Sociale zekerheid
De regeringen zetten de jacht op werkzoekenden en langdurig zieken verder. Wij pleiten voor een beleid dat niet de slachtoffers met de vinger wijst, maar dat de oorzaken aanpakt zoals de toenemende flexibilisering, de hoge werkdruk en werkloosheid. Wij verhogen de lage ziekte-uitkeringen en we begeleiden langdurig zieken via vrijwillige trajecten naar aangepast werk. We investeren in opleiding, stages en coaching van werklozen. We zorgen ervoor dat vervangingsinkomens de welvaart volgen. Dat wil ook zeggen dat we opkomen voor een sterke sociale zekerheid, met een gezonde financiële basis.
Wij willen dat zoveel mogelijk mensen in goede omstandigheden kunnen werken. De rijkdom van dit land wordt gecreëerd door werkende mensen. Maar waardig werk is almaar moeilijker te vinden. Werk wordt zwaarder. De werkgevers stellen steeds hogere eisen. Uurroosters worden onregelmatiger. Daarnaast worden stabiele jobs zeldzamer waardoor de precariteit toeneemt. Als werknemers ziek worden of hun job verliezen en in de werkloosheid terechtkomen, dan is dat niet hun persoonlijke schuld maar wel die van het economische systeem waarin we leven. Daarom hebben we nood aan sociale bescherming en aan een sterke sociale zekerheid die ons behoedt voor miserie wanneer het even minder goed gaat. Werken kan emanciperend en zinvol zijn, maar dan hebben we wel een gezonde werkvloer nodig om die belofte voor zoveel mogelijk mensen waar te maken.
Rechtse partijen, neoliberale economen en werkgevers wijzen de zieken met de vinger voor het hoge aantal langdurig zieken. Dat komt hen goed uit. Zolang we op de werkvloer foeteren op afwezige collega’s, kijken we niet naar de aandeelhouders die de CEO’s en managers onder druk zetten om hun personeel zo hard mogelijk uit te persen. Om de winstcijfers op te krikken worden werknemers tot het uiterste gedreven. Ziekmakende jobs zijn het probleem, niet de mensen die er onderdoor gaan. Mensen die ziek uitvallen als profiteurs aanwijzen, is rechtse demagogie. Die stemmingmakerij dient maar één doel: mensen tegen elkaar opzetten, verdeel en heers. Rechtse partijen laten hun felle zoeklicht schijnen op de slachtoffers terwijl fiscale fraudeurs in de schaduw hun rechtszaken afkopen om zwaardere straffen te ontlopen. Nadat werkzoekenden al jaren gestigmatiseerd worden, hebben rechtse partijen een nieuw doelwit gevonden: de inactieven, de huisvrouwen en -mannen. Na een nieuwe desastreuze peiling voor Open Vld dacht Vincent Van Quickenborne dat hij punten kon scoren door uit te halen naar mensen die thuisblijven voor de kinderen of andere zorgtaken. Eerder nam ook ex-Vooruit-voorzitter Rousseau hen in het vizier: "Ik vind dat iedereen die kan werken, zijn deel moet doen. Mijn moeder was alleenstaande en die heeft toch ook voor haar kinderen gezorgd?", zei hij in een krant. Rousseau vergat even dat niet elke ouder hoogleraar én senator is.
Wij richten onze verontwaardiging liever naar boven, naar diegenen die te graag ontslaan en te weinig degelijke, goedbetaalde jobs aanbieden. Alle retoriek over de ‘krapte op de arbeidsmarkt’ en de toename van het aantal knelpuntberoepen ten spijt.
Maar er is ook hoop. Niet iedereen laat zich meeslepen door de demagogie van de rechtse partijen. Ook de vele syndicalisten op de werkvloer laten zich niet doen. Als er te weinig handen zijn, als de lopende band te snel gaat of als de ploegbaas of manager onmogelijke dingen vraagt, dan komen ze tussen. Hun dagelijkse strijd versterken en ondersteunen is dan ook van groot belang. De dokters van Geneeskunde voor het Volk doen dat door de kennis die zij opdoen tijdens hun contact met patiënten om te zetten in acties en campagnes. Verschillende PVDA-verkozenen met een verleden op de werkvloer en in de vakbonden brengen hun ervaringen mee in de parlementen. Zo laten zij een stem weerklinken die je zelden hoort in die middens van advocaten en masters in Bedrijfsbeheer. Hun aanwezigheid stuurt het politieke debat meteen een heel andere richting uit.
Met bijna een half miljoen zijn ze ondertussen, de mensen die thuis zitten met een langdurige ziekte. Veel langdurige ziektes worden veroorzaakt door onze dolgedraaide economie waar de fysieke en mentale belasting almaar erger wordt. Het aantal kapotte ruggen, pijnlijke schouders, burn-outs en depressies neemt daardoor alleen maar toe. Als oorzaak en gevolg zo schrijnend duidelijk zijn, zou je denken dat een oplossing ook voor handen ligt? Maar de regering-De Croo deed precies het omgekeerde. Ondanks de aanwezigheid van verschillende progressieve partijen werd de jacht op langdurig zieken een versnelling hoger geschakeld. Aan de vaak onhoudbare situatie op de werkvloer of aan de loodzware eindeloopbaan deed deze regering niets.
Er zijn nu meer langdurig zieken dan werkzoekenden. De regering-De Croo droomt van een werkgelegenheidsgraad van 80 procent. Om dat absolute doel te bereiken zijn langdurig zieken een geliefkoosd doelwit. Aangevuurd door rechtse economen en de werkgeversorganisaties VBO en VOKA hoopt men met de jacht op langdurig zieken twee vliegen in een klap te slaan: een enorme besparing in de sociale zekerheid en het aanleveren van goedkoop en flexibel werkvolk voor de bedrijven. Om die heilige werkgelegenheidssgraad van 80 procent te bereiken zweren alle partijen - van PS tot N-VA - bovendien bij maatregelen die werken nog zwaarder maken.
De vorige regering-Michel verhoogde het aantal wettelijke overuren en ondergroef de klassieke 38-urenweek (in plaats van op weekbasis wordt het aantal uren nu op jaarbasis geteld). De Vivaldi-partijen draaiden die evolutie niet terug. Ze deden er zelfs nog een schepje bovenop. Hun arbeidsdeal versoepelde het ongezonde nachtwerk en schafte de 8-urendag af, waardoor werkdagen tot 10 uur mogelijk werden. Te weinig rust en te veel werkstress tasten de gezondheid aan. Te veel werkgevers oefenen ook druk uit op hun personeel om desnoods met ziektesymptomen te komen werken (presenteïsme). Nochtans kan iedereen met wat gezond verstand voorspellen dat dat soort beleid alleen maar zal zorgen voor een nog grotere groep die noodgedwongen zal afhaken. De mogelijkheden voor een ontspannen eindeloopbaan werden ook drastisch ingeperkt. Uitgeputte en kapotgewerkte werknemers konden vroeger via het SWT (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, het voormalige brugpensioen) op rust gaan. De werkgever betaalde een deel van de uitkering. Cijfers die PVDA naar buiten bracht, tonen aan dat zij nu massaal op de ziekenkas terechtkomen.
In oktober 2021 presenteerde minister Vandenbroucke zijn Terug-Naar-Werk-plan. De focus van dat plan ligt op de re-integratie van zieke werknemers. En dat bij eender welke werkgever, desnoods met interimcontracten. Voor een echte responsabilisering van werkgevers was geen plaats in het plan. Tegelijkertijd bleken de langdurig zieken een forse besparingspost. Voor de jaren 2023 en 2024 alleen al rekent de regering op een besparing van bijna een half miljard euro (minder uitkeringen en terugverdieneffecten door tewerkstelling). Het is een bewijs dat de economische logica primeert.
Ook kwamen er sancties van 35 tot 40 euro per maand (2,5 procent van de uitkering) voor zieke werknemers en zelfstandigen die de vragenlijst van de minister niet snel genoeg invullen of voor wie een afspraak mist bij de controlearts of bij de nieuwe Terug-Naar-Werk-coördinatoren. Financiële sancties dus voor mensen die door hun ziekte al een groot stuk van hun inkomen verloren. PVDA was de enige partij die niet akkoord ging met de sancties. Net als veel experts en middenveldorganisaties trouwens. CM-voorzitter Luc Van Gorp legt uit waarom zijn organisatie tegen de sancties is: “Mensen begrijpen het formulier niet altijd, ze vergeten het of ze zijn niet in staat om het in te vullen. Zij hebben meer hulp nodig. Gaan we die meest kwetsbaren dan ook nog eens straffen?” Ondertussen gaat minister Vandenbroucke door op hetzelfde elan. Vanaf 2024 moeten zieke werknemers drie keer per jaar verplicht op controle bij de dokter van de mutualiteit (of een medewerker). Wie niet komt opdagen, verliest tijdelijk zijn of haar ziekte-uitkering. De mutualiteiten kunnen dan weer subsidies verliezen als ze de opgelegde doelstellingen niet halen. Op die manier dwingt de regering iedereen - van huisarts tot mutualiteit - om de aandacht te verschuiven van de zorg voor de zieke werknemers naar activering in functie van de economie.
Het is onbegrijpelijk dat de Vivaldi-regering, met socialisten en groenen erbij, op die manier nog een pak verder ging dan de vorige regering. Vincent Van Quickenborne (Open Vld) had het over "een maatregel die de centrumrechtse regering onder Michel niet heeft kunnen doorvoeren, en waar Vivaldi nu wél in slaagt”. De liberaal prees de ‘factor Vandenbroucke’ in die verwezenlijking. Vooruit als grootste facilitator van de activering dus. “Hij heeft de paarse as hersteld. Het is zo dat we in het verleden de werkloosheid hebben aanpakt, en het is zo dat we nu de arbeidsongeschiktheid gaan aanpakken”, aldus Van Quickenborne. Ex-Vooruit-voorzitter Conner Rousseau voegde daar stoer aan toe: "De mensen die niet willen [werken] die gaan op een bepaald moment toch eens een schop onder hun gat moeten krijgen, vorige keer niet gebeurd, nu wel." Vanuit de oppositie verweten zowel N-VA als het Vlaams Belang de regering dat hun sancties niet ver genoeg gaan. Vlaams Belang vond de sancties zelfs “te vrijblijvend” en “een symbolische straf”. De zeer beperkte responsabilisering van de werkgevers die ook in het plan zat, vond rechts dan weer te ver gaan.
Nochtans zullen maar weinig bedrijven echt boetes krijgen voor hun te hoge aantal langdurig zieken. Een watervalsysteem aan regeltjes zorgt dat 99,9 procent van de Belgische bedrijven nooit boetes zal krijgen. Zo geldt de controle enkel voor bedrijven met meer dan 50 werknemers (minder dan één procent van het totaal) en tellen langdurig zieke 55-plussers en personeel met minder dan drie jaar anciënniteit (vaak interimmers) niet mee. Daarnaast moeten bedrijven tegelijkertijd drie keer het gemiddeld aantal langdurig zieken van de hele privésector overschrijden en twee keer dat van de eigen sector. Minister Vandenbroucke berekende zelf dat op die basis slechts 200 bedrijven in het hele land een mini-boete riskeren van 0,625 procent van de loonmassa. In veel gevallen is dat slechts een paar duizenden euro's per drie maanden. Na enig lobbywerk versoepelde minister Vandenbroucke die beperkte controles nog eens voor de werkgevers uit de sector van de interims- en dienstencheques. De twee maten en twee gewichten zijn hier duidelijk. In de commissie Sociale Zaken klaagden PVDA-verkozenen Sofie Merckx, Gaby Colebunders, Maria Vindevoghel en Nadia Moscufo die ongelijke behandeling fel aan. Terwijl in de Terug-Naar-Werk-trajecten elke langdurig zieke een sanctie kan oplopen, is de responsabilisering van de werkgevers niet meer dan een speldenprik.
De PVDA kiest de kant van de zieke werknemers en zelfstandigen. Als enige partij brachten we de kritieken van de vakbonden, het middenveld en de experts binnen de muren van het parlement. Geneeskunde voor het Volk voerde twee keer actie tegen de sancties, huisartsen en patiënten stonden er zij aan zij. Onder druk van de PVDA werden de sancties pas een jaar later ingevoerd dan gepland (2023 in plaats van 2022). Met een eigen resolutie over de langdurig zieken gingen we het debat aan over een totaal andere aanpak, die samengevat kan worden als ‘beter voorkomen dan genezen’ en ‘beter steunen dan straffen’.
We stoppen dan ook met het stigmatiseren van de langdurig zieken en schrappen de sancties voor zieke werknemers en zelfstandigen. Alle sociale partners, experts en ervaringsdeskundigen zijn radicaal tegen de sancties. Bovendien blijkt uit recente studies van onder andere de OESO en Britse onderzoekers van de Cambridge-universiteit dat het opleggen van uitkeringssancties mensen niet aan het werk helpt, integendeel zelfs, het duwt hen dieper in het moeras.
We kiezen voor de re-integratie van langdurig zieke werknemers op vrijwillige basis en op het tempo van de werknemer. Ze hebben recht op een stapsgewijze werkhervatting en aangepast werk, onbeperkt in de tijd. De hertewerkstelling gebeurt bij voorkeur bij de eigen werkgever. We zien erop toe dat werkgevers bij de re-integratie alle opties uitputten: minder werkuren, aangepast werkritme of een andere jobinhoud. Daarbij moet binnen het hele bedrijf naar mogelijkheden gezocht worden: binnen de verschillende afdelingen, maar ook binnen eventuele andere (zuster)bedrijven die actief zijn binnen dezelfde groep. We breiden de controles daarop uit. Private en publieke werkgevers met gemiddeld twintig of meer werknemers verplichten we om voor minstens 5 procent van hun werknemers aangepaste werkposten te voorzien. Het is een maatregel die de jobkansen van mensen met een arbeidsbeperking (door ziekte, arbeidsongeval of aangeboren beperking) aanzienlijk verhoogt. Landen zoals Duitsland, Frankrijk en Spanje hebben al een dergelijke regeling.
PVDA verzet zich tegen de openingen die minister Vandenbroucke maakt om herstellende langdurig zieken richting interimwerk en andere ‘atypische contracten’ te duwen. “Er is geen verkeerde deur naar werk”, zegt de minister daarover. Maar dat moeten we tegenspreken. Niet alleen is het loon voor interimwerk vaak lager, precaire contracten zorgen ook voor extra onzekerheid en werkstress. De trajecten moeten leiden naar vaste en goed betaalde jobs. Ook maken we de Terug-Naar-Werk-trajecten via de mutualiteiten en de VDAB effectiever. Tijdens het eerste jaar bedraagt de uitkering voor arbeidsongeschiktheid momenteel 60 procent van het brutoloon. Na één jaar ziekte wordt ze ferm afgebouwd, afhankelijk van de gezinssamenstelling. Wij pakken dat anders aan. We garanderen zieke werknemers gedurende de eerste twee maanden 100 procent van het gewaarborgd loon. De werkgever betaalt. Vervolgens verhogen we de uitkering vanaf de derde maand tot 80 procent van het loon. De werkgevers betalen vanaf die derde maand ook nog een bijdrage. In Nederland betalen werkgevers gedurende twee jaar voor hun zieke werknemers. Zo responsabiliseren zij de werkgevers om echt werk te maken van gezondheidspreventie en van de strijd tegen stress en burn-out.
Onder druk van de PVDA speelde ook Vooruit even met het idee om de periode van gewaarborgd loon te verlengen, en bedrijven twee maanden te doen betalen voor hun zieke werknemers. Maar in tegenstelling tot de PVDA wilde Frank Vandenbroucke de extra middelen voor de sociale zekerheid meteen weer gebruiken om de patronale bijdragen voor de werkgevers te verlagen. Lang duurde dat niet, want na enkele boze reacties van de werkgeversorganisaties verdween het plan snel weer van tafel. In 2016 voerde de regering-Michel een heuse ‘ontslagmachine’ in. Nog tot in 2022 konden werkgevers hun zieke werknemers gratis ontslaan via een achterpoort in de re-integratieprocedure. Wanneer de bedrijfsarts hen ‘definitief ongeschikt’ verklaarde, of de werkgever simpelweg weigerde aangepast werk aan te bieden, konden bedrijven de zieke werknemers wegens ‘medische overmacht’ op straat zetten. Zonder enige ontslagvergoeding. Een studie van het Rekenhof toonde aan dat bijna zes op de tien langdurig zieken met een traject op die manier hun job verloren. Dat is net het omgekeerde van re-integratie.
Pas na fel protest van de vakbonden en de PVDA koppelde de regering-De Croo de re-integratieprocedure los van dit ontslag wegens medische overmacht. PS-minister Dermagne had twee volle jaren nodig om tot dat besef te komen. Maar zijn hervorming schoot duidelijk tekort. Het blijft mogelijk om werknemers na negen maanden ziekte te ontslaan (in plaats van zes). “Uitstel van executie”, noemde PVDA-volksvertegenwoordigster Maria Vindevoghel dat in de Kamer. Cijfers geven haar nu gelijk. Alleen al in het derde kwartaal van 2023 werden op die manier 6.000 werknemers aan de deur gezet. Daarom wil PVDA nu nog een stap verder gaan. We maken het onmogelijk om zieke werknemers te ontslaan, tenzij in onderling akkoord of op uitdrukkelijk verzoek van de werknemer zelf. Zo kunnen werkgevers geen misbruik meer maken van de regeling.
‘Activeren’, het moet zowat het meest gebruikte woord in het Vlaams Parlement zijn. Langdurig werklozen, mensen met een leefloon, huismoeders en -vaders, Oekraïense vluchtelingen, bruggepensioneerden, langdurig zieken … Iedereen die om een of andere reden niet aan de slag is, moet dringend "geactiveerd" worden. Zo veel mogelijk mensen motiveren, helpen, ondersteunen en begeleiden richting een goede job. Wie kan daar tegen zijn? Maar dat is niet wat de activeringsbrigade - vooral samengesteld uit N-VA, Open Vld en cd&v - bedoelt met ‘activeren’. Goede begeleiding naar een zekere en kwaliteitsvolle job, daar gaat het voor hen niet over. Nee, zij willen kunnen pronken met hoge werkzaamheidscijfers. En dat doen ze ook. Regeringen kondigen trots aan dat de werkloosheidscijfers het laagst zijn. Maar als we achter het bordkarton van de officiële stijging van de arbeidsparticipatie kijken, zien we een werkelijkheid waarin werk steeds onzekerder wordt en die vooral bestaat uit tijdelijke en deeltijdse banen. Sinds het tweede kwartaal van 2019 is het aantal jobs sneller gestegen dan het aantal werkenden. Dit betekent dat meer werknemers meerdere jobs combineren. Het aantal flexi-jobs - onderbetaalde jobs die de sociale zekerheid in gevaar brengen en de sociale wetgeving met de voeten treden - verviervoudigde in vijf jaar tijd. Dat is wat activeren betekent voor de Vlaamse regering: mensen richting dat soort precaire jobs duwen.
Rechtse politici en opiniemakers halen graag uit naar mensen die om een of andere reden niet werken. Luieriken zijn het, in hun ogen. Maar werkzoekenden, bruggepensioneerden, langdurig zieken … zijn dat echt allemaal luieriken? Is een bouwvakker die op zijn 55e moet stoppen met een kapotte rug een luierik? Is een moeder die thuis blijft omdat ze geen kinderopvang kan vinden een luierik? Is een werkzoekende die sollicitatie na sollicitatie het deksel op de neus krijgt wegens ‘niet het juiste diploma’ of ‘te weinig ervaring’ een luierik? Is iemand die gediscrimineerd wordt omwille van een arbeidsberperking een luierik? Voor ons alvast niet. Dat zijn allemaal mensen die de handen uit de mouwen willen steken maar niet (meer) kunnen of mogen werken.
“De kloof tussen werken en niet werken is te klein, dus moeten de te hoge werkloosheidsuitkeringen naar beneden”, is een andere populistische stelling. Meestal gevolgd door de insinuatie dat werklozen profiteurs zijn. Het begin van die stelling klopt. Werken loont inderdaad te weinig: het bruto minimumloon in België bedraagt 1.994,18 euro. Probeer daar maar eens van rond te komen als je om te gaan werken ook nog eens moet investeren in een auto of opgezadeld zit met hoge facturen voor de kinderopvang. Maar de oplossing is niet om de werkloosheidsuitkeringen te laten dalen. Daar hebben mensen die gaan werken voor een laag loon niets aan. Want wat blijkt uit een bevraging van vakbond ACV? 97 procent van de werkzoekenden heeft het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Voor een langdurig werkloze, alleenstaande moeder bijvoorbeeld, bedraagt de werkloosheidsuitkering 1705,08 euro per maand. Bruto. Probeer daar maar eens een gezin mee te onderhouden. Dus nee, werkzoekenden zijn geen profiteurs. En nee, de kloof tussen werken en niet werken is niet te klein omdat de werkloosheidsuitkeringen in België te hoog zijn. Die kloof tussen werkloosheidsuitkering en minimumloon is klein omdat onze lonen te laag zijn.
Mensen zonder werk wegzetten als profiteurs of luieriken, daar doen wij niet aan mee. Je job verliezen of ziek worden, kan iedereen overkomen. Wat vandaag een zekere job lijkt, kan de volgende dag een puinhoop zijn. Dat zagen we tijdens de coronacrisis. In een paar dagen tijd werden honderdduizenden werknemers tijdelijk werkloos door overmacht. Ook na de crisis van 2008 en tijdens de grote herstructureringen die daarop volgden zagen duizenden mensen hun job verloren gaan. Als multinationals denken dat ze nog meer winst kunnen maken, aarzelen ze niet om af te slanken en werknemers massaal te ontslaan of om hun fabriek te verhuizen.
Meer dan een eeuw geleden organiseerde de arbeidersbeweging zich om zichzelf te beschermen tegen winsthongerige werkgevers en hun ontslagmachine. Vakbonden richtten de eerste werkloosheidsfondsen op. Sindsdien heeft de werkende klasse hard gevochten om de werkloosheidsuitkeringen geïntegreerd te krijgen in het sociale zekerheidsstelsel zoals we dat nu kennen. En maar goed ook.
Bovendien geven de cijfers over de daling van de werkloosheid, waar alle regeringen dus zo trots op zijn, niet het werkelijke aantal werklozen weer. Enkele tienduizenden werknemers zijn niet opgenomen in de statistieken: deeltijdwerkers met een werkloosheidstoeslag, werklozen die terug naar school zijn gegaan bij gebrek aan kansen op de arbeidsmarkt en werknemers met een overgangsstage. Anderen zijn uitgesloten sinds de hervormingen van de regeringen Di Rupo en Michel en krijgen nu een leefloon. Onder Vivaldi gingen de linkse partijen zoals Vooruit en Groen, nog een paar stappen verder. Ten eerste door oudere werkzoekenden aan te vallen. En ten tweede door de gewesten toe te staan een strenger beleid te voeren ten aanzien van werkzoekenden.
De Vlaamse regering greep die mogelijkheid met beide handen en breidde de sanctionering van werkzoekenden fors uit. Minister van Werk Jo Brouns (cd&v) bijvoorbeeld heeft het vaak over “het trekken van een rode kaart” als hij het heeft over de begeleiding van mensen zonder werk. In april 2023 kondigde de VDAB trots aan dat ze nog nooit zo veel werkzoekenden een sanctie gaf. Vreemd om daar trots op te zijn, als je het ons vraagt. Dat record is geen toeval. Er zit een bewust beleid achter. De VDAB beoordeelt haar bemiddelaars sinds 2022 op het aantal werkzoekenden die ze doorsturen naar de controledienst, de dienst die bevoegd is om werkzoekenden te sanctioneren. Komen bemiddelaars niet aan de streefcijfers, dan worden ze op de vingers getikt. De slogan ‘sanctioneren is nooit een doel op zich’ die je regelmatig hoort bij de VDAB en minister van Werk Jo Brouns, klinkt dan wel erg ongeloofwaardig. Daarmee bedoelen we niet dat werkzoekenden nooit gesanctioneerd mogen worden. Als een werkzoekende blijft weigeren om zijn of haar plichten na te komen en de kantjes er af blijft lopen, dan kan een sanctie effectief een laatste toevluchtsoord zijn voor de VDAB. Een laatste, niet de eerste. Wij verleggen de focus van de VDAB dus terug van sanctioneren naar begeleiden. VDAB-bemiddelaars beoordelen we niet langer op basis van het aantal opgelegde sancties.
Sinds 1 januari 2023 gaat de Vlaamse Regering nog een stap verder en voerde ze de verplichte gemeenschapsdienst in. De VDAB kan mensen die langer dan 2 jaar naar werk zoeken, verplichten om voor 1,30 euro per uur (boven hun werkloosheidsuitkering) klusjes uit te voeren, bijvoorbeeld bij de gemeente. De PVDA, maar ook Groen en Vooruit spraken zich in het Vlaams Parlement en daarbuiten meermaals negatief uit over het systeem. “Dwangarbeid in overheidsjobs” noemde de toenmalige Antwerpse schepen van Vooruit Tom Meeuws de gemeenschapsdienst nog in mei 2023. Maar het verzet van Groen en Vooruit bleken holle woorden, want nog geen maand later besliste diezelfde Tom Meeuws om de gemeenschapsdienst in te voeren in Antwerpen. Ook Gent, met onder andere Groen en Vooruit in het bestuur, ging overstag. Wij blijven wél pleiten voor het afschaffen van de verplichte gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden.
Waarom? Alle initiatieven in het buitenland om verplichte gemeenschapsdienst voor een uitkering en een habbekrats in te voeren hebben niet geleid tot duurzame jobs. Een verplichte gemeenschapsdienst blijkt wel correct betaalde jobs te verdringen. Er is het beruchte voorbeeld in Nederland van straatveger Harry uit Den Haag wiens job eerst werd wegbezuinigd door de gemeente. Drie jaar later jaren moest hij op zijn 63ste in het statuut van geactiveerde werkloze exact dezelfde straten vegen als voordien, maar dan voor enkele honderden euro’s minder. “Waarom zouden lokale besturen nog degelijke jobs voorzien in de groendienst, bij de loketten, als ze mensen ook gratis kunnen inschakelen? Dit is een hellend vlak voor de arbeidsmarkt, waar vakbonden en experten zich al uitgebreid tegen uitgesproken hebben”, stelde Peter Mertens voor PVDA in de gemeenteraad van Antwerpen.
Niet alleen de Vlaamse Regering legt de schuld volledig bij de werkzoekenden zelf. Vandaag staan alle rechtse partijen, van extreem-rechts tot cd&v, te springen om de werkloosheidsuitkeringen te beperken in de tijd. Om zo werkzoekenden 'aan te moedigen' sneller werk te vinden. Als de Vlaamse regering van N-VA, cd&v en Open Vld, bevoegd was, hadden ze dat al doorgevoerd. Zelfs ex-Vooruit-voorzitter Conner Rousseau pleit ervoor om werkzoekenden te verplichten na twee jaar een "basisjob" te aanvaarden op straffe van het verliezen van de uitkering. Voor deze basisjobs krijgen werkgevers subsidies, terwijl werknemers het moeten doen met het minimumloon.
Een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd betekent een toename van de jobonzekerheid. Vandaag leeft al één op twee werkzoekenden onder de armoedegrens. Het afschaffen van deze uitkeringen zou hen naar de lange rijen bij de OCMW's sturen, waardoor de lasten voor de lokale overheden zullen toenemen. Zelfs als alle vacatures zouden overeenstemmen met het profiel van de werkzoekenden, zou er nog steeds een tekort zijn van bijna 90.000 vacatures.
Uitkeringen beperken is ook inefficiënt beleid: studies van de RVA en van de OESO tonen aan dat het niet leidt tot een snellere terugkeer naar werk. Als (langdurig) werklozen niet gemakkelijk werk vinden, ligt dat volgens die studies niet aan de hoogte van hun uitkering. Waar ligt het dan wel aan? Aan verschillende factoren die ze zelf niet in de hand hebben: ze zijn te oud (volgens de werkgever), hebben niet de juiste opleiding gevolgd of ze hebben een migratieachtergrond en botsen op discriminatie bij de aanwerving. Ook het gebrek aan (betaalbare) kinderopvang en de buitensporige kosten van mobiliteit zijn belangrijke drempels om werk te vinden.
Volgens de PVDA is het wel mogelijk om iedereen een goede job te geven. En om mensen op een humane manier te begeleiden in de zoektocht naar zo’n job. We stoppen de jacht op werklozen en pakken eindelijk de werkloosheid aan (zie hoofdstuk over stabiele werkgelegenheid).
Zoals PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw zegt: "Het probleem in België is dat jobs niet genoeg betalen. De rechtse partijen, willen altijd de werklozen treffen, maar ze durven het geld niet bij de rijken te gaan halen om iedereen een fatsoenlijke job te garanderen. Dat moeten we veranderen." We investeren in het creëren van duurzame jobs, maar ook in emanciperende steun voor werklozen met stages en opleidingen.
Daarvoor hebben we een sterke openbare instellingen voor tewerkstellingsbeleid nodig. Een VDAB die mensen kan ondersteunen en begeleiden richting een kwalitatieve job, met fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Maar wat zien we? De huidige Vlaamse Regering bespaart op de VDAB. Deze regeerperiode werden er 22 miljoen euro en 419 voltijdse personeelsleden geschrapt. “Begeleiding is cruciaal om mensen aan het werk te helpen. Deze maatregel zal dubbel nefast zijn voor de tewerkstelling. Er verdwijnen niet alleen 419 jobs, maar er wordt ook bespaard op arbeidsbegeleiding”, zei Jos D’Haese, fractieleider voor de PVDA in het Vlaams Parlement toen de regering die besparing bekendmaakte. De Vlaamse Regering bespaart niet alleen op de VDAB. Ze verkoopt à volonté taken van de VDAB uit aan de privé. Uitbestedingen die, volgens het Rekenhof, ondoorzichtig en niet efficiënt zijn.
Wij draaien die besparingen op de VDAB terug. We investeren in de VDAB en zorgen ervoor dat ze de belangrijke taken opnieuw zelf kunnen uitvoeren zonder die te moeten doorschuiven naar privébedrijven. Zo zorgen we voor bemiddelingsdiensten op maat die rekening houden met het profiel van de persoon, zoals het opleidingsniveau, de talenkennis of computervaardigheden. Alle werkzoekenden hebben recht op een persoonlijke route die een terugkeer op de arbeidsmarkt mogelijk maakt. We zorgen voor vakbondsondersteuning tijdens dit hele proces om ervoor te zorgen dat de rechten en wensen van werkzoekenden worden gerespecteerd. We moedigen stages aan en investeren in toegankelijke, betaalde opleidingen. In overleg met de werkzoekenden stellen we jobaanbiedingen voor die aansluiten bij hun profiel en vaardigheden.
De Vlaamse regering geeft de voorkeur aan gestandaardiseerde, digitale ondersteuning op afstand. Het tegenovergestelde van de menselijke, nabije aanpak die rekening houdt met de realiteit van werkzoekenden waar kwetsbare mensen zo’n nood aan hebben. Persoonlijke ontmoetingen tussen bemiddelaars en werkzoekenden zijn voor ons de norm. Ontmoetingen op afstand organiseren we enkel op uitdrukkelijk verzoek van de werkzoekende.
Om werknemers die het verst van de arbeidsmarkt afstaan te reïntegreren, werken we samen met de verschillende actoren uit de sociale economie. Ook overheden moeten het goede voorbeeld geven door langdurig werklozen meer jobkansen te bieden en door sociale tewerkstellingsprojecten te ontwikkelen voor de meest kwetsbare groepen.
We pakken ook het tekort aan jobs aan en dan vooral het tekort aan kwaliteitsvolle jobs. België kampt al enkele jaren met een groot aantal vacatures. Daarvoor zijn twee mogelijke verklaringen, elk met een eigen mogelijke oplossing.
Ten eerste komen de aangeboden jobs niet overeen met de profielen van de werkzoekenden. Vaak gaat het dan over jobs die zeer specifieke kwalificaties vereisen, zoals lassers of monteurs. Om nieuwe mensen aan te trekken voor deze beroepen, voeren we bewustmakingscampagnes op scholen en breiden we de mogelijkheden voor stages uit. We versterken ook het aanbod van opleidingen, zorgen ervoor dat ze toegankelijk zijn en maken ze aantrekkelijker, met name door een vergoeding te voorzien.
Maar veel belangrijker is de kwaliteit van de beschikbare jobs. Laten we eens kijken naar enkele beroepen met een tekort. In de ziekenhuissector leiden overbelasting van het werk en een gebrek aan middelen tot een van de hoogste afwezigheidscijfers van het land. Als we kijken naar verloning, zien we dat obers, huishoudhulpen en kappers de drie slechtst betaalde beroepen zijn. In 2021 bleek uit een studie van de vakbond dat de gemiddelde huishoudhulp bijna 100 euro minder verdient dan de armoedegrens. Daardoor stelt één op de twee werknemers vaak een medische consultatie of de aankoop van medicijnen uit. Kim De Witte, PVDA-parlementslid in het Vlaams Parlement, legt in zijn boek Ze draaien ons zot de vinger op de wonde: “Verpleegkundige, schoonmaker met dienstencheques, bouwvakker, truckchauffeur … de knelpunt-toppers zijn allemaal in hetzelfde bedje ziek: lage lonen, veel stress, lastig of gevaarlijk werk, onmogelijke werkuren, kleine deeltijdse baantjes. De kwaliteit van de aangeboden jobs deugt niet. Als de kwaliteit stijgt, stijgt ook het aantal mensen dat we kunnen tewerkstellen.” Als de activeringsbrigade weer begint over sanctioneren en het afpakken van werkloosheidsuitkeringen om mensen ‘aan te moedigen’ om te werken, vertellen ze er natuurlijk niet bij dat de jobs waarmee ze mensen willen ‘activeren’ geen fatsoenlijk loon of een uitweg uit de armoede bieden.
Om iedereen een kwaliteitsvolle job te bieden, zorgen we in de eerste plaats voor een fatsoenlijk loon. We verhogen het minimumloon en herzien de loonblokkeringswet van 1996 die de loononderhandelingen in een dwangbuis steekt. Daarnaast zorgen we voor duurzame contracten en maken we een einde aan de wildgroei van onzekere jobs. We maken werk ook werkbaar door haalbare werktijden te garanderen, rekening te houden met de zwaarte van het werk en door de rol van de vakbonden te versterken.
We maken komaf met onbetaalde ‘nepstages’, waarmee werkgevers jongeren onder het mom van een stage gratis lange dagen laten werken. We garanderen dat stages goede arbeids- en loonvoorwaarden hebben en concrete vooruitzichten bieden op een job. Daarnaast ondersteunen we jongeren bij het zoeken naar een job en staan we ze financieel bij door eerdere hervormingen van de inschakelingsuitkering terug te draaien.
Deze uitkeringen zijn bedoeld voor jongeren die een jaar na het verlaten van de school geen werk hebben kunnen vinden. Ze moeten hen in staat stellen financieel te overleven. In 2011 heeft de regering-Di Rupo de eerste bezuinigingen doorgevoerd door deze uitkeringen in de tijd te beperken. Daarna was het de beurt aan de regering-Michel om de leeftijd waarop iemand recht heeft op een inschakelingsuitkering te beperken. Ze brachten de maximumleeftijd terug van 30 naar 25 jaar. Dan hebben we het nog niet eens over de invoering van diplomavereisten voor jongeren onder de 21 jaar. Als gevolg van al die hervormingen daalt het aantal jongeren dat een uitkering krijgt jaar na jaar: van 90.000 voor de hervorming tot 30.000 nu. Veel jonge afgestudeerden zagen hun situatie onzekerder worden. Bovendien heeft deze maatregel, zoals academische studies hebben aangetoond, de kansen van jongeren om een duurzame job te vinden niet vergroot. Meer en meer jonge afgestudeerden zien zich verplicht om slecht betaalde jobs van kortere duur te aanvaarden. Jobs die bovendien weinig kans op promotie bieden.
Sindsdien hebben verschillende rechtbanken van arbeidshoven tot het Hof van Cassatie geoordeeld dat de vorige hervormingen een stap terug betekenen in termen van het recht op sociale bescherming. Een achteruitgang die niet kan worden gerechtvaardigd "om redenen van algemeen belang". Ondanks deze gerechtelijke uitspraken heeft de PS-minister van Werk de beperkingen ongewijzigd gehandhaafd. De PVDA-parlementsleden Nadia Moscufo en Gaby Colebunders dienden vervolgens een wetsvoorstel in om de onrechtvaardige hervormingen van de vorige regeringen terug te draaien. Dit voorstel werd verworpen door alle Vivaldi-partijen, waaronder Ecolo/Groen, PS en Vooruit.
We maken alle sociale uitkeringen welvaartsvast. Als het gemiddelde inkomen stijgt, moeten ook de pensioenen en de werkloosheids- en andere uitkeringen volgen. Wettelijk is er een enveloppe voorzien om ook de uitkeringen te laten meegenieten van de toegenomen welvaart. Om de twee jaar onderhandelen de sociale partners over de verdeling van deze enveloppe. Wij willen garanderen dat alle sociale uitkeringen altijd welvaartsvast blijven, zodat de koopkracht van mensen met een uitkering en/of pensioen verzekerd is.
We willen dat wie bepaalde sociale rechten heeft, die ook automatisch toegekend krijgt zonder een hele papiermolen te moeten doorlopen.
We willen een einde maken aan het statuut van samenwonenden en evolueren naar een geïndividualiseerd recht op sociale uitkeringen. Vandaag hangt het vervangingsinkomen nog altijd af van iemands gezinssituatie en varieert het naargelang hij of zij samenwoont of alleen woont. Dit discriminerende mechanisme is vooral nadelig voor vrouwen, die nog te vaak de zorglast op hun schouders dragen. Het vergroot de ongelijkheid tussen hen en mannen en versterkt hun afhankelijkheid binnen koppels.
Dit statuut houdt ook geen rekening met nieuwe levensstijlen en nieuwe woonvormen. Vaak zijn die nieuwe woonvormen ook een economische noodzaak. Voor voor wie alleen woont, is een eigen woning een verre droom. Het brengt mensen in een onzekere positie als ze een woning gaan delen omdat ze de exorbitante huur alleen niet kunnen betalen, net zoals het mensen straft die besluiten een ziek familielid of iemand in nood in huis te nemen.
Om vooruitgang te boeken op dit gebied hebben PVDA-parlementsleden voorstellen ingediend in het parlement om te komen tot individualisering van sociale rechten. Deze voorstellen zijn systematisch verworpen door extreemrechts en de hele Vivaldi-regering, inclusief de linkse partijen. Het enige wat Vooruit en PS de afgelopen vijf jaar deden, was een resolutie indienen om een studie te bestellen bij het Rekenhof.
Onze sociale zekerheid is de kathedraal van de werkende klasse. De arbeidersbeweging uit het hele land heeft die rechten samen afgedwongen. Ondanks het risico op vervolging en broodroof stichtten moedige werkende mensen de eerste hulpkassen. Het waren de voorlopers van de mutualiteiten. Ze zorgden voor een collectieve bescherming tegen ziekte en ongevallen. Uit de hulpkassen groeiden ook de weerstandskassen voor stakingen, de kiemen van de vakbonden. Er waren twee algemene stakingen (1886 en 1887) nodig om de kinderarbeid te verbieden en het loon in geld te doen uitbetalen. Na de Eerste Wereldoorlog voerde de overheid een verplicht pensioensysteem in voor arbeiders en bedienden uit de privésector. De grote algemene staking van 1936 (na de extreemrechtse moord op de Antwerpse arbeiders Pot en Grijp) zorgde voor het minimumloon en het betaald verlof. Pas na de Tweede Wereldoorlog, onder grote druk van de vakbeweging en de Communistische Partij, kwam de sociale zekerheid tot stand zoals we ze vandaag nog kennen. Een verplicht systeem, waarbij alle takken (kinderbijslag, werkloosheid, ziekte, pensioen) aan elkaar verbonden zijn. Vanaf dat moment financiert en organiseert de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid (nu de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) het hele systeem. Voortaan worden sociale bijdragen voor werknemers automatisch afgehouden van het loon.
Zonder sociale zekerheid (de pensioenen buiten beschouwing gelaten) zou de Belgische financiële armoede oplopen tot een kwart van de totale bevolking. Ook tijdens de coronacrisis bewees onze sociale zekerheid haar kracht. Een vereenvoudiging en verbreding van de tijdelijke werkloosheid hield het gros van de ondernemingen en hun werknemers overeind tijdens de lockdown (en nog lang daarna). Zelfstandigen konden rekenen op een uitgebreid overbruggingsrecht. Het is dan ook wrang dat de werkgeversorganisaties, die in 2020 de hand wijd open hielden voor de sociale steun, vandaag alweer roepen om besparingen. In elk geval waarborgt onze sociale zekerheid vandaag een ziekteverzekering voor iedereen, gezondheidszorg, betaald verlof, verlof om voor de kinderen te zorgen, bescherming tegen werkloosheid en een eerlijk pensioen.
De belangrijkste inkomstenbron van de sociale zekerheid zijn de sociale bijdragen. De laatste 30 jaar staan die inkomsten zwaar onder druk. Keer op keer framen de werkgeversorganisaties VBO en Voka de sociale bijdragen als een belasting. In hun retoriek werden de ‘sociale bijdragen’ ‘sociale lasten’. De veel te vroeg gestorven professor Jan Blommaert hamerde altijd op het belang van die woordenstrijd. Sociale bijdragen zijn geen lasten, maar uitgesteld loon waar alle werknemers op een bepaald moment in hun leven beroep op doen, zei hij.
Werkgevers en rechtse economen oreren ook graag over de zogenaamde onbetaalbaarheid van ons sociaal systeem. Volgens rechtse krachten zijn de uitgaven altijd te hoog. Uit een recente studie van de Nationale Bank blijkt nochtans dat België minder uitgeeft aan de sociale zekerheid dan onze buurlanden. Zelf knabbelen rechtse partijen voortdurend aan de inkomsten van onze sociale zekerheid. De laatste grote uitholling, de zogenaamde taxshift van de regering-Michel, sloeg een gat in de sociale zekerheid dat volgens het Planbureau in 2024 al oploopt tot meer dan 8 miljard euro.
De PVDA wil de sociale zekerheid versterken door de inkomsten via de sociale bijdragen te verzekeren. Dat is belangrijk, want met een sterke en onafhankelijke financiële basis, blijft de sociale zekerheid de beste garantie van de werkende klasse bij tegenslagen.
Inmiddels is de hele politiek doordrongen van de liberale besparingdogma's. N-VA, Open Vld, cd&v, Vooruit, Groen en Vlaams Belang, allemaal pleiten ze eensgezind voor een verlaging van de “lasten op arbeid”. Ze draaien de werknemers een rad voor de ogen, door hen steeds iets hogere nettolonen te beloven maar tegelijk te snijden in de sociale bijdragen. Maar zo zetten ze de sociale zekerheid onder druk. Samen met de vakbonden waarschuwt de PVDA als enige partij voor deze valkuil. Er zit al heel wat houtworm in de kathedraal van de sociale zekerheid. Zij die enkel spreken over het nettoloon, organiseren gewoonweg een nieuw rondje inleveringen op kosten van onze sociale bescherming.
De PVDA stelt de maatregelen van de opeenvolgende regeringen aan de kaak die de financiering van de sociale zekerheid hebben ondermijnd. De regering-De Croo draaide de taxshift van de regering-Michel niet terug. Op vraag van het VBO regelde minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (Vooruit) in 2023 zelfs een nieuw cadeau van één miljard euro korting op de patronale bijdragen. De opeenvolgende verlagingen van de werkgeversbijdragen en de vrijstellingen van bedrijfsvoorheffing zullen in 2024 verantwoordelijk zijn voor het gigantische gat van meer dan 15 miljard euro. Dat is een enorm cadeau voor de werkgevers zonder dat daar enige voorwaarde inzake werkgelegenheid aan verbonden is. De Nationale Bank meldde dat Belgische werkgevers veel meer verlagingen krijgen dan in de buurlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland. In 2020 waren de Belgische loonsubsidies goed voor 5 procent van de totale loonmassa. In Frankrijk en Duitsland was dat vijf keer minder. Ook in Nederland ligt het percentage gemiddeld rond de 1 procent. Ondertussen wijst studie na studie uit dat de Belgische loonsubsidies en kortingen vooral de winstmarges van de (grote) bedrijven opkrikken.
Elk van deze loonsubsidies verdient een ernstige analyse. We moeten onderzoeken wat de impact is op de werkgelegenheid en die vergelijken met de kost van de subsidies. We moeten ook de negatieve effecten opsporen. Zo kan de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing op werk in wisselende uren werkgevers aanzetten om meer nachtwerk in te voeren, wat schadelijk is voor de gezondheid van de werknemers.
Tegelijk is het nodig om de financiering van de sociale zekerheid snel en structureel te versterken. Verschillende voorstellen van de PVDA dragen daaraan bij. Met onze maatregelen voor goedkopere medicatie (die ervoor zorgen dat de sociale zekerheid minder geld moet betalen aan Big Pharma) besparen we meer dan één miljard euro bij het Riziv. Met een deel van de opbrengst van de miljonairstaks willen we ook de pensioenen financieren.