlies aan reële lonen groter is tijdens de Vivaldi-periode (-2,40%) dan tijdens de Zweedse periode (-1,55%).
5. Hoe verlies je zoveel koopkracht?
De automatische loonindexering is essentieel om de reële lonen van werkende mensen op peil te houden, maar volstaat niet. Het verlies in reële lonen kan inderdaad verklaard worden door:
- Het loonblokkeringsbeleid toegepast door de Vivaldi-regering;
- het feit dat de indexering niet wordt berekend op basis van de consumentenprijsindex, maar op basis van de gezondheidsindex, waarvan bepaalde producten, zoals brandstof, zijn geweerd;
- de tijdsspanne tussen prijsstijgingen enerzijds en de effectieve loonindexering anderzijds. Dit tijdsverschil resulteert in een verlies van reëel loon;
- de indexsprong onder de Zweedse regering.
Het beleid van loonblokkering was bijzonder hard onder Vivaldi, met marges voor maximale loonsverhogingen van 0,40% (voor de periode 2021-2022, beslist bij KB van 30/07/2021) en 0,00% (voor de periode 2023-2024, beslist bij KB van 13/05/2023).
De door de Vivaldi-regering toegepaste loonblokkering heeft veel schade berokkend omdat de tekortkomingen van de automatische loonindexering op het vlak van koopkrachtbescherming, niet konden rechtgetrokken worden.
Het verschil in prijsverhogingen en loonindexering is te wijten aan nog een aantal andere factoren:
- De gezondheidsindex wordt afgevlakt doordat men niet de gezondheidsindex van de huidige maand gebruikt voor de index, maar het gemiddelde van de indexen voor die maand en de drie voorgaande maanden.
- Lonen worden niet elke maand geïndexeerd. De indexeringsmechanismen bepalen ofwel dat je moet wachten tot een spilindex wordt overschreden, ofwel dat de indexering plaatsvindt op een vaste datum, meestal één keer per jaar (meestal 1 januari of 1 juli).
De Zweedse regering paste een indexsprong toe op 1 juli 2015 en legde een extreem lage loonmarge op voor 2015-2016: 0,00% in 2015 en 0,50% bruto + 30% netto in 2016. Voor 2017-2018 werd de loonmarge vastgesteld op 1,10%. Na een algemene staking in gemeenschappelijk vakbondsfront, geldt hetzelfde voor de periode 2019-2020.5
De Vivaldi-regering heeft geen indexsprong toegepast, maar een loonmarge van bijna nul opgelegd: 0,4% voor 2021-2022 en 0% voor 2023-2024..
Hieruit blijkt dat reële lonen alleen kunnen worden gehandhaafd door automatische loonindexering te combineren met loonstijgingen (exclusief indexering). Als men aan een van beide raakt, gaat het reële loon meteen naar beneden.
Ter info: maximale loonmarges onder de Zweedse regering en de Vivaldi-regering
6. Historisch hoge winstmarges voor bedrijven
Is er wel ruimte voor loonsverhogingen? De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) geeft het antwoord in een rapport van juli dit jaar: ”In many countries, there is still room for profits to absorb some further wage increases, especially as there are no signs of a price-wage spiral.”6 De winstmarges van heel wat grote bedrijven bieden met andere woorden voldoende ruimte voor loonsverhogingen.
Dat blijkt ook uit een studie van de Nationale Bank van november 20237, die aantoont dat de bedrijven in België historisch hoge winstmarges blijven boeken. Op basis van de macro-economische statistieken concludeert de Nationale Bank dat “de brutowinstmarges van Belgische bedrijven op lange termijn een opwaartse trend vertonen, met een aanzienlijke versnelling vanaf 2014. Ook na de daling vanaf 2022 die wordt waargenomen in de recentste statistieken blijven ze nog steeds op een zeer hoog niveau”.
De brutomarges schommelden rond 36% in de periode 1995-2000, maar vertonen sindsdien een stijgende trend, tot ongeveer 44% in 2021. De voorbije twee jaar is de winstmarge wat gezakt, maar in historische termen is ze nog altijd relatief hoog. In de periode 2014-2021 zijn de winstmarges aanzienlijk meer gestegen in België dan in de drie grootste buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Een belangrijke motor voor de stijgende winstmarges, is een voortdurend verbeterende productiviteit, enerzijds, gecombineerd met loonmatiging, anderzijds. Dat zorgt, aldus de Nationale Bank, voor “een dalend aandeel van de lonen in het nationale inkomen”, m.a.w. een steeds kleiner deel van de geproduceerde rijkdom komt bij de werkende mensen terecht.
De Nationale Bank schrijft deze evolutie toe aan een expliciete politieke keuze, en verwijst in het bijzonder naar “verschillende beleidsmaatregelen om het kostenconcurrentievermogen van Belgische bedrijven te verbeteren, zowel via de loonnormen (die de reële loonstijging beperken) als via ad-hocmaatregelen in de periode na 2014, zoals de tijdelijke opschorting van de indexeringsmechanismen en de verlagingen van de door de werkgever betaalde socialezekerheidsbijdragen”
7. Arizona-plannen
Het Arizona-plan om onze lonen af te breken
Één: morrelen aan de automatische loonindexering
Uit de ‘supernota’ van Arizona:
“We zorgen ervoor dat we de trend in de inflatie op het algemene prijsniveau correct weergeven door de afgevlakte gezondheidsindex te baseren op de gemiddelde waarden van de index over de afgelopen 12 maanden.”
Tegenwoordig dient de “afgevlakte gezondheidsindex” om de lonen te indexeren. De afgevlakte index wordt verkregen door de gemiddelde gezondheidsindex van de afgelopen 4 maanden te nemen en te vermenigvuldigen met 0,98. Het voorstel hier luidt om het over 12 maanden uit te smeren. Hiermee willen ze het indexeringsmechanisme vertragen en beperken: onze lonen zullen geen gelijke tred houden met de prijsstijgingen en onze koopkracht zal dalen.
Concreet:
- In december 2024 zal de afgevlakte gezondheidsindex (4 maanden) 130,29 bedragen (tegenover 125,91 in december 2023).
Jaarlijkse loonindexering van 3,47%. - In december 2024 zal de afgevlakte gezondheidsindex (12 maanden) 129,41 bedragen (tegen 125,91 in december 2023).
Jaarlijkse loonindexering van 2,78%. - Als de nieuwe afvlakkingsmethode in 2024 was toegepast, dan hadden de lonen in 2024 0,7% aan indexering ingeboet. Alleen al voor deze maatregel bedraagt het jaarlijkse verlies 341 euro bruto per jaar op een gemiddeld loon van 3.500 euro bruto..
Twee: De loonblokkering wordt verlengd tot minstens 2026
Uit de ‘supernota’ van Arizona:
“We houden vast aan het principe van de loonnormwet van 2017, zodat het concurrentievermogen van onze bedrijven op dit gebied op de lange termijn gewaarborgd is. We vragen de sociale partners om een fundamenteel advies op te stellen over de hervorming van de loonnormwet [...] tegen 31/12/2026. Binnen dit kader zal voldoende aandacht worden besteed aan het concurrentievermogen van onze ondernemers en de koopkracht van de werknemers.”
De voorbije jaren zijn de winstmarges van de Belgische niet-financiële ondernemingen gestegen van 36% naar 41%. Miljarden euro's zijn van de lonen in de zakken van de aandeelhouders terechtgekomen. Dat is voor een groot deel het gevolg van de loonnormwet. Arizona wil deze miljardentransfer voortzetten door de (in 2017 aangescherpte) loonwet van 1996 te handhaven. Ondanks een petitie met 100.000 handtekeningen en de veroordeling van de wet door de Internationale Arbeidsorganisatie, blijft de Arizona-coalitie elke vrije onderhandeling over de lonen blokkeren, tot grote vreugde van het VBO (Verbond van Belgische Ondernemingen).
Voor de periode na 2026 vraagt Arizona werkgevers en vakbonden om het eens te worden over een nieuwe versie van de wet. Ze voegt daaraan toe: de nieuwe versie van de wet moet “een fundamentele hervorming van de automatische indexering” bevatten. De werkgevers willen dus de automatische indexering en de mechanismen voor interprofessionele onderhandelingen afschaffen, terwijl de vakbonden net vragen om deze mechanismen te versterken en om de vrijheid om te onderhandelen over loonsverhogingen bovenop de index te herstellen. Bij onenigheid zal de huidige wet, die grotendeels ongunstig is voor werknemers, ofwel van kracht blijven of zonder de instemming van de vakbonden worden gewijzigd, met een radicale wijziging van het indexeringssysteem. De werkgevers hebben er dus geen enkel belang bij om over een compromis te onderhandelen. Opnieuw kiest Arizona de kant van de aandeelhouders.
8. Bijlage: tabellen
Periode Zweedse regering
Kwartaal | Gemiddelde CPI/ kwartaal (2013 = 100) | Indexcijfers cao-lonen (2010 = 100) | Nominaal mediaan brutoloon geïndexeerd / kwartaal | Reëel brutoloon / kwartaal indexcijfers cao-lonen | Verschil reëel loon | Verschil reëel loon | Reëel brutoloon/ kwartaal 2014Q4 = 100 |
2014Q4 | 100,10 | 108,95 | 10.242,00 | 10.242,00 | 0,00 | 0,00 % | 100,00 |
2015Q1 | 100,14 | 108,95 | 10.242,25 | 10.237,48 | -4,52 | -0,04 % | 99,96 |
2015Q2 | 100,86 | 108,99 | 10.246,01 | 10.168,80 | -73,20 | -0,71 % | 99,29 |
2015Q3 | 101,08 | 109,02 | 10.248,39 | 10.148,69 | -93,31 | -0,91 % | 99,09 |
2015Q4 | 101,53 | 109,02 | 10.248,64 | 10.103,96 | -138,04 | -1,35 % | 98,65 |
2016Q1 | 101,94 | 109,08 | 10.254,15 | 10.069,06 | -172,94 | -1,69 % | 98,31 |
2016Q2 | 103,01 | 109,51 | 10.294,83 | 10.003,99 | -238,01 | -2,32 % | 97,68 |
2016Q3 | 103,20 | 109,91 | 10.331,73 | 10.020,72 | -221,28 | -2,16 % | 97,84 |
2016Q4 | 103,43 | 109,94 | 10.335,18 | 10.002,10 | -239,90 | -2,34 % | 97,66 |
2017Q1 | 104,62 | 110,85 | 10.420,18 | 9.969,65 | -272,35 | -2,66 % | 97,34 |
2017Q2 | 104,98 | 111,41 | 10.473,01 | 9.986,16 | -255,84 | -2,50 % | 97,50 |
2017Q3 | 105,16 | 112,17 | 10.545,07 | 10.037,34 | -204,66 | -2,00 % | 98,00 |
2017Q4 | 105,57 | 112,28 | 10.555,35 | 10.008,10 | -233,90 | -2,28 % | 97,72 |
2018Q1 | 106,22 | 113,31 | 10.652,19 | 10.038,43 | -203,57 | -1,99 % | 98,01 |
2018Q2 | 106,87 | 113,64 | 10.682,90 | 10.005,51 | -236,49 | -2,31 % | 97,69 |
2018Q3 | 107,53 | 114,20 | 10.735,22 | 9.993,12 | -248,88 | -2,43 % | 97,57 |
2018Q4 | 108,34 | 114,94 | 10.805,35 | 9.983,50 | -258,50 | -2,52 % | 97,48 |
2019Q1 | 108,51 | 116,27 | 10.929,64 | 10.081,90 | -160,10 | -1,56 % | 98,44 |
2019Q2 | 108,90 | 116,34 | 10.937,09 | 10.052,64 | -189,36 | -1,85 % | 98,15 |
2019Q3 | 108,78 | 117,31 | 11.027,46 | 10.147,19 | -94,81 | -0,93 % | 99,07 |
2019Q4 | 108,92 | 117,43 | 11.039,54 | 10.144,95 | -97,05 | -0,95 % | 99,05 |
2020Q1 | 109,64 | 118,38 | 11.128,48 | 10.159,52 | -82,48 | -0,81 % | 99,19 |
2020Q2 | 109,50 | 118,64 | 11.152,67 | 10.194,93 | -47,07 | -0,46 % | 99,54 |
2020Q3 | 109,67 | 118,83 | 11.170,83 | 10.195,71 | -46,29 | -0,45 % | 99,55 |
2020Q4 | 109,53 | 119,32 | 11.217,16 | 10.251,08 | 9,08 | 0,09 % | 100,09 |
| Reëel loon | 242.004,53 | -3.803,47 | -1,55 % | |||
| Behoud reëel loon | 245.808,00 | -1,55 % |
Periode Vivaldi-regering
Kwartaal | Gemiddelde CPI per kwartaal (2013 = 100) | Indexcijfers cao-lonen (2010 = 100) | Nominaal mediaan brutoloon geïndexeerd per kwartaal ondexcijfers cao-lonen. | Reëel brutoloon per kwartaal ndexcijfers cao-lonen. | Verschil reëel loon | Verschil reëel loon % | Reëel brutoloon per kwartaal 2020-Q4 = 100 |
2020Q4 | 109,53 | 119,32 | 11.496,00 | 11.496,00 | 0,00 | 0,00 % | 100,00 |
2021Q1 | 110,23 | 119,77 | 11.538,53 | 11.465,25 | -30,75 | -0,27 % | 99,73 |
2021Q2 | 111,08 | 120,07 | 11.567,63 | 11.406,56 | -89,44 | -0,78 % | 99,22 |
2021Q3 | 112,54 | 120,60 | 11.618,87 | 11.307,78 | -188,22 | -1,64 % | 98,36 |
2021Q4 | 115,19 | 121,60 | 11.715,53 | 11.139,87 | -356,13 | -3,10 % | 96,90 |
2022Q1 | 119,03 | 125,09 | 12.051,72 | 11.090,16 | -405,84 | -3,53 % | 96,47 |
2022Q2 | 121,05 | 126,44 | 12.181,19 | 11.022,24 | -473,76 | -4,12 % | 95,88 |
2022Q3 | 124,11 | 128,43 | 12.373,44 | 10.919,56 | -576,44 | -5,01 % | 94,99 |
2022Q4 | 127,95 | 130,08 | 12.532,13 | 10.727,97 | -768,03 | -6,68 % | 93,32 |
2023Q1 | 127,49 | 137,03 | 13.202,29 | 11.342,73 | -153,27 | -1,33 % | 98,67 |
2023Q2 | 127,08 | 137,21 | 13.219,48 | 11.394,14 | -101,86 | -0,89 % | 99,11 |
2023Q3 | 128,50 | 137,94 | 13.289,96 | 11.328,30 | -167,70 | -1,46 % | 98,54 |
2023Q4 | 129,00 | 138,57 | 13.350,62 | 11.335,32 | -160,68 | -1,40 % | 98,60 |
2024Q1 | 130,94 | 140,15 | 13.502,60 | 11.294,79 | -201,21 | -1,75 % | 98,25 |
2024Q2 | 131,52 | 140,96 | 13.580,57 | 11.310,20 | -185,80 | -1,62 % | 98,38 |
Totaal 2014Q4 tot 2024Q2 |
| Reëel loon |
|
|
| ||
| Behoud reëel loon | 160.944,00
|
|
|
|
1 Cao-lonen zijn lonen die onder een collectieve arbeidsovereenkomst vallen. Het gaat over de overgrote meerderheid (meer dan 90%) van de lonen in België
2 https://www.ccecrb.fgov.be/dpics/fichiers/2020-11-03-10-11-21_doc190020nl.pdf
3 https://werk.belgie.be/nl/statistieken
Selecteer: Thematische indicatoren\Conventionele lonen en arbeidsduur\Index van de conventionele arbeiderslonen
Het gaat over volgende bestanden:
ICL03 - Evolutie basis 2010 Arbeiders
ICL04 - Evolutie basis 2010 Bedienden
4 Met andere woorden, de verschillende functies en de verschillende niveaus binnen het barema
5 In eerste schattingen was de marge vastgesteld op 0,8%. Na de algemene staking van 13 februari en aan de vooravond van de verkiezingen in juni 2019 durfde de regering het niet aan om een lagere marge voor te stellen dan in de vorige periode. De marge werd uiteindelijk vastgesteld op 1,1%.
6 https://www.oecd.org/en/publications/oecd-employment-outlook-2024_ac8b3538-en.html
7 https://www.nbb.be/nl/artikels/de-evolutie-van-de-winstmarges-van-bedrijven-en-inflatie-0