We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Pensioenprivileges ministers en parlementsleden blijven verder bestaan

Een van de centrale assen van de pensioenhervorming van de Arizona-regering is de zogenaamde “harmonisering van de pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen”. In de feiten gaat het over een grote verlaging van het pensioen van de ambtenaren en besparingen op de pensioenen van de werknemers en zelfstandigen. Maar over één beroepscategorie blijven de Arizona-partijen muisstil: de beroepspolitici.

donderdag 3 april 2025

Premier De Wever en minister van Pensioenen Jambon in gespek in de Kamer

Samenvatting

Een van de centrale assen van de pensioenhervorming van de Arizona-regering is de zogenaamde “harmonisering van de pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen”. In de feiten gaat het over een grote verlaging van het pensioen van de ambtenaren en besparingen op de pensioenen van de werknemers en zelfstandigen. Maar over één beroepscategorie blijven de Arizona-partijen muisstil: de beroepspolitici. 

Het pensioen voor ministers en parlementsleden bevat nog steeds grote privileges, niet alleen in vergelijking met werknemers en zelfstandigen, ook in vergelijking met ambtenaren. Dit zijn de zes voordelen op een rij:

1. Ministers en parlementsleden die vandaag 55 jaar zijn of acht jaar gezeteld hebben vóór 2014, kunnen het pensioenbedrag dat ze hebben opgebouwd vóór 1 juni 2014 nog altijd opnemen vanaf 60 jaar. Ook al hebben ze véél minder dan 42 jaar gewerkt in hun hele loopbaan. Ministers en parlementsleden die hebben gezeteld vóór 2019 kunnen het pensioenbedrag dat ze hebben opgebouwd vóór dat jaar nog steeds opnemen vanaf 62 jaar, zonder verdere voorwaarde inzake aantal gewerkte jaren. Werknemers, zelfstandigen en ambtenaren kunnen pas met vervroegd pensioen gaan na 42 gewerkte jaren (met enkele uitzonderingen voor ambtenaren met een zwaar beroep, die stapsgewijs verdwijnen).

2. Het pensioen van ministers en parlementsleden wordt nog steeds berekend op basis van hun allerlaatste loon, dit is de bruto parlementaire vergoeding die momenteel 9.464 euro bedraagt. Voor ambtenaren wordt het pensioen berekend op het gemiddeld loon (wedde) van de laatste 10 jaar. Het pensioen van werknemers en zelfstandigen wordt berekend op het gemiddeld loon (of beroepsinkomen) van de laatste 45 jaar: ook de kleine loontjes en beroepsinkomsten helemaal aan het begin van hun loopbaan tellen mee en trekken het pensioen serieus naar beneden.

3. Het pensioen van ministers en parlementsleden wordt nog steeds volledig geïndexeerd. Het pensioen van ambtenaren wordt vanaf 1 juli 2025 niet meer geïndexeerd voor het bedrag dat het maximumpensioen van werknemers overschrijdt. Minister Jambon gaf woensdag 2 april in de commissie Sociale Zaken aan dat de indexstop ook voor parlementsleden en ministers zou gelden. Al is het afwachten of er effectief een meerderheid is binnen de regering voor deze maatregel.

4. Ministers en parlementsleden bouwen verder pensioen op tijdens de volledige periode die gedekt wordt door hun afscheids- of uittredingsvergoeding. Ambtenaren en werknemers met een betrekking van bepaalde duur hebben geen recht op een afscheids- of uittredingsvergoeding, maar op een werkloosheidsuitkering. Die periode kan aanleiding geven tot een pensioenmalus. De periode waarin een parlementslid een afscheidsvergoeding ontvangt, wordt gelijkgesteld voor de pensioenmalus. Dat is niet het geval voor wie een werkloosheidsuitkering ontvangt.

5. Elk jaar in de maand mei krijgen ministers en parlementsleden 92% uitbetaald van hun parlementair pensioen als vakantiegeld. Bij gepensioneerde werknemers bedraagt het vakantiegeld rond de 1.200 euro (≈ 72% van het gemiddeld bruto werknemerspensioen). Bij ambtenaren, onder bepaalde voorwaarden, rond de 350 euro (≈ 10% van het gemiddeld bruto ambtenarenpensioen). Zelfstandigen hebben geen recht op vakantiegeld.

6. Ministers en parlementsleden kunnen een overlevingspensioen cumuleren met een parlementaire wedde of een rustpensioen tot aan het Wijninckx-plafond. Bij werknemers, zelfstandigen en ambtenaren zijn de cumulatiegrenzen veel lager. Daarnaast kunnen ook wettelijk samenwonenden van parlementsleden een overlevingspensioen krijgen. Dat is niet het geval bij werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. 

1. Recht op pensioen vanaf 60 jaar

Politici die al langer in het parlement zetelen, kunnen hun pensioen nog altijd opnemen vanaf 60 jaar. Dat voorziet artikel 3 §3 van het reglement van de vzw ‘Pensioenen van volksvertegenwoordigers’.

Ministers en parlementsleden die vandaag al 55 jaar zijn OF die 8 jaar gezeteld hebben vóór 1 juni 2014 mogen het pensioenbedrag dat ze hebben opgebouwd vóór 2014 nog altijd opnemen vanaf hun 60ste. Het bedrag dat ze mogen opnemen is aanzienlijk, omdat de ministers en de parlementsleden in die periode al een volledig parlementair pensioen opbouwden na 20 jaar. Ministers en parlementsleden die twee termijnen gezeteld hebben vóór 2014 kunnen dus vanaf 60 jaar aanspraak maken op een pensioen van 9.464 euro (referentiewedde) x 75 procent / 2 = 3.546 euro per maand.1

Ministers en parlementsleden die in het parlement gezeteld hebben tussen 1 juni 2014 en 1 juni 2019 kunnen vanaf 62 jaar het pensioenbedrag dat ze hebben opgebouwd voor die periode opnemen. Ook dat bedrag is aanzienlijk, omdat ministers en parlementsleden in die periode een volledig pensioen opbouwden na 36 jaar. Minister en parlementsleden die tussen 1 juni 2014 en 1 juni 2019 hebben gezeteld, kunnen dus vanaf 62 jaar aanspraak maken op een pensioen van 9.464 euro x 75 procent x 5/36 jaar = 1.314 euro per maand. Dat bedrag komt bovenop het bovenstaande bedrag voor de ministers en parlmentsleden die al verkozen waren vóór 1 juni 2014.

Concreet voorbeeld: Maggie De Block is volksvertegenwoordiger sinds juni 1999. In juni 2014 zat ze vijftien jaar in de Kamer en had ze al drie vierde van haar pensioen opgebouwd (180 / 240 maanden, zie artikel 3 §3 A pensioenreglement). In juni 2019 kwam daar nog eens 5/36ste bij (60 / 432 maanden, zie artikel 3 §3 B). Op 1 juni 2024 kwam daar nog eens 5/45ste bij (60 / 540 maanden). In totaal is dat een volledig pensioen: 180 / 240 + 60 / 432 + 60 / 540 = 540 / 540 = 1.

Maggie is beginnen werken in 1988. Op haar 62ste levensjaar, in juni 2024, had ze 36 jaar gewerkt. Ze kon op pensioen gaan met een volledig parlementair pensioen van 9.464 euro (referentiewedde) x 75 procent x 1 = 7.098 euro per maand. In 2030 heeft ze 42 jaar gewerkt en komt haar wettelijk pensioen voor de jaren dat ze gewerkt heeft als huisarts daar nog eens bovenop. Ze zal dan het maximumbedrag van 8.129 euro per maand krijgen.

In tegenstelling tot parlementsleden moeten werknemers en zelfstandigen minstens 42 jaar werken alvorens op pensioen te kunnen gaan. Een parlementslid dat 8 jaar gewerkt heeft vóór 1 juni 2014 of een parlementslid dat vijf jaar verkozen is geweest vóór 1 juni 2014 en vandaag al 55 jaar is, mag vanaf 60 jaar op pensioen gaan en alle opgebouwde rechten in het parlement reeds opnemen.

2. Berekening van het pensioen op het laatste loon

Een van de maatregelen die de Arizona-regering naar voren schuift om het pensioenstelsel van de ambtenaren om te bouwen naar dat van de werknemers en de zelfstandigen, is de verlenging van de zogenaamde “referentiewedde”. Dat is het loon waarop het pensioen berekend wordt.

  • Voor werknemers en zelfstandigen wordt het pensioen berekend op het gemiddeld loon en beroepsinkomen over héél de loopbaan (45 jaar). Dus ook de kleine loontjes helemaal aan het begin van de loopbaan worden mee in rekening genomen.
  • Voor ambtenaren wordt het pensioen berekend op het gemiddeld loon (wedde) van de laatste tien jaar. Bij de berekening van het gemiddelde over de laatste 10 jaar is er géén indexaanpassing. Het jaarloon in de desbetreffende jaren, zonder indexering, wordt opgeteld en gedeeld door tien.2 Vanaf 2027 wil de Arizona-regering de berekeningstermijn voor de ambtenaren jaarlijks met één jaar verlengen. In 2062 zou de termijn dan 45 jaar bedragen, zoals bij werknemers en zelfstandigen. Het gevolg is dat de referentiewedde stelselmatig lager komt te liggen, waardoor de pensioenen dalen.
  • Voor ministers en parlementsleden wordt het pensioen berekend op het laatste loon, dat is de huidige parlementaire vergoeding. Volgens het statuut van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers3 bedraagt de bruto parlementaire vergoeding, aan het huidige indexcijfer van 2,1223, precies 9.464 euro. Sinds 2012 wordt op de parlementaire vergoeding 5 procent afgehouden, maar dat geldt niet voor de pensioenen. Het maximale pensioenbedrag, uitbetaald door de vzw “Pensioenen van de volksvertegenwoordigers”, bedraagt dus € 7.098.
     


 

Werknemers en
zelfstandigen

Statutaire ambtenaren

Parlementsleden

Percentage

60%

75%

75%

Referentiewedde

Hele loopbaan (geherwaardeerd)

10 jaar (niet geherwaardeerd)

Laatste wedde

Volledig pensioenbedrag

Na 45 jaar

Na 45 jaar4

Na 20 / 36 / 45 jaar5

Om het verschil te illustreren maken we een simulatie (zie bijlage) waarin we het huidige ambtenarenpensioen en parlementair pensioen vergelijken.

In dit fictief voorbeeld hebben zowel de ambtenaar als het parlementslid in 2016 een wedde van 5.000 euro aan indexcijfer 1. Ze zitten beiden in de laatste 10 jaar van hun carrière. Op 1 januari 2026 zullen ze allebei op pensioen gaan. De ambtenaar zit al sinds 2016 in de hoogste anciënniteitschaal. Elk jaar is er een indexering van de weddes van 2%.

Doordat de referentiewedde van de ambtenaar berekend wordt op de laatste 10 loopbaanjaren en bij het parlementslid enkel de actuele parlementaire vergoeding van tel is, ligt de referentiewedde van het parlementslid 500 euro hoger dan die van de ambtenaar. Hierdoor zal het parlementslid maandelijks 375 euro bruto meer pensioen ontvangen. Op basis van deze simulatie kunnen we besluiten dat parlementsleden de meest voordelige pensioenberekening hebben.

3. Verdere indexering van het volledige pensioen

De indexering van het wettelijk pensioen van ambtenaren en van gemengde loopbanen wordt tijdelijk beperkt tot de bovengrens in het werknemerspensioen. Tijdens deze periode is er ook geen indexering van het absoluut plafond voor de ambtenaren (Wijninckx-plafond).”  - Regeerakkoord (p. 53)

Volgens de plannen van Jan Jambon (N-VA), minister van Pensioenen, zullen pensioenen boven € 5.030 bruto per maand vanaf 1 juli (tijdelijk) niet meer geïndexeerd worden.6

Politici zijn echter geen ambtenaren, werknemers of zelfstandigen. Zij hebben een eigen statuut. De regels rond hun pensioen worden bepaald in het reglement van de ‘vzw Pensioenen van de volksvertegenwoordigers’. Een vzw die bestaat uit de parlementsleden zelf.

Nergens in het regeerakkoord staat dat de indexering van het parlementair pensioen tijdelijk beperkt zal worden tot de bovengrens in het werknemerspensioen. In het pensioenreglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers is hier ook niets over terug te vinden.

Minister Jambon gaf woensdag 2 april in de commissie Sociale Zaken aan dat de indexstop ook voor parlementsleden en ministers zou gelden. Al is het afwachten of er effectief een meerderheid is binnen de regering voor deze maatregel.

4. Afscheidsvergoeding voor 100 procent gelijkgesteld

Na afloop van hun mandaat krijgen politici een afscheids- of uittredingsvergoeding. De periode waarin de uittredingsvergoeding uitbetaald wordt, telt mee als “gevalideerd mandaat” en geeft recht “op de opbouw van een parlementair pensioen”.7 Die maanden gelden met andere woorden als 100 procent gelijkgesteld voor de pensioenleeftijd en de berekening van het pensioenbedrag.

Wanneer daarentegen het tijdelijk contract van werknemers of ambtenaren afloopt, dan krijgen zij geen opzegvergoeding, maar een werkloosheidsuitkering.

In de plannen van de Arizona-regering worden periodes van werkloosheid niet meer gelijkgesteld voor bepaalde pensioenrechten:

1) Voor het pensioenbedrag worden momenteel de eerste drie maanden van een periode van werkloosheid gelijkgesteld aan 100 procent van het laatste loon. Arizona wil periodes van werkloosheid van in het begin gelijkstellen aan een “beperkt fictief loon”, namelijk het gewaarborgd minimumloon.

2) Periodes van werkloosheid zullen niet gelijkgesteld worden voor de uitzondering op de pensioenmalus. Hierdoor loop je het risico dat je pensioen vermindert met 5 procent voor élk jaar dat je vóór je 67ste met pensioen gaat.

3) Vanaf 2031 worden gelijkgestelde periodes (waaronder dus periodes van werkloosheid) die meer dan 20 procent uitmaken van de loopbaan niet langer meegeteld voor de berekening van het pensioen.

Voor de bovenstaande drie maatregelen wordt de afscheidsvergoeding die politici ontvangen wel voor 100 procent gelijkgesteld en heeft dus geen negatieve impact op hun pensioenbedrag of pensioenleeftijd.

5. Vakantiegeld gelijk aan 92 procent

Elk jaar in de maand mei krijgen gepensioneerde politici vakantiegeld uitbetaald. Dat vakantiegeld bedraagt 92% van het totale bedrag van het pensioen van de maand maart (artikel 16 Pensioenreglement Volksvertegenwoordigers).

Gepensioneerde werknemers ontvangen een vast bedrag aan vakantiegeld. De hoogte van het bedrag hangt af van het soort pensioen dat de werknemer krijgt:

  • 1.195,35 euro bruto (pensioen alleenstaande of overlevingspensioen) = ongeveer 72% van het gemiddeld bruto werknemerspensioen;
  • 1.494,19 euro bruto (gezinspensioen).

Gepensioneerde ambtenaren kunnen vakantiegeld ontvangen onder bepaalde voorwaarden. De hoogte van het bedrag hangt af van het soort pensioen dat de ambtenaar krijgt:

  • 330,18 euro (pensioen alleenstaande, overlevingspensioen of weespensioen) = ongeveer 10% van het gemiddeld bruto ambtenarenpensioen;
  • 440,25 euro (gezinspensioen).

Zelfstandige gepensioneerden hebben geen recht op vakantiegeld.

6. Overlevingspensioen

Een overlevingspensioen is een pensioen voor de nabestaanden na een overlijden.

Je kan dat overlevingspensioen niet zomaar combineren met beroepsinkomsten of een rustpensioen. Er bestaan namelijk cumulatiegrenzen. De grenzen voor parlementsleden zijn een pak voordeliger in vergelijking met die van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren.

Parlementsleden kunnen hun rustpensioen cumuleren met een overlevingspensioen tot aan het Wijninckx-plafond (99 499,24 euro bruto per jaar). (art. 18)

Voor werknemers en ambtenaren gelden andere regels:

  • Je mag een rustpensioen met een overlevingspensioen (werknemer) combineren tot een grensbedrag dat vastgelegd is op 110 % van het bedrag van het overlevingspensioen voor een volledige loopbaan.
  • Je mag een overlevingspensioen (ambtenaar) combineren met één of meerdere rustpensioenen van een willekeurig pensioenstelsel (ambtenarenstelsel, werknemersstelsel …). Het bedrag van het overlevingspensioen mag echter niet hoger zijn dan het maximumbedrag. Dit bedrag is gelijk aan 55 % van de maximumwedde van de weddeschaal verbonden aan de laatste graad van de overleden ambtenaar

Ten tweede kunnen parlementsleden een overlevingspensioen combineren met hun parlementaire wedde tot aan het Wijninckx-plafond (99 499,24 euro bruto per jaar). (art. 19)

  • Werknemers, zelfstandigen en ambtenaren mogen slechts 20.000 a 40.000 euro bruto per jaar bijverdienen afhankelijk van hun leeftijd en het aantal kinderen ten laste.8

Daarbovenop kunnen mensen enkel een overlevingspensioen krijgen als ze gehuwd waren. In het geval van parlementsleden wordt het wettelijk samenwonen echter gelijkgesteld met het huwelijk en de wettelijk samenwonende partner met de echtgenoot/echtgenote.

 

1 Voor de toelichting bij de notie “referentiewedde”, zie hieronder.

2 Zie https://www.sfpd.fgov.be/nl/pensioenbedrag/berekening/verschillende-soorten-pensioenen/ambtenaren.

3 Zie https://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/depute/statuut%20van%20het%20lid.pdf.

4 Momenteel bestaan er nog uitzonderingen voor statutaire ambtenaren met een zwaar beroep. Dit heet de voordelige loopbaanbreuk. Arizona wil deze vanaf 2027 afschaffen.

5 Alle dienstjaren vóór 1 juni 2015 worden berekend op 20 jaar, alle dienstjaren tussen 1 juni 2019 en 1 juni 2024 op 36 jaar en vanaf 1 juni 2024 op 45 jaar. 

6 Zie https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/federaal/geen-indexering-meer-voor-pensioenen-van-meer-dan-5-000-euro/10599728.

7 Artikel 6 van het Pensioenreglement Volksvertegenwoordigers.

8 Zie https://www.sfpd.fgov.be/nl/pensioenbedrag/bijverdienen#overlevingspensioen