Zelfstandigen
We ondersteunen zelfstandigen en kleine bedrijven, want zij spelen een belangrijke rol in het lokale economisch en sociaal weefsel. De huidige en vorige regeringen voeren vooral een beleid op maat van multinationals, banken en commerciële giganten. Wij willen een eerlijk beleid waarbij de grootsten ook het meeste bijdragen. We stimuleren lokale handel en zorgen dat overheidssteun in de eerste plaats naar zelfstandigen en kleine ondernemers gaat. En we geven hen eindelijk een degelijke sociale bescherming.
We streven ernaar om het leven van de zelfstandigen en kleine ondernemers makkelijker te maken en om hun dynamiek en creativiteit te beschermen. Zelfstandigen zijn niet alleen belangrijke economische spelers, maar hebben dikwijls ook een sociale rol in hun buurt. Ze zijn ook innovators. Eind 2022 waren er 1.257.356 zelfstandige ondernemers en helpers aangesloten bij sociale verzekeringsfondsen. Hun aantal groeide in de voorbije tien jaar. In 2022 kwamen er zelfs twee procent bij. Het aandeel van de zelfstandigen in het geheel van de tewerkstelling bedraagt nu 14 procent.
De levensomstandigheden van veel zelfstandigen, vakmannen en vakvrouwen, zijn vergelijkbaar met die van werknemers. Alleen een beperkte groep zelfstandigen komt heel goed rond en is welgesteld. De sterkste 20 procent van de zelfstandigen strijkt twee derde van het totale inkomen van alle zelfstandigen op. Dat cijfer zegt genoeg.
Het zijn de zelfstandigen en de kleinste ondernemingen (1 tot 10 werknemers) die de zwaarste omzetverliezen leden tijdens de coronacrisis. Terwijl er veel steun vloeide naar de grootste bedrijven, moesten de kleinste ondernemingen alles zelf proberen te rooien. Zowat alle bedrijfstakken hadden het moeilijk maar de crisis sloeg vooral hard toe in de horeca, de evenementensector (kunst, amusement en recreatie) en vervoer en logistiek. Terwijl op nationaal niveau het aantal faillissementen daalde ten opzichte van 2019, is het aantal faillissementen in 2022 bij zelfstandigen het hoogste van de afgelopen tien jaar.
8 op de 10 zelfstandigen maken zich zorgen over hun financiële toekomst en 60 procent van hen heeft hun levensstandaard zien dalen, zo blijkt uit een enquête. Twee van de drie zelfstandigen moeten hun spaargeld aanspreken om de rekeningen te betalen. Drie op vier moeten meer werken om hun rekeningen te betalen. Van de zelfstandigen die niet aan pensioensparen doen, is dat in 60 procent van de gevallen omwille van onvoldoende inkomen.
Wij steunen de kleine ondernemingen. Ze vormen het economisch weefsel in onze buurten en gemeenten. De regeringen beweren op te komen voor ondernemerschap, maar hebben bijna uitsluitend oog voor de grote bedrijven, de banken en grote commerciële centra. Kmo's en zelfstandigen vallen keer op keer uit de boot.
Een mooi voorbeeld is de fiscaliteit waar grote bedrijven via een arsenaal aan achterpoorten en rulings belastingen kunnen ontwijken. Ze kunnen hiervoor rekenen op complexe fiscale analyses van grote consultancybedrijven die alle regels uitpluizen en ingewikkelde fiscale constructies opzetten. Deze grote bedrijven slagen er zelfs in om belastingregels op hun maat te introduceren, zoals de notionele interestaftrek, de ‘excess profit rulings’ of de DBI-aftrek. Enkel als je miljoenen verdient en verschillende bedrijven opricht, kan je hierop aanspraak maken. Gewone zelfstandige ondernemers vallen dus uit de boot. Onder de Vivaldi-regering veranderde dit niet. De fiscaliteit voor ondernemingen is zo complex geworden dat je al snel meer kwijt bent aan de boekhouding dan aan een personeelslid.
Ook de aantasting van de koopkracht bij de bevolking heeft een weerslag op de omzet van de middenstanders, de boeren en andere kleine ondernemers. Door de energieprijzen niet te blokkeren, heeft de Vivaldi-regering de inflatie aangemoedigd, die zich heeft uitgebreid naar alle consumptieproducten en die tot uiting komt in de loonindexering. In de hoop de inflatie tegen te gaan, besliste de Europese Centrale Bank om de rentevoeten op te trekken tot een niveau dat we al decennialang niet meer gezien hebben. Door het moeilijker te maken voor bedrijven om te lenen, hopen ze de werkloosheid te verhogen en de koopkracht van de mensen in te perken. Aangezien die laatste geen hogere prijzen meer kunnen betalen, hoopt men zo de inflatie te temperen. Deze strategie raakt vooral de kleinste bedrijven, want zij raken hierdoor nog moeilijker aan krediet. Zij zijn de eerste die dreigen failliet te gaan.
Ook de daling van de koopkracht van de gezinnen is een slechte zaak voor veel zelfstandigen en kmo’s. Volgens de nieuwe consumentenbarometer van Testaankoop hebben de gezinnen in 2022 voor het tweede jaar op rij aan koopkracht verloren. Het aandeel huishoudens zonder financiële problemen is sterk gezakt van 46 naar 41 procent. Mensen hebben het vooral moeilijk met de aankoop van voedsel, huisvesting en mobiliteit. De uitgaven die volgens huishoudens in 2022 het moeilijkst te betalen zijn, waren elektriciteit, gas en water, boodschappen, vlees en vis, en dag- of weekenduitstapjes. Meer dan de helft (50,2 procent) verwacht dat hun financiële situatie zal verslechteren, terwijl slechts 8,2 procent denkt dat deze zal verbeteren.
Op de woningmarkt komen, boven op de hoge energiekosten en de inflatie van materiaalprijzen, een renovatieplicht en een verder stijgende rente. De maandelijkse afbetaling van een lening van 250.000 euro is in een jaar tijd met 236 euro per maand gestegen. Het gebeurt steeds vaker dat de geïnteresseerde koper geen lening van de bank krijgt. Dit duwt meer en meer mensen op de huurmarkt, waardoor ook de huurprijzen steeds verder de pan uitswingen.
Met ons programma verbeteren we de levensstandaard en koopkracht van de bevolking. Dat zal een directe impact hebben op de situatie van de zelfstandigen en kleine ondernemers.
Gezinnen, zelfstandigen en kleine bedrijven hebben in 2022, door de hoge energieprijzen, moeten spartelen om niet kopje onder te gaan. Voor een groot aantal is dat niet gelukt. Wellnesscentra waar het voorschot van de gasfactuur vervijfvoudigde, bakkers, slagers... wasserijen, geen van hen kon die kosten aan de klanten doorrekenen en moesten sluiten. Omdat de Vivaldi-regering niet wilde weten van een prijsblokkering, zoals de PVDA, maar ook zelfstandigenorganisaties eisten en nog altijd eisen. Als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland de prijzen blokkeren, waarom zou dat dan bij ons niet kunnen?
Daarom diende de PVDA een wetsvoorstel in om de energieprijzen structureel te blokkeren. Dat is nodig, want alle hoeraberichten van de regering ten spijt is de energiecrisis nog niet voorbij. Energie blijft heel duur en er is geen enkel mechanisme dat verhindert dat de energieprijzen opnieuw de lucht inschieten.
We komen op voor een sociaal en fiscaal programma dat een einde maakt aan de leegroof van de schatkist en van de kassen van de sociale zekerheid door de heel grote bedrijven, ten nadele van de werknemers en de kmo’s.
België is een fiscale hel voor de werkende mensen, maar een belastingparadijs voor de ultrarijken en multinationals. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen, zo luidt het principe van rechtvaardige belastingen. Dat geldt ook voor de bedrijven. Maar grote multinationals zoals AB InBev betalen veel minder belastingen dan kleine kmo’s. De vennootschapsbelasting heeft een veel grotere progressiviteit nodig, alleen zo kan ze de lasten eerlijk verdelen.
De afgelopen regeringen hervormden de vennootschapsbelasting net in de omgekeerde richting. Onder de regering-Michel werd de vennootschapsbelasting hervormd, maar van de 5 miljard belastingverlagingen ging amper 2,5 procent naar de kmo’s die van een verlaagd tarief (van 25 naar 20 procent) kunnen genieten. Bijna alles, 97,5 procent, gaat naar vennootschappen die onder de normale belastingvoet van 33,99 procent vallen. Die daalt naar 25 procent. De Vivaldi-regering veranderde daar niets aan.
Ook de achterpoortjes en de fiscale niches waarmee het grootbedrijf en de banken aan de fiscus ontsnappen, liet men ongemoeid. Vrijwel geen enkele niche is verdwenen. Ondertussen betalen zelfstandigen en kleine bedrijven de volle pot. We maken een einde aan deze discriminatie.
Erger nog, verschillende elementen in de hervorming van de regering-Michel discrimineren de zeer kleine ondernemingen. De enige fiscale niche die helemaal verdwijnt is die van de ‘investeringsreserve’, die alleen voor kmo’s bedoeld was. Bij de ‘niet in aanmerking komende uitgaven’ wordt de ruimte voor fouten beperkt.
De verhoging van de forfaitaire aftrek van beroepskosten in de personenbelasting geldt enkel voor wie kan gebruikmaken van die aftrek. Dat is niet het geval voor de 1 miljoen zelfstandigen die meestal hun werkelijke beroepskosten bewijzen.
Ballonnetjes voor fiscale hervormingen die worden opgelaten gaan steeds in de richting van het verhogen van consumptiebelastingen. Het idee van minister van financiën Van Peteghem om het verlaagd btw-tarief van 6 procent op te trekken tot 9 procent is hiervan een tekenend voorstel. We verzetten ons tegen deze consumptiebelastingen omdat ze de werkende mensen harder raken en ook de omzet van zelfstandigen en kmo’s aantasten.
Wij gaan de fiscale achterpoorten sluiten. Grote bedrijven ontsnappen al te vaak aan de fiscus, terwijl zelfstandigen en kleine bedrijven de volle pot moeten betalen. We maken werk van een eerlijke fiscaliteit waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Dat doen we op verschillende manieren.
We stellen voor om de progressiviteit van de belastingen voor zelfstandigen sterker te maken. Zelfstandigen worden (als natuurlijke personen) belast net zoals loontrekkenden, met hetzelfde progressieve barema. We zorgen voor méér progressiviteit in de personenbelasting, daar hebben zelfstandigen met een bescheiden of gemiddeld inkomen meteen baat bij. We stimuleren ook een grotere progressiviteit van andere belastingen die zelfstandigen en kleine ondernemingen moeten betalen, en wel door meer rekening te houden met hun financiële draagkracht.
We verlagen de oppervlaktebelasting voor zelfstandigen, in ruil voor een grotere bijdrage van de grote bedrijven door de belastingkorting die ze nu krijgen af te schaffen. Dat deed het gemeentebestuur van Zelzate, met PVDA in de coalitie. Daardoor werden de gemeentebelastingen van 600 kleine zelfstandigen en kmo’s met 100 euro verlaagd. Bovendien stellen we voor hetzelfde tarief in heel het land te hanteren. Zo vermijden we de fiscale concurrentie tussen gemeenten.
We schaffen de plafonds af voor de vennootschapsbijdrage, voor de provincietaksen op bedrijven en voor het Fonds voor de sluiting van ondernemingen. Het is niet redelijk dat een grote multinational amper 960,26 euro vennootschapsbijdrage betaalt terwijl een zeer kleine onderneming 384,44 euro moet betalen. Dat staat totaal niet in verhouding tot hun verschil in omzet. Die oneerlijkheid geldt voor een hele reeks belastingen en bijdragen. Het is een fiscaliteit met twee snelheden in het voordeel van het grootbedrijf.
We richten een Fonds voor onderlinge bijstand op voor de kleine ondernemingen, gefinancierd met werkgeversbijdragen. De bijdragen bestaan uit progressieve schijven volgens de grootte van de onderneming. Door deze progressiviteit wordt het verlies aan sociale bijdragen voor de schatkist gecompenseerd. Wanneer er geen werk is, zoals bij economische werkloosheid, betaalt dat fonds de lonen en sociale lasten.
De wet erkent reeds de collectieve verantwoordelijkheid van werkgevers voor vergoedingen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten. Wij willen deze logica doortrekken. In een klimaat van veralgemeende, algehele concurrentie tussen de bedrijven dragen de werkgevers en aandeelhouders een collectieve verantwoordelijkheid voor de economische moeilijkheden die daaruit voortvloeien en dus ook voor de ontslagen die er een gevolg van zijn. Het is niet aan de werknemers om dat gelag te betalen, maar aan het geheel van de werkgeversgroep. Het Fonds voor onderlinge bijstand biedt meer voordelen voor kleine ondernemingen dan voor grote.
We zorgen ervoor dat btw-tegoeden van kmo’s sneller worden terugbetaald. Het valt niet goed te praten dat zij renteloos en lang op hun geld moeten wachten hoewel het voor de overheid om relatief kleine bedragen gaat.
Om verspilling te voorkomen, bouwen we de btw voor alle herstellingen af tot 6 procent en dus niet alleen voor fietsen, schoenen en kleren. In bijna de helft van de winkels die computers of elektrische huishoudtoestellen verkopen, is het aantal herstellingen de afgelopen vijf jaar in vrije val. Voor stofzuigers en wasmachines bijvoorbeeld kopen we te snel een nieuw toestel. Beter herstellen dan vervangen, zeker met het oog op het milieu. Heel dikwijls is herstellen ook goedkoper dan een nieuw apparaat aanschaffen.
Om aanwervingen te stimuleren, moedigen we de openbare bank aan kleine ondernemingen en zelfstandigen soepeler leningen te geven zodat zij niet langer afhankelijk zijn van grote private bankgroepen. Op die manier kunnen kmo’s ook gemakkelijker de lonen van hun nieuw aangeworven personeel betalen.
De openbare bank kan ook een oplossing bieden voor start- of uitbreidingskredieten. Nu is het heel moeilijk om als zelfstandige een lening te krijgen bij de banken. Zeker in tijden van crisis, zoals met de coronacrisis of de energiecrisis, laten banken zelfstandigen en kleine ondernemers als eerste vallen, ook al is het net op dat moment dat zij de ondersteuning het hardst nodig hebben. Banken raden zelfstandigen dikwijls aan “eens te proberen lenen bij familie of vrienden”. Zo wordt bankieren uitbesteed aan particulieren terwijl banken eigenlijk zelfstandigen zouden moeten helpen met goede ideeën bij het realiseren van hun plannen.
Wanneer zelfstandigen of kleine ondernemingen een bedrijf willen oprichten dat een meerwaarde biedt voor de samenleving, bijvoorbeeld wanneer ze met personeel willen werken dat ver staat van de arbeidsmarkt en dat ten laste van het OCMW valt, dan moeten zij voordelige leningen kunnen aanvragen bij de openbare bank. Ook wanneer ze ecologische investeringen doen zal de openbare bank deze financieren aan een voordelig tarief.
De huurprijzen in de stadscentra swingen de pan uit. Lokale winkels en horecazaken zijn om financiële redenen vaak verplicht om het centrum te verlaten. Grote winkelketens, maar ook leegstand, komen dan in de plaats. Om dat tegen te gaan, werken we zoals onze regelgeving voor het huren van een woning, ook een regelgeving voor handelshuur uit.
Bovendien nemen we ook de huurcontracten voor handelspanden onder de loep en laten we niet meer toe dat de vastgoedbaronnen zomaar willekeurige commerciële verplichtingen aan de huurders kunnen opleggen.
Grote bierbrouwers als AB-Inbev bezitten in centrumsteden bijvoorbeeld bijna alle cafés. Via het huurcontract verplichten ze de zelfstandige uitbaters om bij hen zo goed als al hun drank af te nemen. Ook al stijgt de prijs, de café-uitbater heeft geen andere keuze dan te volgen. Op zijn beurt moet zij of hij dan meer druk op het personeel zetten of de prijzen verhogen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. De werknemers, klanten en café-uitbaters zijn de dupe van dit systeem, terwijl grote drankengiganten winnen. Hier gaan we tegenin. Naast de regulering van de huurprijs, werken we ook aan huurcontracten met een gegarandeerde vrijheid voor de uitbaters.
Vanuit dezelfde optiek onderzoeken we ook contracten van franchisenemers met ketens als Starbucks of supermarkten. Al te vaak worden de franchisenemers in een strenge mal geduwd waarbij het moederbedrijf alles bepaalt, van de goederen die aangekocht dienen te worden, de hoeveelheid omzet die behaald moet worden tot zelfs de prijs van de producten in de winkel. Dit maakt dat de franchisenemer bijna geen ruimte heeft om eigen initiatief te nemen, behalve het personeel flexibeler en harder te laten werken. We leggen deze wurgcontracten aan banden.
Wij willen geen nieuwe commerciële mega-centra. Zij betekenen dikwijls de doodsteek voor kleine handelszaken in het centrum van de stad. We hebben het verzadigingspunt bereikt. Plannen voor nieuwe handelscentra vertrekken alleen van het eigenbelang van ontwikkelaars en eigenaars. De samenleving moet voorgaan.
We handhaven ook een verbod op nachtwerk voor sectoren waar het niet strikt noodzakelijk is, zoals de sorteercentra van e-commerce bedrijven. Op deze manier verminderen we de concurrentie van deze spelers met de middenstanders.
Open Vld wil de openingsuren van winkels uitbreiden tot 22 uur ’s avonds. De liberale partij beweert de kleine zelfstandigen daarmee van dienst te zijn. In werkelijkheid verkoopt ze hen een ferme tik. Winkels mogen nu wettelijk openblijven tot 20 uur, en tot 21 uur op vrijdag en zaterdag. De meeste kleine handelaars zijn geen vragende partij om tot 22 uur open te blijven. Ze zijn al voldoende laat open voor mensen die boodschappen moeten doen buiten de kantooruren. Volgens de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo) maken de meeste winkels ook geen gebruik van de late openingsuren. Het brengt extra personeelskosten mee terwijl de omzet onvoldoende stijgt. In landen met verlengde openingsuren is het aantal klanten in de winkels niet evenredig gestegen.
Veel winkelbedienden zijn jonger dan 35. Dikwijls zijn het moeders of vaders met jonge kinderen waardoor ’s avonds werken lastig is. Met haar voorstel wil Open Vld openingsuren toelaten tussen 5 uur ’s morgens en 22 uur ’s avonds. Gemeenten kunnen in dat voorstel zelfs openingstijden na 22 uur ’s avonds en voor 5 uur ’s morgens toestaan. Met dat voorstel wil Open Vld de winkelsector totaal ontregelen ten koste van het personeel en de zelfstandigen: die moeten super-flexibiliseren. We verzetten ons tegen dat voorstel. Wij zijn voor het behoud van de verplichte rustdag. Een algemene opening van hypermarkten en hard discounters op zondag zou betekenen dat men zeven dagen per week moet werken voor evenveel of zelfs minder omzet.
We maken het elektronisch betalen minder duur. De kost ervan is proportioneel veel zwaarder voor kleine handelaars dan voor grote ketens.
We bieden een betere compensatie bij openbare werken in een winkelstraat. Dat betekent bijvoorbeeld geen verplichte sluiting om op een compenserende vergoeding aanspraak te kunnen maken. Werken in de straat zorgen vaak voor een aanzienlijk omzetverlies. Handelaars moeten over een gegarandeerd inkomen kunnen beschikken om de overheadkosten te betalen tijdens de duur van de werken.
We breiden de tewerkstellingspremies uit naar de zelfstandigen en kleine ondernemingen met een sociaal of ecologisch doel die nieuwkomers of mensen die ver van de arbeidsmarkt staan willen aanwerven. Of die investeren in de sociale economie. Deze gerichte maatregel heeft een reële impact en is sociaal nuttig, in tegenstelling tot de lineaire maatregelen van nu, die grotendeels de dividenden van het grootbedrijf ten goede komen.
Om in geval van ernstige crises, zoals een zware economische recessie of een diepe malaise in een sector, de cashflow van zelfstandigen in moeilijkheden te verlichten, voeren wij overbruggingskredieten in met staatsgarantie. De garantie moet ervoor zorgen dat zelfstandigen niet te lang in onzekerheid blijven over de toekenning van een overbruggingskrediet en dat hun onderneming snel weer kan opveren. Als de middelen worden goedgekeurd, moeten zij binnen een termijn van twee weken worden uitbetaald om de meest acute liquiditeitsbehoeften te lenigen. Bovendien zorgen we ervoor dat in tijden van crisis de zelfstandigen beschermd worden door maatregelen zoals het afschaffen van transactiekosten voor digitale betalingen, tijdelijk opschorten van aflossingen bij de bank en een ambitieus relanceplan voor kleine zelfstandigen om na de crisis weer te kunnen doorstarten.
Om de energiecrisis structureel op te lossen, zorgen wij ervoor dat de energieprijzen dalen en structureel worden geblokkeerd. Dit zorgt voor lagere energieprijzen voor iedereen, voor particulieren, maar ook voor bedrijven. En het kost de staatskas niets.
We zetten een publieke begeleidingsdienst op om zelfstandigen en kleine ondernemingen te helpen bij de juridische, commerciële en administratieve hindernissen voor hun project. Deze dienst is toegankelijk voor al wie een kleine onderneming wil opstarten of overnemen. Het personeel ervan zal bestaan uit gespecialiseerde begeleiders met elk eigen competenties: recht, management, personeel, fiscaliteit, ecologische verantwoordelijkheid, innovatie… Deze dienst zal gratis toegankelijk zijn. De dienst helpt ook met de belastingaangifte en de boekhouding van kleine bedrijven, op deze manier zijn zelfstandigen zeker dat alles in orde is en dat het financiële plaatje altijd duidelijk is. De noodzaak voor een ingewikkelde boekhouding is dan ook verleden tijd. De dienst ontlast zelfstandigen zodat ze zich kunnen focussen op hun passie.
We maken het voor kleine ondernemingen gemakkelijker om toegang te krijgen tot overheidsopdrachten. Die opdrachten vertegenwoordigen zowat 15 procent van het Belgische bruto binnenlands product. Lokale besturen doen voor hun opdrachten het minst een beroep op kmo’s. Opstarters blijven meestal afwezig als rechtstreekse deelnemers aan overheidsopdrachten. Kmo’s en overheidsopdrachten vinden elkaar niet omdat de administratieve lasten te groot zijn, de toegangsvoorwaarden te veeleisend, de kansen op succes te klein en de betalingstermijnen te lang. Wij willen een hervorming van de Europese en nationale regelgeving op dat vlak. We willen meer opsplitsing van de overheidsopdrachten zodat ze ook voor de kleinste ondernemingen haalbaar worden. We brengen daarbij niet alleen de prijs, maar ook de kwaliteit en de sociale impact in rekening. De procedure bij overheidsopdrachten moet eenvoudiger en de informatie erover moet beter. Bovendien hanteren we bij overheidsopdrachten strenge sociale criteria. Daarmee gaan we sociale dumping tegen en beteugelen we de valse concurrentie van malafide bedrijven.
We herzien de vrijstelling van werkgeversbijdragen voor de aanwerving van de eerste werknemer zodat ze werkelijk aan de zelfstandige en de kleine ondernemer ten goede komen. Sinds 1 januari 2016 krijgen ondernemers voor hun eerste aanwerving een volledige vrijstelling van de werkgeversbijdragen, onbeperkt in de tijd. Het Rekenhof onderzocht de impact van deze regel en stelde vast dat er weinig of geen extra werkgelegenheid mee werd gecreëerd en dat de maatregel minder kostenefficiënt is dan forfaitaire tegemoetkomingen voor eerste aanwervingen. “Bovendien wordt de maatregel soms oneigenlijk gebruikt,” stelt het Rekenhof, “zo worden kortingen toegekend voor zeer hoge lonen of genieten grote werkgevers de kortingen, terwijl de maatregel in de eerste plaats was bedoeld voor kmo’s”. Door al het misbruik heeft de regering de kostprijs onderschat. In plaats van de geschatte 509 miljoen euro kostte de maatregel in de periode 2016-2020 meer dan een miljard. Het is niet geweten hoeveel onrechtmatig gebruik er precies is, aangezien de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) niet alle mogelijke aanwijzingen van misbruik kan controleren en er tegen optreden.
We willen de duurzaamheid van de maatregel garanderen door ervoor te zorgen dat hij werkelijk de zelfstandigen en kleine ondernemingen ten goede komt. Daarom stellen we voor de onbeperkte vrijstellingen te beperken door bijvoorbeeld loonplafonds.
De kwestie van de overdracht van hun zaak houdt veel vakmannen, vakvrouwen en kleine ondernemers bezig. Jaarlijks gaat het om zo’n 30.000 bedrijfjes. Wij zetten een algemeen kader op waarmee vakmannen, vakvrouwen en kleine ondernemers zich zo goed mogelijk kunnen voorbereiden op de overdracht van hun zaak. Dat is goed voor de plaatselijke economie en voor het bewaren van de expertise.
Wij willen de specifieke steun van de gewesten bij de overdracht van een zaak veralgemenen, garanderen en uitbreiden. Het gaat dan bijvoorbeeld over het vormingsfonds voor het peter- en meterschap van stagiairs.
We breiden het overbruggingsrecht uit naar werkloosheidsuitkeringen voor zelfstandigen en naar een vergoeding voor ziekte of werkonbekwaamheid, equivalent aan de uitkering van een werknemer. Nu krijgen zelfstandigen niets tijdens de eerste week werkonbekwaamheid en vanaf de tweede maand krijgen zij een forfaitaire vergoeding die helemaal niet in verhouding staat tot hun vroegere inkomen.
Het overbruggingsrecht moet automatisch toegekend worden aan zelfstandigen die voldoen aan de voorwaarden. Zelfstandigen kunnen nu bij een faillissement onder bepaalde voorwaarden gedurende maximaal 12 maanden een maandelijkse uitkering krijgen. Toch dient slechts een handvol gefailleerde zelfstandigen hiervoor een aanvraag in. Een vereenvoudiging van het systeem dringt zich hoedanook op wat betreft de mogelijkheid om het overbruggingsrecht te combineren met een ander vervangingsinkomen; de afschaffing van het verplichte attest van de RVA.
Voor werknemers in ouderschapsverlof zetten we een Solidariteitsfonds voor hulp of vervanging op. Daarmee maken we het makkelijker om een vervanger of vervangster aan te nemen.Wij verbeteren het sociaal statuut van zelfstandigen en kleine ondernemers door een beroep te doen op de solidariteit van de grote ondernemingen en van de absolute bovenlaag van de zelfstandigen.
We herfinancieren het socialezekerheidsfonds van zelfstandigen door het plafond voor de berekening van de pensioenbijdragen af te schaffen en door de progressiviteit van de barema’s te vergroten. Er zijn zelfstandigen die zeer hard werken en bij wie dat harde werken nauwelijks financiële vruchten afwerpt. De sociale bescherming van deze categorie is ondermaats en velen kunnen hun sociale bescherming niet via private verzekeringen op een hoger niveau tillen. Andere, zeer goed verdienende zelfstandigen dragen immers onvoldoende bij. Dat is omdat hoe minder een zelfstandige verdient, hoe meer die verhoudingsgewijs aan het sociale zekerheidsfonds moet afdragen. 20,5 procent is het tarief voor de eerste inkomstenschijf (tot 70.857.99 euro in 2023), 14,16 procent op de tweede schijf (tot 104.422.24 in 2023) en niets boven dat plafond. Dat systeem bevoordeelt de absolute bovenlaag van de zelfstandigen, die dikwijls een vennootschap oprichten om nog meer bijdragen te vermijden. Dit systeem ondergraaft solidariteit. Daarom hervormen we deze barema’s zodat de sterkste schouders ook bij de zelfstandigen de zwaarste lasten dragen.