Innovatie
Hoe raken we af van fossiele brandstoffen? Hoe ontwikkelen we nieuwe medicijnen om ziektes te behandelen? Hoe kan nieuwe technologie ons leven beter maken? Om deze en andere belangrijke vragen te beantwoorden, hebben we sterk openbaar wetenschappelijk onderzoek nodig, beheerd en gefinancierd door de overheid. Zo beschermen we het vrij onderzoek en zorgen we ervoor dat niet de winst primeert, maar wel de behoeften van de samenleving.
België is een van de Europese en zelfs wereldleiders op het gebied van onderzoek. Onze onderzoekers lopen voorop op het gebied van chemie, lucht- en ruimtevaart, gezondheid, biotechnologie en klimaat, om maar een paar domeinen te noemen. Veel van dit onderzoek wordt echter toegeëigend door een handvol private giganten die alleen maar willen profiteren van deze kennis, in plaats van die in te zetten voor de maatschappij en de vele uitdagingen aan te gaan. Zowel op regionaal als federaal niveau wordt een steeds groter deel van de budgetten verschoven van openbaar onderzoek naar partnerschappen met zeer grote bedrijven. Dit gebeurt zonder enige controle over de doelstellingen of het gebruik van de resultaten.
Ondanks alle hype en beloftes is staatssecretaris voor Federaal Wetenschapsbeleid Thomas Dermine (PS) niet teruggekomen op de besparingen van zijn N-VA-voorgangers Elke Sleurs en Zuhal Demir. Zoals de vakbonden aan de kaak stellen, blijft het personeelstekort schrijnend in de federale musea en wetenschappelijke instellingen, evenals bij Belspo. Ook is er geen nieuw leven geblazen in grote publieke onderzoeksprojecten.
In de gewesten is de situatie al niet veel beter. Zowel Franstalige als Nederlandstalige universiteiten kampen met een gestage daling van de onderzoeksfinanciering. Dit zet het administratief en wetenschappelijk personeel onder druk en verspilt kostbare tijd in een eindeloze competitie en race om budgetten en projecten. Als de regionale overheidsfinanciering toeneemt, is dat vooral ten gunste van overheidssubsidies voor private bedrijven.
Tot slot vormt de regionalisering van het wetenschapsbeleid een bijkomende belemmering voor wetenschappelijk onderzoek in België, doordat de financiering verdeeld wordt tussen meerdere federale, regionale of communautaire instellingen. Als gevolg hiervan worden de projecten en onderzoekscentra van het land tegen elkaar uitgespeeld, waardoor er geen samenhang is tussen de gestelde doelen en de projecten die door de verschillende instellingen worden uitgevoerd.
We willen met dit model breken door opnieuw te investeren in sterk, coherent openbaar onderzoek, door de resultaten te beschermen tegen commerciële belangen en door samenwerking te bevorderen.
Al eeuwenlang dringen wetenschappers en onderzoekers onwetendheid terug, proberen zij de wereld beter te begrijpen en oplossingen te vinden voor de problemen waarmee de mensheid worstelt. Het wetenschappelijk onderzoek staat ter beschikking van de hele mensheid. Het moet worden gebruikt in het belang van de meerderheid van de bevolking en de planeet. Met de huidige kennis en de ontwikkeling ervan kunnen we de grote problemen van onze eeuw aanpakken: de opwarming van de aarde bestrijden, aan de basisbehoeften (voedsel, huisvesting, energie, ...) van miljarden mensen voldoen zonder de planeet te vernietigen, ziektes uitroeien die elk jaar miljoenen mensen het leven kosten …
De economist Mariana Mazzucato toont in haar boek De ondernemende staat dat de meeste grote innovaties voortkomen uit publiek onderzoek. Bijna alle innovaties die het kapitalisme van de voorbije eeuw voortgestuwd hebben, zijn schatplichtig aan overheidsinvesteringen. Van trein- tot ruimtereizen, van nanotechnologie tot biotechnologie, de grote doorbraken zijn telkens voortgekomen uit onderzoek dat door de overheid gefinancierd werd. Het is bijvoorbeeld dankzij fundamenteel onderzoek in het CERN (Europese Raad voor Kernonderzoek) in de jaren 1980 dat wij vandaag over het ‘World Wide Web’ kunnen surfen.
De coronapandemie was dan weer het zoveelste bewijs van het falen van onderzoek dat is toevertrouwd aan privégiganten. Hoewel bekend was dat coronavirussen een risico voor de gezondheid vormden en ondanks de royale overheidsfinanciering voor onderzoek waarvan de reuzen van de farmaceutische industrie profiteerden, gaven ze er de voorkeur aan hun onderzoek stop te zetten bij gebrek aan winst. Toen de epidemie losbarstte, gingen diezelfde bedrijven, in plaats van hun kennis te bundelen, een verwoede wedloop aan om als eerste een behandeling te ontdekken, want deze keer werd het uiterst winstgevend. Deze wedloop, gefinancierd door een overvloed aan extra overheidsmiddelen, heeft geleid tot het indienen van patenten op de ontwikkelde producten. We hebben dus een tweede keer betaald, en tegen een hoge prijs, voor behandelingen die veel eerder en voor veel minder geld beschikbaar hadden kunnen zijn als de fondsen voor onderzoek niet waren gekaapt door het winstbejag van de private sector. De meeste landen in het Zuiden kregen geen behandeling, terwijl westerse regeringen onverkochte vaccins lieten vernietigen.
Wetenschappelijk onderzoek beperkt zich niet alleen tot het oplossen van praktische problemen. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, met name in de humane wetenschappen, draagt ook enorm bij tot de cultuur en de kritische opvoeding van burgers en tot de ontwikkeling van een democratische maatschappij. De maatschappij heeft kritische onderzoekers nodig, op het gebied van sociologie, psychologie, geschiedenis, filosofie, linguïstiek ... ook al is dat niet meteen ‘economisch rendabel’. We hebben deze kennis nodig en we moeten de resultaten van dit onderzoek beschikbaar stellen voor zoveel mogelijk mensen.
Tegenwoordig gaan er steeds meer stemmen op in de wereld van de wetenschap (zoals de onderzoekers van het ‘Collectif des Désexcellents’ of het collectief ‘Rethinking Economics’, dat af wil van onderwijs dat alleen gericht is op klassieke economie) om de bijdrage van onderzoek aan de maatschappij en aan het welzijn van iedereen te waarderen en om de dogma's van het dominante managementdenken te verwerpen. Het is dan ook prioritair om te investeren in openbaar onderzoek op al deze gebieden.
We willen daarvoor 1 procent van het bbp vrijmaken. Momenteel bedraagt het budget amper 0,7 procent. Met deze extra middelen kunnen we bijvoorbeeld de financiering voor universitair onderzoek verhogen. Sinds het begin van de jaren 2000 is het aanvaardingspercentage van projecten die onderzoekers indienen bij het FNRS (Franstalig) en het FWO (Nederlandstalig) gehalveerd. Dat ontmoedigt wetenschappers die bij gebrek aan vooruitzichten ons land verlaten. Door een gebrek aan budget hebben de onderzoekers aan de federale wetenschappelijke instituten geen statuut dat hun werkzekerheid biedt. Ook dat is een reden voor veel wetenschappers om naar andere landen te trekken of in de privésector aan de slag te gaan. Duurzame herfinanciering zal helpen een halt toe te roepen aan deze braindrain van het kostbare talent dat in onze scholen en universiteiten is opgeleid. Hun kennis is essentieel als we de maatschappelijke uitdagingen van vandaag en morgen willen aangaan.
We willen ook breken met de logica dat openbaar onderzoek in dienst wordt gesteld van de private sector en winst op korte termijn. Zowel federaal als regionaal staan de geldkranen wijd open: via het herstelplan (onder leiding van staatssecretaris Thomas Dermine), dat aanzienlijke overheidssubsidies verstrekt voor privéonderzoek en -ontwikkeling, via de fondsen die in naam van innovatie aan de farmareuzen worden betaald, of via de verschillende mechanismen om multinationals te steunen. In Vlaanderen bijvoorbeeld worden FWO-middelen bestemd voor openbaar wetenschappelijk onderzoek omgeleid naar het VLAIO, het instituut dat subsidies geeft aan bedrijven. Met Innoviris in Brussel, SPW Recherche in Wallonië en FNRS in de Federatie Wallonië-Brussel neemt de financiering van toegepast onderzoek door bedrijven toe, ten koste van openbaar onderzoek.
We weten hoe dat afloopt. Als deze fondsen tot winstgevende ontdekkingen leiden, worden ze onmiddellijk gepatenteerd en ontoegankelijk voor de gemeenschap die ze financierde. Als dat niet het geval is, stoppen bedrijven gewoon de projecten. De farmaceutische gigant Pfizer besloot bijvoorbeeld zijn onderzoek naar de ziekte van Alzheimer stop te zetten omdat onmiddellijke winst bij dit onderzoek niet gegarandeerd was.
Gulle steun van de federale en Waalse overheid voorkomt ook niet dat er ontslagen vallen, zoals bij GSK in 2020 of Avery Dennison in 2023. In beide gevallen koos de Waalse regering ervoor om ons verzoek om de fondsen terug te vorderen te negeren.
We verkorten dus de duur van octrooien die voortkomen uit privaat onderzoek op alle gebieden van openbaar belang - zoals gezondheidszorg en milieu-innovaties - tot maximaal vijf jaar. Als dit onderzoek gezamenlijk wordt uitgevoerd door de openbare en private sector, worden privéfinanciers geen eigenaar van de resultaten en wordt de vrijheid van onderzoek en het delen van ontdekkingen beschermd. Privébedrijven mogen concrete en industriële toepassingen van ontdekkingen die uit openbaar onderzoek komen pas ontwikkelen als zij een bijdrage betaald hebben. Wij beginnen allereerst op nationaal niveau met het aanpassen van de Belgische wet en zullen daar ook op internationaal niveau voor pleiten.
We regelen deze publiek-private financiering strikt bij wet om ervoor te zorgen dat openbare onderzoeksinstituten en universiteiten niet op eigen houtje met privé-investeerders kunnen onderhandelen. Om de invloed van de privésector op openbaar onderzoek te beperken, maken we eventuele banden transparant: publicatie van een nota met vermelding van de betrokken bedragen, de deelnemers aan het onderzoek en de procedure die is ingesteld om het onderzoek onafhankelijk te houden. Ze worden onderworpen aan een onafhankelijke beoordeling door een adviescommissie bestaande uit onderzoekers en openbare onderzoeksinstellingen. We verbieden subsidies voor onderzoek en ontwikkeling aan dochterondernemingen van multinationals die geen respect hebben voor werknemersrechten of die banen vernietigen. We stoppen met het opzetten van leerstoelen van privébedrijven aan universiteiten. In plaats daarvan moedigen we leerstoelen en samenwerking met vakbonden en het middenveld aan.
We maken een einde aan de academische samenwerking met alle universiteiten die meewerken aan de Israelische bezetting van Palestina.
We herfinancieren openbaar wetenschappelijk onderzoek dat ten dienste staat van sociale vooruitgang, ecologische en culturele innovatie. We willen bijvoorbeeld openbaar wetenschappelijk onderzoek ondersteunen in sectoren als hernieuwbare energie, mobiliteit, energie-efficiëntie, natuurbehoud, gezondheidszorg, cultuur of het verlichten van werkdruk door de introductie van nieuwe technologieën.
Net als de ‘slow science’ beweging willen wij onderzoekers in de eerste plaats de kans geven om te onderzoeken. Zij mogen tijd nemen en aan fundamenteel onderzoek doen waarvan de praktische toepassingen misschien pas binnen verschillende tientallen jaren ontdekt worden. We willen ook dat je aan de universiteiten wiskunde, oude talen, filosofie of andere vakken kan blijven studeren, al zijn die vakken niet meteen rendabel. We gaan niet alles beperken tot wat meteen toepasbaar is, en dus op korte termijn rendabel.
Daarom geven wij voorrang aan stabiele onderzoeksteams, samengesteld volgens sociale en ethische criteria. Onderzoekers moeten op alle vlakken werkzekerheid genieten. Dit vereist de toekenning van een statuut, aan de universiteit of in openbare onderzoeksinstituten, waardoor ze onderzoek kunnen doen dat echt onafhankelijk is van de druk van multinationals en de politiek. Dit vast statuut wordt ook gegarandeerd voor het ondersteunend personeel: secretariaats- en laboratoriummedewerkers of bibliothecarissen. Hun expertise is immers essentieel voor hoogstaand openbaar onderzoek. Op dit moment betalen ze echter de zware prijs voor competitief onderzoek. In naam van kostenbesparingen zijn veel banen geschrapt of vervangen door onderbetaalde parttimers, wat hele onderzoeksteams destabiliseert.
De laatste jaren gingen onderzoeksmiddelen vooral naar kortetermijncontracten en doctoraten (meestal vier jaar). Ten nadele van structurele middelen om vaste betrekkingen van professoren of onderzoekers te betalen. Als gevolg daarvan zijn er nu tien doctors kandidaat voor één academische aanstelling. Bovendien is de baan van veel onderzoekers bedreigd door kortlopende contracten of door een gebrek aan budgetten.
Alsmaar vaker worden universitaire onderzoekers tegen elkaar en tegen privéconsultants uitgespeeld in een wedren om projectaanvragen in te dienen, al gaat het daarbij meestal om onderzoek dat beperkt is in de tijd. Dit zet een rem op de zo noodzakelijke onderzoeksprojecten voor de langere termijn. Het vergroot de onzekerheid van de onderzoekers en, last but not least, draagt bij aan een bureaucratie die even schadelijk als zinloos is. We willen ook financiering van de overheid op langere termijn, die alleen toegankelijk is voor universitaire of openbare onderzoekscentra.
We geven onderzoekers meer kansen om door te stromen naar vaste betrekkingen. De huidige 'personeelspyramide' (veel doctoraatsstudenten, minder postdoctoraatsstudenten en nog minder professoren) moet worden rechtgetrokken door meer banen aan te bieden voor postdoctoraatsstudenten en gekwalificeerde onderzoekers met een langetermijnperspectief, evenals de mogelijkheid om een wetenschappelijke carrière na te streven buiten een doctoraat. In de federale wetenschappelijke instellingen hernemen we de statutaire benoemingen die voor de meeste personeelsleden al bijna tien jaar geblokkeerd zijn, en met een ambitieus aanwervingsbeleid doen we iets aan het chronische tekort aan werknemers.
Het aantal doctoraten dat een professor kan begeleiden, moet beperkt worden. De supervisie op onderzoeksprojecten en doctoraten gebeurt zoveel mogelijk collectief (bijvoorbeeld door een uitgebreidere onderzoeksgroep). Als standaard voor alle onderzoekers met een beurs voeren wij twee opeenvolgende contracten van twee jaar in, met een evaluatie in de helft van die termijn en de garantie dat er voldoende middelen ter beschikking staan voor een contract van vier jaar bij het begin van het doctoraat. Een grotere stabiliteit voor de onderzoekers moet ervoor zorgen dat onderzoek over een langere termijn kan gepland worden en dat onderzoekers zich niet verplicht voelen om voortijdig onbevredigende resultaten te publiceren, wat al tot verschillende fraudegevallen heeft geleid.
Vandaag moeten openbare onderzoeksinstellingen en universiteiten astronomische bedragen neertellen om toegang te krijgen tot artikelen in (privé) tijdschriften die onderzoeksresultaten publiceren ... van hun eigen onderzoekers of van andere openbare instellingen. Die betaalmuur belemmert de toegang tot kennis voor alle onderzoekers en alle burgers. Bovendien betalen universiteiten, universitaire bibliotheken en onderzoekers in België elk jaar tientallen miljoenen euro om toegang te krijgen tot deze publicaties. Dat is een vorm van privatisering van het onderzoek.
Wij verzetten ons tegen deze evolutie. Vrije toegang tot onderzoek (open access) is de toekomst. De onderzoeksresultaten en teksten van door de overheid betaalde universitairen en onderzoekers maken we gratis toegankelijk. We gaan de eigenaars van privétijdschriften en databanken niet blijven rijk maken! We onderzoeken de mogelijkheid om dure abonnementen op commerciële platforms op te zeggen terwijl we de toegang behouden tot de maximale hoeveelheid inhoud die nodig is voor onderzoek. Op die manier komt er meer kennisuitwisseling en worden onderzoeksresultaten zo veel mogelijk gemeenschappelijk bezit. Het zal ook middelen vrijmaken. Het geld dat Belgische universiteiten op die manier uitsparen, kan opnieuw worden geïnvesteerd in het aanstellen van honderden onderzoekers. Verder zijn wij voorstander van een centrale databank waarin alle in België gepubliceerd onderzoek in drukvoorbereiding verschijnt. Dit zal een eerste stap zijn en een stimulans om ook op Europees vlak te komen tot openbare wetenschappelijke tijdschriften, waar resultaten vrij gepubliceerd en gedeeld kunnen worden en die voorrang geven aan de kwaliteit van wetenschappelijk werk boven commercialisering en concurrentie.
Het is cruciaal om onafhankelijke onderzoekers te hebben die niet blootgesteld zijn aan druk vanuit de privésector of de overheid. Wij verdedigen en verstevigen de academische vrijheid. Onderzoekers moeten vrij kunnen deelnemen aan het publieke debat, zonder vrees voor formele of informele sancties en zonder druk van de geldschieters (privébedrijven of overheid) om bepaalde standpunten niet te verdedigen of onderzoeksresultaten te verzwijgen.
Wij staan voor een actief beleid waarin de talenten van alle onderzoekers tot ontwikkeling kunnen komen, in het bijzonder door de onderzoeksploegen vrouwelijker en diverser te maken. Over het algemeen zijn Belgische universiteiten momenteel heel mannelijk en heel weinig divers. Door de publicatiedruk, de onregelmatige werkuren of de regelmatige reizen naar het buitenland haken veel vrouwen af. Zo neemt het aandeel vrouwen in de wetenschappelijke gemeenschap gestaag af, van studenten en postdoctoraatsstudenten tot professoren. Impliciete vooroordelen zorgen dan weer voor een ongelijke behandeling bij de aanwerving van mensen van buitenlandse origine. Een dergelijke sociale selectie vindt ook plaats voor onderzoekers met minder middelen, die niet naar het buitenland kunnen reizen of hun carrière en inkomen niet kunnen onderbreken terwijl ze op de resultaten wachten van subsidieaanvragen die ze indienden. Stabielere contracten en meer reële vooruitzichten voor gepromoveerde onderzoekers kunnen de zaken helpen veranderen. Als wapen tegen het huidige concurrentiedenken kan het aanmoedigen van samenwerking tussen onderzoekers binnen onderzoeksgroepen en onder elkaar tot de nodige solidariteit leiden. Bij elk loopbaantrap leggen wij objectieve normen op om het huidige onevenwicht weg te werken door rekening te houden met de studentenpopulatie in die bepaalde vakrichting. We nemen in alle financieringen de verplichting op om de duur van projecten te verlengen omwille van zwangerschaps- en vaderschapsverlof en bieden jonge ouders de mogelijkheid om hun werktijden te reorganiseren. Tijdens het moederschapsverlof wordt het salaris verder uitbetaald en worden contracten van bepaalde duur verlengd.
Onderzoek moet ook bijdragen tot een (hoger) onderwijs op topniveau. Vandaag wordt de afstand tussen het hoger onderwijs en toponderzoek steeds groter. We willen ingaan tegen deze trend en de band tussen wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs versterken. Onderzoekers moeten studenten in opleiding updates van hun onderzoek bezorgen. Hiertoe bieden we onderzoekers aan universiteiten en publieke wetenschappelijke instellingen de mogelijkheid om een deel van de onderwijslast aan universiteiten en hogescholen op zich te nemen, tegen een overeenkomstige vergoeding. Wij verwerpen het huidige systeem waarin veel doctoraatsstudenten naast hun onderzoek ook les moeten geven, zonder enige erkenning voor deze extra werklast, alleen maar om de gaten in de lesprogramma's op te vullen. Onderwijs mag geen last zijn die kwetsbare onderzoekers nog meer stress bezorgt.
We willen meer samenwerking in het wetenschappelijk onderzoek in België. Vandaag zijn niet minder dan vijf verschillende overheidsinstanties verantwoordelijk voor het Belgisch wetenschappelijk onderzoek: de federale regering, de drie gewesten en de Gemeenschap Wallonië-Brussel. Middelen worden daarom verdeeld in een veelheid van kleine financiële enveloppen, zonder overleg over onderzoeksthema's of samenhang in de ondersteunde projecten.
Ons land is een zakdoek groot. In plaats van onderzoekscentra met elkaar te laten concurreren om uiteindelijk kortlopende contracten binnen te halen, richten we ons op samenwerking en complementariteit tussen universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen.
We willen af van het huidige financieringssysteem van gesloten enveloppen voor de universiteiten. Wij moeten stappen zetten naar een niet-competitieve financiering door met beheersovereenkomsten structureel meer geld te verdelen tussen de universiteiten over periodes van 5 jaar.
Wij willen verder dat ten minste de helft van de middelen voor onderzoek op een niet-competitieve basis wordt toegekend. Vandaag wordt het overgrote deel van de onderzoeksfinanciering toegekend op basis van competitie tussen academici of onderzoeksgroepen die projecten presenteren met een vaak laag slaagpercentage. Het is een inefficiënte manier van werken en het maakt innovatief onderzoek of onderzoek dat de gebaande paden verlaat, extra moeilijk. Wij stellen voor om ten minste de helft van het budget te verdelen onder alle gekwalificeerde onderzoekers.
Vervolgens willen we de samenwerking tussen de verschillende delen van het land versterken. Maar liefst vijf ministers zijn bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek op verschillende vlakken. Dat is ronduit schadelijk voor het wetenschappelijk onderzoek in België.
Het behoud van een federale instelling zoals Belspo is belangrijk om de federale middelen voor wetenschappelijk onderzoek te verdelen. In tegenstelling tot de communautaire spelletjes van de traditionele partijen, en in het bijzonder van de N-VA, willen wij het federaal wetenschappelijk onderzoek behouden en verstevigen. Net als voetbal is onderzoek een collectief gebeuren, en wat onze onderzoekers samen doen, doen zij beter.
We herfinancieren ook het federaal wetenschappelijk onderzoek. Het kan de motor zijn voor de samenwerking tussen de regio’s. Er werd stevig gehakt in de budgetten op een moment dat het water al aan de lippen stond. Staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid Thomas Dermine (PS) maakte de bezuinigingen van zijn N-VA-voorgangers Elke Sleurs en daarna Zuhal Demir onder de regering-Michel niet ongedaan. Volgens de cijfers van Belspo ligt de huidige federale financiering voor wetenschappelijk onderzoek 10 procent lager dan in 2013, rekening houdend met de inflatie. Deze besparingen schaden het onderzoek, verlammen federale wetenschapscentra en doen ervaren wetenschappers op straat belanden. Niet alleen het onderzoek gaat dus achteruit, maar ook de overdracht van kennis en ervaring. Dat is voor ons onaanvaardbaar. Wij zetten voor wetenschappelijk onderzoek dus opnieuw in op een nationale logica.
We versterken internationale academische samenwerkingen met onderzoekers uit het Globale Zuiden. In plaats van de internationale concurrentie van allen tegen allen, die de vorm aanneemt van lukrake ranglijsten van topuniversiteiten, zijn wij voorstander van Noord-Zuidsamenwerking, vooral rond de kennis die nodig is om de klimaat-, energie-, milieu- en sociale crisissen aan te pakken.