Loonsverhoging
We voelen het allemaal aan de kassa in de supermarkt of wanneer we onze facturen betalen: onze koopkracht is niet meer wat ze geweest is. De voorbije jaren steeg de inflatie – dat is de stijging van de levensduurte – snel. Sneller dan de lonen konden volgen. Het reële loon van de mensen ging er zo op achteruit. Het is tijd die trend te stoppen en loonsverhogingen mogelijk te maken. Hoe doen we dat? Door het recht op vrije onderhandelingen over collectieve loonsverhogingen te herstellen. En door de overheid de mogelijkheid te ontnemen om loonsverhogingen te verbieden. Daarvoor moet de loonblokkeringswet van 1996 herzien worden. We verhogen ook het minimumloon naar 17 euro per uur[1], zoals de vakbonden en feministische organisaties voorstellen.
Waarom loonsverhogingen nodig zijn
Wij verloren onder de Vivaldi-regering aan koopkracht. Een peiling geeft aan dat koopkracht ook de grootste zorg is voor de Belgen.[2] De Grote Bevraging van de PVDA bij meer dan 100.000 mensen bevestigt dat. Veel mensen komen moeilijk of niet meer rond. Zelfs wanneer ze werken.
De stijgende levensduurte vermindert de reële waarde van de lonen: je kan voor hetzelfde loon minder kopen. Het mechanisme van de index corrigeert dat gedeeltelijk en helpt zo het verlies op te vangen. Maar werkgevers willen deze index afschaffen [3] en ook sommige partijen overwegen een “wijziging”, een “aanpassing” of “modernisering” ervan. Het zijn allerlei manieren om hetzelfde te zeggen: zij willen de index aanvallen en uithollen.[4]
Omdat de index niet volstaat om het koopkrachtverlies op te vangen, zijn daarnaast loonsverhogingen nodig om gelijke tred te houden met de stijgende levensduurte. Maar de Vivaldi-regering verhindert dat. Gevolg: de reële lonen van de Belgische werknemers zijn tussen begin 2021 en einde 2023 met 2,52% achteruitgegaan.[5] Voor een gemiddeld loon betekent dat: een cumulatief loonverlies van 3.472 euro onder Vivaldi.[6]
De som van drie elementen veroorzaakt dus dat loonverlies:
Ten eerste heeft de Vivaldi-regering gebruikgemaakt van de loonblokkeringswet om loonsverhogingen bovenop de indexaanpassingen te blokkeren op maximum 0,4% voor de periode 2021-2022 [7] en op… 0,0% voor de periode 2023-2024.[8]
Ten tweede zijn bepaalde producten zoals brandstof niet opgenomen in de lijst producten waarop de index berekend wordt. Met andere woorden: de index weerspiegelt de levensduurte niet correct.
Ten derde: tussen het moment waarop de prijzen stijgen en het moment waarop de indexaanpassing volgt, lijdt het reële loon verlies. Dat kan zich opstapelen tot meerdere maanden tot zelfs tot een vol jaar voor lonen die slechts eens per jaar geïndexeerd worden.
Premies en cheques compenseren het verlies van het reële loon niet
Om haar beleid goed te praten legt de regering uit dat ze het sociaal tarief uitbreidde en dat ze energiecheques toekende om de hogere energiefacturen te compenseren. Ze legt ook uit dat ze de vakbonden in staat stelde bepaalde premies te bedingen in bedrijven (Corona-premies en koopkrachtpremies). Eens kijken wat die argumenten waard zijn.
Het sociaal tarief? Dat was vooral bestemd voor de huishoudens met de laagste inkomens: de uitkeringsgerechtigden. Heel weinig werknemers in loondienst kwamen ervoor in aanmerking.
De energiecheques? Die waren bedoeld voor mensen die na 30 september 2022 een gas- en/of elektriciteitscontract afsloten en minder dan 65.000 euro per jaar verdienen. Lang niet voor iedereen dus. En het maximum bedrag ervan was 980 euro. Een magere troost tegenover het verlies van 3.472 euro van je reële loon.
De Vivaldi-regering maakte ook veel publiciteit voor haar “coronapremie” en daarna voor haar “koopkrachtpremie”. We zouden tot 500 euro krijgen voor de coronapremie en tot 700 euro voor de koopkrachtpremie. Maar we kwamen van een koude kermis thuis. Het waren gewoon cheques die we in bepaalde winkels moesten inwisselen. De coronapremie gold niet voor de helft van de werknemers. En voor zover bekend heeft amper een kwart van de werknemers de koopkrachtpremie ontvangen.
De coronapremie was gemiddeld 274 euro waard voor twee jaar: dat is per maand nog geen 12 euro. De koopkrachtpremie was gemiddeld 375 euro waard voor twee jaar, nog geen 16 euro per maand.[9] De premies telden ook niet mee voor je pensioen.
De middelen om de lonen te verhogen zijn voorhanden
Als samenleving scheppen we maatschappelijke rijkdom. Het deel van deze rijkdom dat naar lonen gaat is de afgelopen tien jaar gestaag gedaald ten gunste van de winsten van (grote) bedrijven. Het is als met een taart: het stuk dat naar de lonen gaat, is voortdurend kleiner geworden, en het stuk van de winsten almaar groter.
Dat proces voltrok zich onder de regering-Michel en daarna onder de Vivaldi-regering. Concreet gaat drie procent van de geproduceerde rijkdom niet langer naar de lonen, wat neerkomt op 16 miljard euro per jaar.
In de uitleg van de Nationale Bank van België daarover klinkt het zo: “Het (bruto) winstaandeel van de Belgische niet-financiële ondernemingen bedroeg ongeveer 36% in de periode 1995-2000, maar vertoont sindsdien een stijgende trend, met een opmerkelijke onderbreking tijdens en na de wereldwijde financiële crisis van 2007-2008. Het winstaandeel is echter weer gestegen, van minder dan 39% in 2013 tot ongeveer 44% in 2021, voor opnieuw een lichte daling in te zetten in 2022 door een sterke stijging van de inputkosten. Op kwartaalbasis daalde het brutowinstaandeel tot 40,9% in het eerste kwartaal van 2023. Ondanks deze recente daling blijft het relatief hoog in historische termen.”[10]
Waar komt deze stijging van de winstmarges van bedrijven vandaan? De Nationale Bank van België beantwoordt deze vraag als volgt: “De loonkosten [stegen] veel minder [...] dan de arbeidsproductiviteit (wat samenvalt met een dalend aandeel van de lonen in het nationale inkomen). Dit is het gevolg van de beleidsmaatregelen om het kostenconcurrentievermogen van Belgische bedrijven te verbeteren, zowel via de loonnormen (die de reële loonstijging beperken) als via ad-hocmaatregelen in de periode na 2014, zoals de tijdelijke opschorting van de indexeringsmechanismen en de verlagingen van de door de werkgever betaalde socialezekerheidsbijdragen.”
Het plaatje maakt duidelijk dat er met een beter verdeelde taart, en een eerlijker verdeling van de geproduceerde rijkdom voldoende middelen zijn om onze lonen te verhogen.
Om loonsverhogingen mogelijk te maken, moeten we de loonblokkeringswet herzien
Om het proces van dalende lonen te stoppen, moeten we de index beschermen en niet laten uithollen. Dat vormt de basis. Maar het is niet genoeg. De lonen moeten ook boven de indexaanpassingen kunnen uitstijgen. Dat kan door de loonblokkeringswet te herzien. De vakbonden dienen weer vrij te kunnen onderhandelen over collectieve loonsverhogingen.
De Belgische loonblokkeringswet is uniek. Nergens in Europa heeft een regering een dergelijk recht. Daarmee is wel duidelijk hoe de prioriteiten liggen: de regering, kan wel loonsverhogingen blokkeren, maar is niet in staat om dividenden tegen te houden of om de energieprijzen te bevriezen.
Daarnaast moet het minimumloon hoger: naar 17 euro per uur, of 2.800 euro bruto per maand voor voltijds werk.
De loonblokkeringswet van 1996, de hervorming ervan in 2017 en het wetsvoorstel-Goblet-Hedebouw
De loonblokkeringswet is een erfenis van de regering-Dehaene uit 1996 om de lonen niet sneller te laten stijgen dan in de buurlanden. Op basis van de verwachte loonstijgingen daar moesten de werkgevers en vakbonden hier het eens worden over een maximum-loonstijging. Als ze niet tot een akkoord kwamen, kreeg de regering zelf de macht om een maximum-norm voor loonsverhoging op te leggen. En dat deed de regering-Di Rupo in de jaren 2013 en 2014.
In 2017 maakte de regering-Michel met de steun van het Vlaams Belang de wet strenger: er werd geknoeid bij het vergelijken van de loonontwikkelingen in België met die in de buurlanden. Er kwamen ook scherpere sancties op het overschrijden van de maximum-norm.
Willen we terug ruimte voor echte onderhandelen over collectieve loonsverhogingen, dan kunnen we niet zomaar terug naar de versie van de loonblokkeringswet uit 1996. De wet moet grondig gewijzigd worden op twee punten:
Eén: de maximum-norm moet “indicatief” zijn – dat wil zeggen: niet strikt, maar de richting aanwijzend.
Twee: de vergelijking met de lonen in de buurlanden mag niet vertekend worden.
Dat is de inhoud van het wetsvoorstel van wijlen Marc Goblet, de voormalig algemeen secretaris van het ABVV, en Raoul Hedebouw, de voorzitter van de PVDA.
Het verzet van Vivaldi tegen loonsverhogingen
Open Vld, de Franstalige liberalen en de CD&V verdedigen de loonblokkering met hand en tand. De andere partijen van de Vivaldi-regering doen dat niet. Althans in de maanden voor de verkiezingen. Maar in feite volgen ze de liberalen en de CD&V.
De PS en Vooruit [11] maakten bij de verkiezingen van 2019 zelfs een breekpunt of “rode lijn” van de hervorming van de loonblokkeringswet. Die hervorming moest en zou er komen. Maar bij de regeringsonderhandelingen meteen na de verkiezingen lieten zij hun “rode lijn” al vallen. Vivaldi steunde de loonblokkeringswet van 1996 en PS-minister Pierre-Yves Dermagne ondertekende tot tweemaal toe het Koninklijk Besluit dat de loonsverhogingen blokkeerde.
Ook Ecolo en Groen pleitten in 2019 voor hervorming van de loonblokkeringswet en lieten dat meteen na de verkiezingen weer vallen. De liberalen – nochtans in de minderheid in de regering – haalden hun slag thuis.
Het spel van loze beloftes is ter gelegenheid van 1 mei 2021 nog eens overgedaan. De voorzitter van Vooruit Conner Rousseau riep toen van op zijn sprekersstoel: “Ik krijg aan de kassierster in de supermarkt niet uitgelegd dat daar winst gemaakt wordt, dat de aandeelhouders daar dividenden zouden uitgekeerd krijgen en dat er voor haar geen loonopslag in zit. Dat is niet rechtvaardig. Ik hoop dat er nog een akkoord uit de brand kan gesleept worden. Maar laat het een duidelijk signaal zijn: als er écht voor die mensen geen loonsopslag in zit, dan zullen wij zeggen dat er geen dividend kan uitgekeerd worden.”[12]
Tegelijk dreigde voorzitter Paul Magnette van de PS ermee het Koninklijk Besluit over de loonstop niet te ondertekenen. Maar zodra de koorts van 1 mei was gezakt, werden alle beloftes en dreigementen snel weer ingeslikt en vergeten. PS-minister Dermagne ondertekende het Koninklijk Besluit.
Om dat falen te verhullen doen Vooruit en de PS alsof we dankzij hen de index hebben. Niet dus! De index is al een eeuw oud. Het eerste mechanisme voor automatische indexaanpassingen dateert uit 1920. Het is een historisch recht dat de brede sociale beweging heeft verworven. Dat de regering het niet aandurfde eraan te morrelen, is vooral te danken aan de sterke syndicale en politieke mobilisatie voor de lonen in de afgelopen jaren.
Vanaf begin 2021 tot en met vandaag voeren de vakbonden een niet aflatende strijd om het recht op vrije onderhandelingen over echte loonsverhogingen te heroveren en om de loonblokkeringswet van 1996 te hervormen. Met stakingen, actiedagen en nationale betogingen, met een burgerpetitie die bijna 100.000 handtekeningen verzamelde op de parlementaire website, met wijdverspreide sensibiliseringscampagnes in bedrijven, bij lokale overheden en op sociale media.
De PVDA steunt deze beweging volop: bij de mobilisaties, met een sensibiliseringscampagne en in het parlement. Raoul Hedebouw diende samen met het PS-parlementslid en voormalig algemeen secretaris van het ABVV, wijlen Marc Goblet het wetsvoorstel in om de loonblokkeringswet te hervormen. Dat wetsvoorstel ontneemt de regering de mogelijkheid om loonsverhogingen te verbieden. De vakbonden krijgen dan weer de volledige bevoegdheid om een van hun basistaken te vervullen: onderhandelen over loonsverhogingen.
Veel gestelde vragen
Zijn de reële lonen dan niet gestegen zoals de regering beweert?
Om zich te verdedigen zegt de Vivaldi-regering dat de reële lonen tussen het eerste kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 met 2,9% zijn gestegen.[13] Dat is een bedrieglijke truc van de foor. Want de regering zegt er niet bij dat zelfs met die stijging de reële lonen nog onder hun niveau van 2020 bleven steken. Nee, deze stijging maakte niet goed wat in de regeerperiode van Vivaldi al verloren ging. En de regering zegt er ook niet bij dat later in 2023 de reële lonen weer daalden.
Bedreigen loonsverhogingen het concurrentievermogen?
Dat is het refreintje van het Verbond van Belgische Ondernemingen, de vereniging van grote werkgevers. Toch boekten zij meer winst dan ooit. De Nationale Bank van België legt uit dat, anders dan in de buurlanden, de Belgische lonen veel trager zijn gestegen dan de productiviteit, zodat de winsten in België sneller groeien dan in daar: “Bekeken naar niveau liggen de Belgische loonkosten per eenheid product daardoor nu dicht bij het niveau in Nederland, maar duidelijk lager dan dat in Frankrijk en Duitsland.”[14]
De werkgevers vertellen er ook niet bij dat onze indexaanpassingen van de lonen een positieve rol spelen in de economie. Onze index zorgde ervoor dat België een van de hoogste groeicijfers van Europa kent. Ja, het verhogen van de lonen stimuleert de consumptie en is daarom goed voor de economie.
Worden we bedreigd door een loon-prijsspiraal?
Onderzoek, onder andere van het Internationaal Muntfonds, geeft aan dat de inflatie van de laatste jaren niet door loonstijgingen is uitgelokt, maar door de explosie van de energieprijzen, en door de overwinsten waarbij bedrijven misbruik maken van hun monopoliepositie om hun prijzen op te drijven.
Zal rechts niet eisen dat we ook de index aanpakken als we aan de loonblokkeringswet morrelen?
De rechtse partijen, de werkgevers en de Europese Commissie proberen voortdurend een einde te maken aan alle “automatische” mechanismen zoals de indexering en de loonsbarema’s en zelfs komaf te maken met de mechanismen van collectieve loononderhandelingen. Ze weten maar al te goed dat de kracht van de werkende klasse in de collectiviteit schuilt. Daarom sturen ze aan op zoveel mogelijk “ieder voor zich” en onderlinge concurrentie
Als linkse partij gaan wij voor een sterke vakbeweging en voor de solidariteit. We houden vast aan de verworvenheid van de index en eisen de terugkeer van het recht op vrije collectieve loononderhandelingen.
“Frank Vandenbroucke heeft toch de inkomens van alle mensen verhoogd met de index”[15] ?
Dat zei Melissa Depraetere, de nieuwe voorzitter van Vooruit. We schreven al dat Vooruit en PS ten onrechte doen alsof wat al meer dan een eeuw bestaat, verwezenlijkt is door een handvol ministers binnen Vivaldi. Erger is dat Vooruit op het moment dat de inflatie piekte met een voorstel kwam de index te wijzigen en in de plaats ervan een “sociale noodindex” in te voeren. Dan zouden hoge lonen minder geïndexeerd worden dan lage. In plaats van één eenvoudig systeem dat de hele werkende klasse verenigt, zouden we dan een indexeringssysteem met twee snelheden krijgen.[16] De koopkracht van de hogere lonen verlagen is niet de juiste manier om die van de lagere lonen te verhogen. Dat verdeelt en verzwakt de wereld van de arbeid. Het is bij de enorme winsten dat we op zoek moeten naar de middelen om alle lonen te verhogen.
Ondermijn je de sociale dialoog niet door de loonblokkeringswet open te breken?
We zijn niet voor het afschaffen van de loonblokkeringswet maar voor het hervormen ervan, zoals verwoord in het wetsvoorstel Goblet-Hedebouw. Dat wetsvoorstel versterkt het kader voor collectieve loononderhandelingen. Het maakt een einde aan de loonstop en aan het recht van de regering loonsverhogingen te verbieden. En het beschermt de index.
Moeten we alleen het nettoloon verhogen en niet het brutoloon?
De meeste partijen kondigen aan dat ze wel een verhoging van alleen het nettoloon zien zitten, met 300 of 400 euro. Sommige rechtse economen stellen voor dat we de lonen op netto basis moeten indexeren en niet langer de brutolonen.[17] Volgens al deze partijen en economen is ons brutoloon blijkbaar voldoende hoog. Maar niets is minder waar. Dezelfde mensen zeggen immers dat de pensioenfondsen leeg zijn en dat we dus langer moeten werken. Maar het is net mee met de sociale bijdragen uit ons brutoloon dat die fondsen gespijsd worden?
Even ter herinnering: Ons loon houdt meer in dan alleen het nettoloon dat we op onze bankrekening ontvangen. Want in dat loon zitten ook onze bijdragen voor de sociale zekerheid en wat we aan belastingen betalen. Die vormen wat we het uitgestelde loon noemen. Dat deel van ons loon wordt collectief samengelegd om een reeks diensten te financieren: de pensioenen, de ziektekostenverzekering, de arbeidsongevallenverzekering, de kinderbijslag (het groeipakket), de werkloosheidsverzekering, het onderwijs, onze ziekenhuizen, cultuurhuizen enzovoort
Wanneer we ons brutoloon verhogen, verhoogt dat meteen ons vakantiegeld en onze eindejaarsuitkering, maar het stopt ook geld in de fonds die we met ons uitgesteld loon financieren: we bouwen een beter pensioen op, garanderen onszelf een betere ziekte- en werkloosheidsuitkering ... en tegelijk helpen we de hele sociale zekerheid te financieren. Alleen omdat de beleidspartijen dat deel van ons loon afbouwden, komen we vandaag geld tekort onder andere om onze pensioenen te betalen en wordt ons verteld dat we langer moeten werken. Ons verloren brutoloon terugwinnen is goed nieuws voor ons netto-inkomen, maar ook voor onze sociale zekerheid.
Voetnoten
Dat is momenteel 12,10 euro per uur
VBO, VBO-verkiezingsmemorandum: 10 speerpunten ‘Voor een beter België’, 4 december 2023, https://www.vbo-feb.be/nl/publicaties/vbo-verkiezingsmemorandum-10-speerpunten-voor-een-beter-belgie/
Zie hieronder
Dit is de periode tussen 1 januari 2021 en 31 december 2023. Studie van de studiedienst van de PVDA van 29 november 2023, bijgewerkt in februari 2024 met cijfers voor het laatste kwartaal van 2023.
Dit betekent een groter cumulatief verlies van reële lonen dan in Zweden, waar het cumulatieve verlies 1,55% bedroeg.
Koninklijk Besluit 30/07/2021
Koninklijk Besluit 13/05/2023
https://www.nbb.be/nl/artikels/de-evolutie-van-de-winstmarges-van-bedrijven-en-inflatie-0
resolutie 132 (programma spa) - Van de bindende norm maken we opnieuw een indicatieve norm waarop sectoren, rekening houdend met hun productiviteitsverschillen, zich kunnen oriënteren. We herstellen dus de vrijheid (en mogelijkheid) van onderhandelen tussen de sociale partners.
De Nationale Bank van België legt uit: "Een internationale vergelijking toont aan dat de winstmarges in België ook aanzienlijk zijn losgekoppeld van de evolutie in de drie belangrijkste buurlanden [...]." De belangrijkste factor om dit verschil te verklaren is dat "de groei van de loonkosten in die landen minder afweek van de productiviteitsgroei dan in België." https://www.nbb.be/nl/artikels/de-evolutie-van-de-winstmarges-van-bedrijven-en-inflatie-0
Humo, interview Conner Rousseau, 26 april 2022