We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Water

Drinkwater is een basisbehoefte en zou dus een recht moeten zijn voor iedereen. Met een integraal waterbeheer op nationaal niveau en in publieke handen keren we de trend van stijgende waterfacturen, overstromingen en slinkende voorraden. Het recht op water voor iedereen moet de basis zijn van elk beleid. We bestrijden watervervuiling en bereiden ons voor op de gevolgen van de klimaatverandering.

In 2010 hebben de Verenigde Naties "gelijkwaardig recht op schoon en hoogwaardig drinkwater en op sanitaire voorzieningen” uitgeroepen tot een elementair mensenrecht dat “onontbeerlijk is voor het recht op leven”. Eerder was het recht op water ook al erkend in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 1989 en in het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 1995. Regeringen moeten er dus voor zorgen dat voor alle burgers voldoende drinkbaar water ter beschikking staat en dat gebruikt water wordt opgevangen en gezuiverd. Voor dat recht mogen er geen financiële belemmeringen zijn. De productie en distributie van drinkwater, maar ook de opvang en zuivering van afvalwater zijn voor ons essentiële overheidsdiensten. 

Hoe staat het in de praktijk met dat recht op water? Een studie uit 2023 in opdracht van de Koning Boudewijnstichting stelt vast dat 1 op de 5 Brusselse en Waalse gezinnen en 1 op de 10 Vlaamse gezinnen met waterarmoede kampt en het risico loopt op afsluiting. 27 procent van de eenoudergezinnen en 21 procent van de eenpersoonshuishoudens van ons land leven in waterarmoede (een situatie waarbij iemand geen toegang heeft tot voldoende water of tot kwaliteitsvol water dat voldoet aan zijn of haar basisnoden: voeding, lichamelijke hygiëne en de woning). 

In 2021 ontvingen 258.105 Vlaamse gezinnen minstens één ingebrekestelling en waren er 57.233 aanvragen voor een afbetalingsplan. Bij 777 gezinnen werd een debietbegrenzer geplaatst en 195 huishoudens werden zelfs afgesloten van het drinkwaternet. 

Wij willen een einde maken aan deze asociale maatregelen. Debietbegrenzers beperken sterk het dagelijks verbruik van een gezin. Het functioneren van een afwas- of wasmachine en van een warmwatertoestel op gas wordt erdoor verhinderd. Dat is mensonwaardig.

Dankzij de actie van de PVDA in het Brussels parlement, is het nu in het Brussels gewest verboden huishoudens van het water af te sluiten. Gezinnen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming, krijgen voortaan ook automatisch een korting op hun waterfactuur. Wij voeren beide maatregelen ook elders in.

Gezinnen in oude, versleten woningen moeten vaak hoge waterfacturen slikken. Dat geldt ook voor de niet gerenoveerde sociale woningen. Niet wegens hoog verbruik, maar door waterlekken. Een druppende kraan kost op een jaar tijd al gauw meer dan 200 euro en een lekkende wc-pot zelfs meer dan 1200 euro. Arme gezinnen hebben over het algemeen ook toestellen die niet zuinig omspringen met water. In het Brussels Gewest werd in 2019 een ‘lek-tarief’ ingevoerd, dat toelaat de factuur te verlagen als bij het gezin een lek wordt vastgesteld dat oorzaak is van de aanzienlijke stijging van het verbruik. Dat is een goed initiatief, dat we over het hele land willen veralgemenen. Bij alle gezinnen waar het waterverbruik abnormaal hoog ligt, doen we ook een gratis onderzoek en helpen we de problemen op te lossen.

Vlaanderen heeft sinds 2016 een “integrale waterfactuur” met vier componenten: 1. een vastrecht (onafhankelijk van het verbruik), 2. de prijs van het verbruikte water zelf (voor de aanmaak en levering door de drinkwatermaatschappij), 3. een taks voor de aanleg en het onderhoud van de gemeentelijke riolen (de “gemeentelijke bijdrage”) en 4. een taks voor de zuivering van het afvalwater (door de nv Aquafin, de “bovengemeentelijke bijdrage”). Let wel: de grote ondernemingen betalen geen vastrecht en krijgen bij de meeste drinkwaterbedrijven een gunsttarief bij hoog verbruik. In Vlaanderen is 1 procent grootverbruikers (meer dan 450 m3 per jaar) verantwoordelijk voor 43 procent van het totale drinkwaterverbruik.

Dat de prijzen de pan uitswingen is vooral te wijten aan de verhoogde taksen voor riolen en zuivering. Vroeger – voor 2000 – betaalde de overheid de kosten voor de opvang en de zuivering van het afvalwater uit de algemene fiscale inkomsten. De correcte logica was dat de gemeenschap de algemene kosten van de watervoorziening en -zuivering draagt en dat het belastingstelsel daarbij zorgt voor een billijke spreiding van de lasten. Immers, wie meer verdient, betaalt meer belastingen en draagt dus meer bij. Vandaag betalen de gezinnen via de waterfactuur al twee derde van de kosten van riolen en zuivering. 

In de periode 2013-2020 is de prijs van water sneller gestegen dan de consumptieprijsindex. In 2020 beloofde minister Zuhal Demir (N-VA) dat de waterprijs niet meer zou stijgen en zelfs dat “wie verstandig met water omgaat, moet worden beloond met een lagere factuur”. Maar de minister brak haar belofte. Ze liet toe dat de drinkwaterbedrijven hun tarieven vanaf januari 2023 met 20 tot 28 procent verhoogden ten opzichte van 2019. Een gemiddeld Vlaams gezin betaalt vandaag meer dan 400 euro per jaar voor zijn water. Wij maken deze prijsstijging ongedaan. De drinkwaterbedrijven hebben dat niet nodig. Ze zijn vandaag winstgevend, de vijf grootste van Vlaanderen boekten in 2021 86 miljoen euro winst. Hun eigen vermogen is op 10 jaar tijd verdubbeld, naar 4 miljard euro.

De traditionele partijen gaan er blijkbaar van uit dat door de hoge waterprijs elk gezin het waterverbruik zal verminderen. Maar zo gaat het er in de realiteit natuurlijk niet aan toe. Water is een basisgoed. De waterconsumptie evolueert dan ook maar weinig bij prijsveranderingen. In het jargon heet het dan dat water een “zwakke prijselasticiteit” heeft. Zo zou een prijsverhoging van 10 procent slechts resulteren in een afname van het waterverbruik met 1 procent.

We weigeren nieuwe verbruiksbelastingen en prijsverhogingen want die zijn onrechtvaardig. We streven ernaar het waterbeleid te financieren via een herverdelingsbeleid (met de algemene fiscale inkomsten).

Tot 2015 waren in Vlaanderen de eerste 15 kubieke meter water per gezinslid gratis. Wij willen deze sociale maatregel herstellen en verhogen tot 20 kubieke meter gratis per gezinslid. eenpersoonshuishoudens krijgen 25 kubieke meter water gratis.

Slovenië nam in 2016 het recht op niet-geprivatiseerd drinkwater op in de Grondwet. Er staat: “De watervoorziening van de bevolking wordt direct verzekerd door de staat via de lokale overheden, rechtstreeks en zonder er winst op te maken. Watervoorraden zijn een openbaar goed. Zij zijn in de eerste plaats bestemd om de bevolking duurzaam van drinkwater te voorzien en zijn daarom geen koopwaar.” Ook Colombia nam het recht op water in zijn grondwet op en volgde daarmee Zuid-Afrika, Marokko en Mexico en nog andere landen. Dat willen wij ook en daarom dienden wij in maart 2022 in het federaal parlement een voorstel tot herziening van artikel 23 van de Grondwet in.

In de kaderrichtlijn Water heeft de Europese Unie de privatisering al ingecalculeerd. Ze deed dat door in de richtlijn van de lidstaten te eisen dat de prijs voor de waterverbruiker overeenstemt met “de werkelijke kosten” van de waterproductie en -zuivering. Alle privatiseringen beginnen zo: met de theorie dat men “de werkelijke kosten” moet doorrekenen aan de gebruikers. Die gebruikers heten voortaan dan ook “klanten”. Onderzoeken van Franse consumentenverenigingen tonen nochtans aan dat wanneer de watervoorziening in handen is van de privésector, de prijzen gemiddeld 30 procent hoger zijn dan bij overheidsbedrijven. 

In België zijn alle drinkwaterbedrijven openbaar. Het zijn er zes in Vlaanderen en één in Brussel. In Wallonië is er één grote watermaatschappij aangevuld met ruim veertig gemeentelijke of intercommunale bedrijven van kleinere schaal. Elk van deze maatschappijen heeft een eigen directie en raad van bestuur waarvan de toplui ook nog de raad van bestuur van de koepel Aquaflanders vullen. Die bureaucratie en postjesjagerij kosten veel geld en energie. Bovendien staat de waterfactuur bol van onduidelijkheden en is er weinig transparantie over de kosten. Tot slot is er de ongelijkheid in de prijzen tussen verschillende intercommunales. Zo bepaalt de plaats waar je woont, de prijs die je betaalt voor water.

Om al die redenen denken we dat het doeltreffender is om per gewest slechts één waterdistributie- en waterzuiveringsmaatschappij te hebben. Waterbeheer vereist veel expertise en met de droogteperiodes die frequenter voorkomen door de klimaatopwarming is het nodig om op grotere schaal te werken. Zelfs wanneer we slechts drie grote watermaatschappijen overhouden, dan nog zal het nodig zijn dat zij goed samenwerken om alle delen van het land ten allen tijde van water te blijven voorzien. Op termijn streven we naar één geïntegreerde nationale watermaatschappij.

Wij willen terzelfdertijd de waterbedrijven democratiseren: we beperken de vergoedingen van de bestuurders, zorgen voor totale transparantie en nemen het middenveld, de vakbonden en de burgers op in de bestuursorganen. Vanzelfsprekend moet het management instaan voor een uitstekende dienstverlening aan het publiek.

Wij lanceren een openbaar investeringsplan om:

  • het drinkwaternet te renoveren;
  • door te gaan met waterzuivering tot een maximale zuiveringsgraad bereikt is;
  • oude, lekkende of beschadigde riolen te vernieuwen;
  • de aansluiting op het rioolstelsel te veralgemenen en waar mogelijk zonder gevaar voor het leefmilieu afvalwater en regenwater van elkaar te scheiden;
  • helder water (van bronnen, beken, afwatering, reeds gezuiverd afvalwater…) van het rioolstelsel af te koppelen; schoon water hoeft niet naar de zuiveringsinstallaties.

De watersystemen kennen geen grenzen, en al helemaal geen taalgrenzen. Er is slechts één wet: het water zoekt altijd de gemakkelijkste weg van hoog naar laag. In ons land betekent dit dat vrijwel alle beken en rivieren van Wallonië naar Vlaanderen stromen. Daarom moet er in ons land één plan zijn om daarmee om te gaan, of het nu gaat om de overstromingen, de droogte, de drinkwatervoorziening of het bevaarbaar houden van onze rivieren en kanalen.

Vlaanderen is voor zijn watervoorziening deels afhankelijk van Wallonië. Water-link bijvoorbeeld levert water aan de gezinnen en bedrijven van de hele Antwerpse agglomeratie. Maar het is daarvoor vrijwel volledig afhankelijk van de aanvoer van ruw water door het Albertkanaal, dat in Wallonië (bij Luik) afgetakt wordt van de Maas. Zowel voor wat de hoeveelheid water als voor de kwaliteit ervan is Water-link dus afhankelijk van wat in Wallonië gebeurt.

Maar de traditionele partijen hebben de bevoegdheid voor het waterbeheer in ons land gesplitst over de drie gewesten. Daardoor heeft elk gewest een andere regelgeving, met eigen prijzen, normen, methoden, administratie, plannen, procedures en crisiscentrum... Compleet absurd en inefficiënt.

De overstromingen van juli 2021 hebben tientallen families in rouw achtergelaten en een blijvend litteken aangebracht op onze samenleving. Ze hebben ook aangetoond dat de klimaatverandering eveneens onze regio's treft en dat, onder extreme omstandigheden, bezuinigingen en de communautaire verdeeldheid van ons land levens kosten.

Het KMI, een federale dienst voor weersvoorspelling, wist al op 12 juli dat er uitzonderlijk zware regenval op komst was. Ze is echter niet bevoegd voor het beheer van de waterlopen, noch voor het verwittigen van burgers en plaatselijke autoriteiten voor het risico op overstroming. De Waalse overheid ontving wel de weersvoorspellingen van het KMI, maar sloeg pas op 14 juli alarm, toen het al zwaar aan het regenen was. De federale fase van het rampenplan, tot slot, werd pas op 15 juli afgekondigd, toen Verviers en andere gemeenten al onder water stonden. Zo was het kluwen aan bevoegdheden in ons land dus medeverantwoordelijk voor 39 doden… Omdat een druppel die uit de hemel valt federale materie is, maar wanneer ze de grond raakt, wordt ze plots een gewestelijke bevoegdheid.

Het wordt tijd dat deze communautaire haarkloverij ophoudt en dat we in België één enkel waterbeleid krijgen, een beleid dat sociaal en duurzaam is. We herstellen de eenheid van commando in deze levensreddende diensten. Daarom brengen we de weersvoorspellingen en hydrologische voorspellingen samen in één overheidsdienst, die verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de bevaarbare waterlopen en de beken en rivieren van eerste categorie.

Dertig jaar bezuinigen op onze openbare diensten kwam ons tijdens de overstromingen duur te staan: 4 van de 6 kazernes van de civiele bescherming werden gesloten, de brandweer bleek onvoldoende uitgerust en lokale rampbestrijders werkten met materiaal dat ze bijeengesprokkeld hadden zonder overheidsfinanciering. In de nacht van de overstromingen waren er minstens 4 grote pannes in het stuwmeer van Eupen, door gebrek aan onderhoud, en de waterloop was niet onderhouden.

Bij rampen, zoals de overstromingen van juli 2021, moet het federale niveau de leiding nemen. We hebben nood aan een slagkrachtige civiele bescherming, die in dienst staat van de bevolking. Dat bleek in 2021 niet het geval. Helikopters waren urenlang niet inzetbaar, reddingsboten bleken niet aangepast, er was een tekort aan allerlei materiaal. De civiele bescherming en het leger moeten de nodige middelen krijgen, uitgerust en opgeleid worden om in extreme weersomstandigheden te kunnen optreden.
 

Vier dagen na de zware overstromingen van 2021 in Oost-België zei minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (cd&v) in het parlement : “Beste collega’s, niemand had deze natuurramp kunnen voorspellen en niemand had ze kunnen verhinderen.” Onzin natuurlijk. Klimaatwetenschappers leggen al meer dan 30 jaar het verband tussen de klimaatopwarming en meer extreme weersomstandigheden: langere periodes van droogte en zwaardere regenval. 

Uit onderzoek van het KMI blijkt dat we tegen het einde van deze eeuw ongeveer één derde meer periodes van abnormale droogte zullen zien en dat het aantal uitzonderlijke droogteperiodes zal vervijfvoudigen. Per persoon heeft België nu al minder water beschikbaar dan Spanje of Portugal. Op wereldvlak staat ons land op de 23ste plaats van de waterstressindex van het befaamde World Resources Institute, net na Marokko, en voor Niger, Syrië en Egypte. Vlaanderen is door haar waterintensieve landbouw en industrie extra kwetsbaar. 

Het is niet dat er te weinig regen valt, door de klimaatverandering zal het gemiddeld zelfs meer regenen, alleen in hevigere buien. We slagen er echter niet in om ons regenwater vast te houden en te laten infiltreren in de bodem. Voor drie druppels regen die op ons land vallen, is er slechts één die het grondwater zal voeden. Naast de bodemverharding (zie het hoofdstuk ruimtelijke ordening) leidt het rechttrekken van beken en rivieren tot een veel snellere afvoer van het regenwater naar de lager gelegen gebieden (waar dan overstromingen kunnen optreden). Meanderende beken en rivieren daarentegen remmen het water af en zorgen voor veel meer infiltratie. 

We moeten terug meer ruimte geven aan de rivier. Dat kan door de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden (we beslissen zelf waar we de rivier laten overstromen om dichtbevolkte gebieden te beschermen), infiltratiezones, ontharding, door water zoveel mogelijk bovenstrooms vast te houden en te vertragen, door beken weer te laten meanderen,... 

We willen de solidariteit en samenwerking tussen gemeenten langs dezelfde waterloop stimuleren door meer personeels- en financiële middelen aan de bekkenstructuren te geven. De belangrijkste maatregelen ter bescherming van de mensen die in de valleien wonen, moeten worden uitgevoerd op de hellingen en plateaus om de waterinfiltratie te vergemakkelijken.

In 2020 lanceerde N-VA-minister Zuhal Demir de “Blue deal”: een ambitieus plan met 70 acties en een kleine 500 miljoen euro om Vlaanderen klaar te maken voor ‘de droogte van morgen’: investeringen op het terrein voor meer groenblauwe infrastructuur langs waterlopen, extra natte natuur, de aanpak van lekverliezen aan sluizen en in het waterleidingnetwerk, grootschalige opvang en hergebruik van hemelwater, subsidies voor onthardingsprojecten van bedrijven, gemeentebesturen, verenigingen, scholen en ziekenhuizen, investeren in de leveringszekerheid van de drinkwaterbedrijven, strengere handhaving, nieuwe regelgeving voor peilbeheer in polders en nog veel meer. 

Wellicht zullen veel meer middelen nodig zijn om de doelstellingen waar te maken, maar de Blue deal is een positief initiatief. Alleen ontbreken de meer structurele oplossingen: de Vlaamse Regering maakt absoluut geen prioriteit van het klimaatbeleid, met veel te lage doelstellingen, die ze zelfs niet haalt. Ze weigert ook de betonstop door te voeren. 

We moeten snel inzetten op waterbesparing. We willen de gezinnen daarbij helpen met derdebetalersregelingen als ze daarvoor investeringen moeten doen. Van de grote verbruikers, de industrie en de landbouw, vragen we consequente inspanningen. De industrie is verantwoordelijk voor meer dan de helft van het watergebruik in Vlaanderen, veel meer dan alle huishoudens samen. Ze heeft dus een grote verantwoordelijkheid om water te besparen, de grondwateronttrekkingen te beperken, het regenwater te gebruiken of op hun terreinen te bufferen en in de bodem te laten infiltreren.

Niet voor alle watergebruik is drinkwaterkwaliteit vereist. Voor bepaalde toepassingen zoals voor koelwater, reiniging of irrigatie kan het effluent (een technische term voor gezuiverd rioolwater) van de rioolwaterzuiveringsinstallaties ook voldoen. De huishoudens kunnen regenwater aanwenden voor onder meer de wc-spoeling, die goed is voor een derde van het verbruik.

De laatste decennia zijn grote inspanningen geleverd om het afvalwater van gezinnen, diensten en kleine ondernemingen te zuiveren. Toch stagneert de algemene waterkwaliteit van wat in het Europees jargon “de waterlichamen” heet, dat zijn de stilstaande of stromende wateren. De geïnstalleerde waterzuiveringscapaciteit wordt niet volledig benut omdat niet alle woningen erop aangesloten zijn, omdat het rioolstelsel zich in een slechte staat bevindt en onvolledig is omdat sommige straten nog niet voorzien zijn van riolering. De gemeentelijke riolen zijn daardoor de zwakke schakel in de waterzuivering. Gemeenten hebben hulp nodig bij het beheer van hun rioolstelsel. Openbare instanties voor waterzuivering zijn daar de aangewezen partners voor.

In Vlaanderen wordt 86 procent van het huishoudelijk afvalwater gezuiverd. Er zijn nog miljarden euro’s nodig om het rioolstelsel verder uit te bouwen en aan de Europese doelstellingen voor waterkwaliteit te voldoen. 

De zuiveringsinspanning moet dus verder gezet worden en we moeten ook bepaalde waterzuiveringsstations moderniseren om betere prestaties te halen. Voor afgelegen huizengroepen en alleenstaande huizen moeten er eenvoudige, of zelfs individuele waterzuiveringssystemen komen.

Onder druk van de overheid en de burgers zijn ook de industriële lozingen fors gedaald. Toch blijven polluenten in de industrie en de landbouw voor problemen zorgen: zware metalen, koolwaterstoffen, PFAS, pesticiden, fenolen enzovoort. Dat is onaanvaardbaar.

We herbekijken alle lozingsvergunningen van ondernemingen met het oog op de kwaliteitsdoelstellingen in de ontvangende wateren. We werken een controleprogramma voor industriële lozingen uit, met regelmatige analyses van een breed spectrum polluenten. We versterken de afdeling Milieu-inspectie in het Departement Omgeving om meer onaangekondigde controles te doen.

Als PFAS in te hoge concentraties in het drinkwater wordt aangetroffen, moet dat gefilterd worden met actieve kool. Een duur proces. Het kan niet dat verbruikers hiervoor moeten opdraaien: de vervuiler moet betalen.

Landbouw beïnvloedt de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Er is de vervuiling door meststoffen (stikstof en fosfaten) en door pesticiden. Ook de erosie van landbouwgrond vormt een probleem. We nemen maatregelen tegen deze erosie: beplanting van oevers, aanleg en onderhoud van hagen, bermen, bosjes en grasstroken, grondbedekkers,… De diffuse vervuiling door meststoffen en pesticiden pakken we in samenwerking met de landbouwsector aan.

De Europese kaderrichtlijn Water schrijft voor dat de oppervlaktewaters tegen eind 2015 een “goede toestand” en het vereiste “ecologische potentieel” moesten verwerven. Uitstel was mogelijk tot 2021 of 2027. Wij onderschrijven deze doelstellingen. Een goede ecologische staat van onze beken, rivieren en estuaria, meren en vijvers komt ons allen ten goede. Het is van belang voor de biodiversiteit, voor de recreatie, voor de productie van drinkwater, maar ook voor de landbouw en de industrie.

Vlaanderen telt 506 waterlichamen. Ondanks alle moeite halen maar 2 van deze 506 waterlichamen de beoordeling “goede toestand” of “goed ecologisch potentieel”. Er zijn grote inspanningen nodig. We moeten de afvalwaterlozingen verminderen en de waterlopen die zijn rechtgetrokken of gekanaliseerd, in hun natuurlijke toestand herstellen. Dat doen we door de oevers in te richten, bufferzones te creëren, meanders te graven, te baggeren en baggerslib te verwijderen, maatregelen te treffen tegen de erosie in het stroomgebied en verdwenen soorten te herintroduceren.

In ons afvalwater en in onze beken en rivieren duiken “nieuwe” stoffen in minieme concentraties op: residu’s van geneesmiddelen, hormoonontregelaars, microplastics enzovoort. Onze waterzuiveringsstations zijn daar niet op voorzien en de kennis over de gevolgen ervan voor fauna en flora en voor de menselijke gezondheid is nog fragmentarisch. Daarom willen we meer onderzoek naar stoffen in het water en naar de effecten van die stoffen op de organismen en op de gezondheid van de mens. We laten dat onderzoek mee financieren door de betrokken sectoren.