Belgische pensioenen gemiddeld 415 euro lager dan in de omliggende landen
Wie in België 42 jaar gewerkt heeft tegen een gemiddeld loon, heeft 1.663 euro pensioen. Dat is gemiddeld 415 euro minder dan in de omliggende landen. En de oorzaak? Ons minder voordelige pensioenstelsel.

Studie van de PVDA-studiedienst
door Kim De Witte
in samenwerking met Joppe Leybaert en Ben Van Duppen
Samenvatting
Een werknemer die in 2024 op zijn 65ste met pensioen ging na een loopbaan van 42 jaar met een gemiddeld loon, heeft in België recht op een wettelijk pensioen van 1.663 euro bruto per maand. In de omliggende landen heeft diezelfde werknemer met exact dezelfde loopbaan en hetzelfde inkomen, recht op een pensioen dat gemiddeld 415 euro hoger ligt.
De pensioenkloof met de omliggende landen is niet het gevolg van langer of minder lang werken, want iedereen in deze vergelijking werkt exact even lang en verdient precies evenveel.
De oorzaak is het pensioenstelsel dat veel minder voordelig is in ons land. Werknemers krijgen 60 procent van hun gemiddeld loon – ook de lage loontjes helemaal aan het begin van de loopbaan tellen mee – indien ze 45 jaar werken. In de omliggende landen wordt het pensioen van werknemers berekend op de laatste lonen, ligt het percentage hoger of ligt het aantal gewerkte jaren om aan een volledig pensioen te raken lager.
1. De Belgische pensioenen in vergelijking met de omliggende landen
Een werknemer die in 2024 op zijn 65ste met pensioen ging, na een loopbaan van 42 jaar met een gemiddeld loon, heeft in België recht op een wettelijk pensioen van 1.663 euro bruto per maand. Dat is een pak minder dan in Frankrijk, Oostenrijk, Luxemburg en Nederland.
Om de pensioenkloof te berekenen, vergelijken we het bedrag waar een werknemer met een identieke loopbaan en hetzelfde inkomen recht op heeft in België en in vijf omliggende landen.
We vertrekken vanuit het voorbeeld van een mannelijke werknemer, vader van twee kinderen, die begin 2024 op 65-jarige leeftijd met pensioen is gegaan. De man voldoet aan de volgende kenmerken:
- geboren op 1 januari 1959;
- na zijn studies beginnen werken op 1 januari 1982 (op 23-jarige leeftijd);
- aan een eerste jaarloon van 8.100 euro (dat was toen ongeveer 324.000 BEF);
- zijn loon steeg elk jaar gemiddeld met 5 procent (2,5 procent inflatie en 2,5 procent reële loonstijging, promoties en jobwijzigingen inbegrepen);
- in 2023 verdiende hij een jaarloon van 57.000 euro (na 42 gewerkte jaren);
- huidige gezinstoestand: alleenstaande (geen kinderen, noch echtgenote ten laste).
De man in dit voorbeeld heeft, op basis van de huidige pensioenwetgeving in de verschillende landen, recht op de volgende maandelijkse brutobedragen (voor de gedetailleerde berekening, zie de rekentabellen):
| Pensioenbedragen (bruto, per maand) | Verschil met België (euro) | Verschil met België (procent) |
België1 | € 1.662,97 | / | / |
Duitsland2 | € 1.475,52 | - € 187,45 | - 11% |
Frankrijk3 | € 2.026,50 | + € 363,53 | + 22% |
Oostenrijk4 | € 2.202,31 | + € 539,34 | + 32% |
Luxemburg5 | € 2.244,82 | + € 581,85 | + 35% |
Nederland6 | € 2.439,25 | + € 776,28 | + 47% |
Gemiddeld pensioen in de omliggende landen | € 2.077,68 | + € 414,71
| + 25% |
Conclusie: bij een gelijke loopbaan en een gelijk inkomen liggen de pensioenen in België gemiddeld 415 euro lager dan in de omliggende landen. De ‘pensioenkloof’ tussen België en de omliggende landen bedraagt dus 415 euro of 25 procent.
2. Oorzaak van de pensioenkloof: de verschillende pensioenstelsels
De lage pensioenen in België worden vaak verklaard door de lengte van de loopbanen. De bovenstaande vergelijking toont evenwel aan dat een werknemer met exact evenveel loopbaanjaren en exact hetzelfde loon in België recht heeft op een lager pensioen dan in Frankrijk, Oostenrijk, Luxemburg en Nederland.
Dit laat zien dat de pensioenkloof niet wordt veroorzaakt door langer of minder lang werken, wel door het Belgische pensioenstelsel zelf.
- In België bedraagt het werknemerspensioen 60% van het gemiddelde loon na een loopbaan van 45 jaar. De pensioenformule is nadelig om drie redenen: 1° het gemiddelde loon wordt in aanmerking genomen, ook de loontjes van 45 jaar geleden tellen mee (die lonen worden geherwaardeerd, maar die herwaardering is onvolledig), 2° je moet 45 jaar werken voor een volledig pensioen (wie 42 jaar werkt krijgt slechts 42/45ste van zijn pensioen) en 3° je krijgt maar 60 procent. In de andere landen zijn de stelsels voor de werknemers voordeliger op een of meerdere criteria.
- In Frankrijk bestaat het wettelijk pensioen voor werknemers uit twee onderdelen. Het eerste deel is een basispensioen, dat 50% bedraagt van het gemiddelde loon over de 25 ‘beste jaren’: de jaren waarin je het hoogste inkomen had. Dit wordt aangevuld met een tweede deel, een bij wet verplicht aanvullend pensioen dat wordt berekend op basis van de bijdragen tijdens de loopbaan. Wie meer heeft bijgedragen, ontvangt een hoger aanvullend pensioen. Een werknemer in Frankrijk krijgt een volledig pensioen na 42 gewerkte jaren.
- In Oostenrijk krijgt een werknemer op de wettelijke pensioenleeftijd een pensioen van 80 procent van zijn gemiddeld geherwaardeerd inkomen over zijn hele loopbaan. Een volledige pensioenloopbaan is er gelijk aan 45 gewerkte jaren. De wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen in Oostenrijk is nog steeds 61 jaar en voor mannen 65 jaar.
- In Luxemburg is er een stevig minimumpensioen. Wie 40 jaar bijdraagt, ontvangt een minimumpensioen van 2.244,82 euro bruto. Daarnaast worden de pensioenen in Luxemburg berekend op basis van het aantal gewerkte jaren en de betaalde bijdragen.7
- In Nederland is er een heel ander pensioensysteem van toepassing. Onze noorderburen hebben een volksverzekering en een bij wet verplicht aanvullend pensioen. De volksverzekering (AOW) is gebaseerd op je woonplaats. Wie 50 jaar officieel in Nederland heeft gewoond, krijgt een vast AOW-bedrag. Wie slechts 40 of 20 jaar in Nederland heeft gewoond, krijgt vier of twee vijfde van dat bedrag. Voor een alleenstaande is het AOW-bedrag vandaag gelijk aan 1.580,92 euro bruto per maand8. Daarnaast beschikt Nederland over verplichte aanvullende pensioenen per sector. Volgens de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek in Nederland bedraagt de mediaan van dat verplicht aanvullend pensioen 858,33 euro bruto per maand.9 In totaal komt het Nederlandse pensioen voor een alleenstaande hiermee uit op 2.439,25 euro bruto per maand.
- Enkel in Duitsland ligt het pensioenbedrag vandaag lager dan in België. Dat is het gevolg van de invoering van het puntensysteem, sinds 2017 volledig van kracht bij onze oosterburen. Hierbij wordt het loon van een werknemer elk jaar vergeleken met het gemiddelde loon. Deze verhouding bepaalt het aantal pensioenpunten dat je voor dat jaar opbouwt. De geldwaarde van een pensioenpunt hangt af van verschillende factoren, zoals de verhouding tussen het aantal gepensioneerden en het aantal actieven. Voor elke maand dat je vóór de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen gaat, wordt je pensioen ook nog eens verminderd met een malus van 0,3%.10 Gevolg: de armoede onder de ouderen neemt toe. Maar liefst 16 miljoen Duitse gepensioneerden dreigen erin terecht te komen en moeten een beroep doen op de zogenaamde ‘noodhulp’.11
3. Niet alleen bruto, ook netto is er een grote pensioenkloof (OESO)
Hierboven hebben we de pensioenkloof berekend door de pensioenen in België te vergelijken met de omliggende landen op basis van een type voorbeeld van één werknemer die exact even lang werkt en exact evenveel verdient. De OESO berekent voor alle OESO-landen de zogenaamde ‘netto pensioenvervangingsratio’. Dat is de verhouding tussen het laatst verdiende nettoloon en het netto wettelijk pensioen.
De netto pensioenvervangingsratio wordt gedefinieerd als het individuele netto pensioenrecht in verhouding tot het netto inkomen vlak vóór pensionering. Hierbij wordt rekening gehouden met de personenbelasting en de sociale bijdragen die door werknemers en gepensioneerden worden betaald. Volgens de OESO geeft dit cijfer aan hoe ‘effectief’ een pensioenstelsel is, meer bepaald in welke mate het een pensioeninkomen biedt ter vervanging van het arbeidsinkomen dat vóór pensionering de belangrijkste inkomensbron is.
In de volgende tabel staan de netto pensioenvervangingsratio’s van de omliggende landen.12
Deze cijfers van de OESO bevestigen de pensioenkloof tussen België en de omliggende landen. In België ligt de vervangingsratio op 60,9% van het laatste loon, dat is een vijfde tot een derde slechter dan de andere landen. Enkel Duitsland doet slechter.
4. Bijlage – FAQ’s en methodologie
Veelgestelde vragen
Deze studie vertrekt van een specifieke casus (een werknemer die 42 jaar werkt met een gemiddeld loon). Geldt de pensioenkloof ook voor andere profielen?
Ja, de pensioenkloof geldt ook voor andere profielen. Het exacte bedrag van de kloof zal verschillen geval per geval, maar de oorzaak van de kloof ligt in het slechte pensioenstelsel voor werknemers in ons land. Een werknemer die 45 jaar werkt krijgt 60 procent van zijn gemiddeld loon. Wie 40 jaar werkt, krijgt 40/45ste x 60 procent = 53 procent van zijn gemiddeld loon. Dat is een erg laag pensioen.
Het gaat hier om brutobedragen, niet netto?
Inderdaad. Het onderzoek beperkt zich tot brutobedragen, omdat een netto-vergelijking te complex is door de specifieke tarieven en uitzonderingen in alle nationale wetgevingen. De cijfers van de OESO tonen evenwel aan dat de Belgische pensioenen ook netto een heel pak lager liggen dan in Nederland, Luxemburg, Oostenrijk en Frankrijk.
Kun je de pensioensystemen van België en de omliggende landen wel vergelijken?
Pensioensystemen zijn erg verschillend. Naast de verplichte stelsels zijn er in alle landen ook nog vrijwillige stelsels: aanvullend pensioensparen op initiatief van de werkgever, individueel pensioensparen, aankoop van een huis om tijdens de oude dag geen hoge huurgelden meer te moeten betalen, etc. Wij vergelijken door de wet verplichte pensioenen. Dat blijft in alle omliggende landen de belangrijkste bron van inkomen voor gepensioneerden.
De wettelijke pensioenen worden onbetaalbaar in België?
Er is één orgaan dat al meer dan 20 jaar de kost van de wettelijke pensioenen berekent, samen met de globale kost van onze sociale zekerheid en dat is de Studiecommissie voor de Vergrijzing. Volgens deze commissie spendeert België momenteel 11,2 procent van zijn jaarlijkse welvaart, het bbp, aan de pensioenen. Tegen 2070 zouden wij 13,7 procent van ons bbp aan de pensioenen uitgeven.13 Dat is nog altijd minder dan wat landen als Oostenrijk en Frankrijk vandaag al uitgeven aan hun pensioenen. Hoe kan dat dan onbetaalbaar zijn?
Methodologie
Bij deze studie zitten de rekentabellen per land. Hieronder een korte uitleg bij elke berekening.
Zo bereken je het pensioen in België:
Stap 1: We nemen het jaarloon van onze typewerknemer
Stap 2: We vergelijken het totale loon op jaarbasis met het loonplafond; als het totale loon op jaarbasis meer bedraagt dan het loonplafond dan beperken we het totale loon tot dit plafond.
Stap 3: We herwaarderen het totale loon op jaarbasis met de herwaarderingscoëfficient.
Stap 4: We delen elk jaar door 45 (normale loopbaanduur als werknemer).
Stap 5: We vermenigvuldigen met 60%.
De pensioenopbrengsten van elk jaar tellen we op. Dit is het pensioen dat onze typewerknemer jaarlijks zal ontvangen.
Zo bereken je het pensioen in Duitsland:
Maandelijks pensioenbedrag = Entgelpunkte x Zugangsfaktor x geldwaarde pensioenpunt x Rentenfaktor
Het aantal Entgeltpunkte voor een loopbaanjaar is gelijk aan het jaarloon van de typewerknemer gedeeld door het gemiddeld loon van dat jaar. We tellen alle verzamelde punten op. Nadien vermenigvuldigen we dit met de Zugangsfaktor. Dit is een malus die 0,003 bedraagt voor elke maand dat je sneller op pensioen gaat dan de wettelijke pensioenleeftijd. Voor ons typevoorbeeld bedraagt de wettelijke pensioenleeftijd 66 jaar en 2 maanden. De Zugangsfaktor bedraagt dus 0,958 (14 x 0,003). Vervolgens vermenigvuldigen we de uitkomst met de waarde van een pensioenpunt in 2024, die bedroeg toen 39,32 euro. Ten slotte vermenigvuldigen we met de Rentenfaktor (1). Deze factor hangt af van het soort pensioen, bijvoorbeeld rustpensioen (1) of weduwepensioen (0,6).
Zo bereken je het pensioen in Frankrijk:
Het pensioen van een werknemer in Frankrijk bestaat uit twee delen.
1) Het basispensioen. Voor de berekening van het basispensioen kijken we naar de ‘beste’ 25 jaar, dat zijn de jaren waarin de werknemer het meest verdiende. Bij ons voorbeeld zijn dat de jaren 1999 tot en met 2023. De som van de jaarlonen vormen de opgebouwde pensioenrechten. We delen deze door 25 om tot een gemiddelde te komen. Dat gemiddelde vermenigvuldigen we met 50% om tot het wettelijk basispensioen op jaarbasis te komen.
2) Het complementair pensioen. Dit is een complementair pensioen gebaseerd op verplichte bijdragen doorheen de loopbaan. Dit varieert van persoon tot persoon. We nemen daarom het gemiddeld complementair pensioen van een man. Dat bedroeg in 2022 594 euro. Rekening houdend met inflatie bedraagt dit 620 euro in 2024.
Optioneel: Dat komt overeen met onze eigen berekening. Het gemiddeld jaarloon in Frankrijk bedraagt 40.000 euro. Dat levert 123 pensioenpunten op. Na 42 jaar bouw je 5.160 punten op. Wat leidt tot een maandelijks aanvullend pensioen van 618,60 euro per maand (waarde punt = 1,44 euro).
Zo bereken je het pensioen in Oostenrijk:
Het Oostenrijks systeem werkt sinds 2005 met een pensioenrekening. De opgebouwde rechten voor 2005 werden gestort als startkrediet op de pensioenrekening. Voor 2005 werd elk jaar 2% van het geherwaardeerd jaarloon omgezet in opgebouwde pensioenrechten. In die filosofie had je na 40 jaar een volwaardig pensioen (80% van het gemiddeld loon). Sinds 2005 moet je 45 jaar werken voor een volledig pensioen, daardoor verlaagt de procentuele bijdrage naar 1,78% (1,78%*45=80%).
Onze berekening voor de opgebouwde pensioenrechten van een loopbaanjaar verloopt als volgt:
(Jaarloon x Aufwertungsfaktor (herwaarderingscoëfficient) x procentueel krediet (2% tot en met 2004, 1,78% vanaf 2005)
We tellen al het verworven krediet op en delen het door 14. In Oostenrijk worden de pensioenen 14 keer per jaar uitbetaald. Dit vormt het pensioenbedrag in Oostenrijk. In onze voorstelling werd dit omgerekend naar een maandelijks pensioenbedrag om de vergelijking met België te vereenvoudigen.
Zo bereken je het pensioen in Luxemburg:
In Luxemburg mag het minimumpensioen na 40 jaar werk niet onder 90% van het ‘montant de référence’ liggen. De formule van het minimumpensioen ziet er als volgt uit:
Minimumpensioen op jaarbasis = montant de référence x 90% x (aantal loopbaanjaren/40) x indexcijfer x herwaarderingsfactor.
Begin 2024 bedroeg het ‘montant de référence’ 2.085 euro. Het indexcijfer bedroeg 9,4443. De herwaarderingsfactor 1,52. Dat brengt een minimumpensioen van 2.244,82 euro op.
Zo bereken je het pensioen in Nederland:
De AOW-uitkering bedraagt 1580,92 euro bruto voor een alleenstaande. Het verplicht aanvullend pensioen verschilt van persoon tot persoon. We nemen daarom de mediaan volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek in Nederland. Die is gelijk aan 10.300 euro per jaar of 858,33 euro per maand (bruto). De som van de twee cijfers geeft een inschatting van het verplichte pensioen in Nederland.
1 Berekend op basis van de huidige toepasselijke pensioenwetgeving, zoals beschreven door de Federale Pensioendienst (http://www.sfpd.fgov.be).
2 Berekend op basis van de huidige toepasselijke pensioenwetgeving, zoals beschreven door de Deutsche Rentenversicherung (http://www.deutsche-rentenversicherung.de en https://www.hansemerkur.de/altersvorsorge-rente/rentenpunkte).
3 Berekend op basis van de huidige toepasselijke pensioenwetgeving, zoals beschreven door de Centrale infobank op https://www.service-public.fr/particuliers/vosdroits/F21552 en https://www.agirc-arrco.fr/nous-connaitre/nos-etudes-et-publications/donnees-chiffrees/nouveaux-retraites/.
4 Berekend op basis van de huidige toepasselijke pensioenwetgeving, zoals beschreven door de Oostenrijkse Arbeidskamer (https://www.arbeiterkammer.at/beratung/arbeitundrecht/pension/pensionsformen/Alterspension.html).
5 Berekend op basis van de huidige toepasselijke pensioenwetgeving, zoals beschreven door de Caisse nationale d’assurance pension (http://www.cnap.lu/les-pensions/pension-de-vieillesse/calcul-du-montant-de-la-pension/).
6 Berekend op basis van de huidige toepasselijke pensioenwetgeving, zoals beschreven door de Sociale verzekeringsbank (https://www.svb.nl/nl/aow/bedragen-aow/aow-bedragen ).
7 CNAP. Calcul de la pension de vieillesse. Geraadpleegd op https://cnap.public.lu/fr/pensions/pension-vieillesse-65/pension-vieillesse-651.html.
8 Berekend op basis van de huidige toepasselijke pensioenwetgeving, zoals beschreven door de Sociale verzekeringsbank (https://www.svb.nl/nl/aow/bedragen-aow/aow-bedragen).
9 Centraal Bureau voor de Statistiek. Mediaan bruto aanvullend pensioen 2000-2022. Geraadpleegd op https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2024/45/mediaan-bruto-aanvullend-pensioen-2000-2022.
10 Ageing Report: Fiche Duitsland (2024). Geraadpleegd op https://economy-finance.ec.europa.eu/document/download/e8f41d38-6d27-45b4-8919-c9348720fcfc_en?filename=2024-ageing-report-country-fiche-Germany.pdf.
11 Zie onder meer https://www.jungewelt.de/artikel/490740.rente-und-altersarmut-16-millionen-menschen-droht-altersarmut.html, https://www.zeit.de/gesellschaft/2024-11/mehr-aeltere-menschen-von-armut-betroffen en https://www.zeit.de/gesellschaft/zeitgeschehen/2024-10/altersarmut-rente-sozialhilfe-bsw-statistisches-bundesamt.
12 https://www.oecd.org/en/data/indicators/net-pension-replacement-rates.html?oecdcontrol-00b22b2429-var3=2022&oecdcontrol-38c744bfa4-var1=FRA%7CBEL%7CDEU%7CNLD%7CLUX%7CAUT&oecdcontrol-381d079a02-var6=MEN
13 https://hogeraadvanfinancien.be/sites/default/files/publications/hrf_vergrijzing_2024_07.pdf