Biodiversiteit
Tegen 2030 streven we ernaar om de trend van verlies van biodiversiteit om te keren. In onze toekomstvisie wordt biodiversiteit beschermd, hersteld en erkend voor haar waarde en bijdrage aan de welvaart van onze samenleving en het welzijn van de mens. Om dit te bereiken pleiten we voor een aanpak gericht op effectieve bescherming, duurzame ontwikkeling van land- en bosbouw en een sterke en solidaire internationale positie die onafhankelijk is van het dictaat van multinationals.
In mei 2023 sprak de Belgische premier Alexander De Croo van Open Vld zich uit voor een opschorting van de Europese milieunormen. Dit standpunt wordt ook gesteund door de werkgeversorganisatie VBO en de Vlaamse minister van Omgeving, Zuhal Demir (N-VA). Volgens De Croo moeten klimaatdoelstellingen worden gescheiden van het beschermen van de biodiversiteit. Maar hoe kunnen we deze zaken los zien van elkaar? Wiens belangen verdedigt de premier door dit standpunt in te nemen?
De aarde heeft nu af te rekenen met de zesde massale uitstervingsgolf van dier- en plantensoorten, en de eerste sinds het verdwijnen van de dinosauriërs zo'n 65 miljoen jaar geleden. Maar nu gaat het honderd keer sneller dan de vorige keren. Wereldwijd is de populatie gewervelde dieren sinds 1970 met 70 procent afgenomen en bijna de helft van de koraalriffen is de afgelopen dertig jaar verdwenen. In Europa is de insectenpopulatie op dertig jaar tijd met een factor 5 gekelderd. Er wordt geschat dat tussen 15 en 37 procent van de flora en fauna op aarde tegen 2050 zal zijn verdwenen. Vandaag de dag wordt een op de vier zoogdieren, een op de acht vogels en 41 procent van de amfibieën bedreigd. Dit fenomeen is de afgelopen jaren in een stroomversnelling geraakt als gevolg van het toenemende aantal hittegolven op het land en op zee. Dit massale uitsterven is een gevolg van de vernietiging van veel natuurgebieden: bossen, moerassen, weilanden en heggen, zeebodems enzovoort. En natuurlijk van de klimaatverandering, die deze gebieden en de leefomstandigheden van soorten verandert.
Deze massa-extinctie brengt twee verschillende fenomenen samen die elkaar versterken. Het eerste is defaunatie, dat wil zeggen het krimpen van de dierenpopulatie (bijen, vogels, neushoorns, vissen, …). Dit is een probleem omdat deze dierenpopulaties door hun verminderde aantallen niet langer hun ecologische functies kunnen vervullen. Het bestuiven door bijen, dat essentieel is voor de bevruchting van bloemen en het produceren van fruit, komt bijvoorbeeld in gevaar door de afname van de bijenpopulatie. Het tweede is het verlies aan biodiversiteit, dat wil zeggen de verscheidenheid aan planten- en diersoorten. Biodiversiteit is het genetisch erfgoed van onze planeet. Met het verdwijnen van soorten neemt de biodiversiteit af en daarmee ook het genetisch erfgoed dat miljoenen jaren nodig heeft gehad om zich te vormen. Dankzij dit genetisch erfgoed kunnen de ecosystemen van vandaag harmonieus functioneren. Deze rijkdom stelt flora en fauna ook in staat om zich aan te passen aan veranderingen in klimaat en milieu, en om vervuiling te weerstaan: verscheidenheid is de kracht van de natuur. De genen die soorten in staat stellen om zich aan te passen aan de klimaatcrisis zijn, als ze bestaan, reeds aanwezig. Ze komen nog niet tot uitdrukking omdat ze (nog) niet nuttig zijn. Het verlies van biodiversiteit, en dus van genetisch erfgoed, vermindert het vermogen van ecosystemen om te overleven of te evolueren in het licht van de klimaatcrisis.
De achteruitgang van het milieu heeft ook directe gevolgen voor het leven van ieder van ons. Er wordt bijvoorbeeld geschat dat één op de tien sterfgevallen in België verband houdt met vervuiling. Internationaal wordt geschat dat 70 procent van de opkomende ziekten en bijna alle grote epidemieën te wijten zijn aan de overdracht van dier op mens. Dit is bijvoorbeeld het geval met Ebola, een van de meest dodelijke virussen, maar ook met het Zika- en West-Nijlvirus, die neurologische schade veroorzaken die blijvend kan zijn, en waarschijnlijk ook met Covid. Dit wordt met name veroorzaakt door de intensieve veehouderij (waar fenomenale hoeveelheden antibiotica worden gebruikt om dieren vet te mesten), maar ook door de vernietiging van natuurlijke habitats, ontbossing en de handel in dieren.
Het vernietigen van het ecosysteem betekent ook het vernietigen van de omstandigheden die nodig zijn voor het leven op aarde: klimaatbeheersing, bodemvruchtbaarheid, lucht- en waterzuivering, productie van de grondstoffen die we nodig hebben voor onze medicijnen, gezond en gevarieerd voedsel enzovoort. Bijna de helft van de economische productie in de wereld is afhankelijk van een hoogwaardig milieu. Meer dan drie kwart van de belangrijkste landbouwgewassen, waaronder 90 procent van fruit en groenten, is op zijn minst gedeeltelijk afhankelijk van bestuiving, dat wil zeggen de bevruchting van planten door bijen en andere insecten. Zonder hen blijven de winkelschappen leeg. Het gebrek aan biodiversiteit van gewassen vormt ook een bedreiging voor onze voedselzekerheid, omdat fauna en flora zich minder goed kunnen aanpassen aan onverwachte uitdagingen: parasieten, ziekten, droogte of net heel nat weer. Gezonde lucht in huis, kwaliteitsvol voedsel in de koelkast of kantine of een park in de buurt zijn ook voorwaarden voor een goede levenskwaliteit en een betere gezondheid. Contact met de natuur vermindert bijvoorbeeld het risico op allergieën en verbetert het mentaal welzijn.
Degenen die verantwoordelijk zijn voor deze vernietiging van het milieu zijn dezelfde krachten die klimaatverandering veroorzaken. Het zijn de multinationals in de industrie die de voorkeur geven aan de productie van minderwaardige, niet-recycleerbare producten of die gemaakt zijn met vervuilende onderdelen en processen, omdat deze producten voor hen winstgevender zijn. Het zijn de energiereuzen, die doorgaan met het vernietigen van natuurgebieden en het verdrijven van hun bewoners (mensen, dieren en planten) om gas, olie of kolen te produceren, omdat dit op de korte termijn winstgevender is dan het ontwikkelen van hernieuwbare energie. Het zijn de agrovoedingsmonopolies Cargill, Bayer-Monsanto en Nestlé die overal ter wereld bossen vernietigen en boeren dwingen om zaden en pesticiden van hen te kopen, terwijl er alternatieven mogelijk zijn. Ze brengen de biodiversiteit in gevaar door het aantal soorten geteeld zaad te verminderen en ‘steriele’ soorten te produceren zodat de landbouwers elk jaar nieuwe zaden moeten kopen.
Als premier Alexander De Croo (Open Vld) en andere Europese leiders, waaronder de Franse president Emmanuel Macron, oproepen om de Europese milieunormen op pauze te zetten, dan doen ze dat enkel om de belangen van deze kapitalistische reuzen te verdedigen zonder rekening te houden met de gevolgen voor het klimaat, de vruchtbare grond, het drinkwater en het voedsel.
Door natuurgebieden te beschermen en te herstellen kunnen we al een derde van de inspanning doen die nodig is om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C. Als het gaat om het klimaat en de biodiversiteit, hebben Vivaldi en de regionale regeringen een keuze gemaakt: de belangen van grote particuliere bedrijven beschermen, zonder rekening te houden met de natuur. En werkende mensen en hun gezinnen of kleine boeren treffen met oneerlijke en ondoeltreffende maatregelen, in plaats van de echte schuldigen aan te pakken.
We willen van perspectief veranderen. Als we ons willen blijven ontwikkelen, in goede gezondheid leven en de toekomst van onze kinderen veilig stellen, moeten we breken met het verleden. Breken met onze afhankelijkheid van de belangen van multinationals, grootgrondbezitters en banken. Hen dwingen om de gebieden die ze hebben aangetast te beschermen en te herstellen. De collectieve behoeften van de meerderheid boven de specifieke belangen van enkelen stellen. Onze visie is gebaseerd op publiek en democratisch initiatief, met sterke sociale en milieuambities: de biodiversiteit beschermen en herstellen, de levenskwaliteit van mensen en de inkomens van degenen die van het land leven verbeteren en degenen die echt verantwoordelijk zijn voor de vernietiging van de natuur laten betalen.
Om de vernietiging van de biodiversiteit een halt toe te roepen, is een eerste belangrijke stap de bescherming van de bestaande natuurgebieden en de verbetering van de kwaliteit ervan.
Via internationale verdragen heeft België zich ertoe verbonden 30 procent van zijn grondgebied te beschermen, waarvan 10 procent in natuurgebieden. Op papier is dit een mooie doelstelling, maar wat betekent het in de praktijk? Waar liggen deze gebieden? Wat wordt toegestaan, beperkt of verboden? Wie zal dit beleid financieren? Hoe zit het met de rest van het grondgebied, dat 70 procent van het land uitmaakt en waar de meerderheid van de mensen woont?
Het antwoord op die vragen hangt af van de omzetting van deze ambitie in een nationaal plan voor natuurbescherming en -herstel, dat klaar moet zijn voor de volgende COP over biodiversiteit, eind 2024. Maar zoals zo vaak in België schuiven de vier milieuministers de hete aardappel door in plaats van actie te ondernemen.
We willen een einde maken aan deze impasse. We beginnen er aan door één minister van Leefmilieu en Klimaat aan te wijzen, die verantwoordelijk is voor het opstellen van een federaal plan voor biodiversiteit dat op gewestelijk niveau wordt uitgevoerd. In plaats van elkaar te beconcurreren, benadrukken we zo de sterke punten van elk gewest. De Ardennen en de Kempen zijn onze groene longen. Hier moeten de grootste reservaten worden gecreëerd om bestaande natuurgebieden, heidevelden, moerassen en oerbossen, die het rijkst zijn aan biodiversiteit, strikt te beschermen. Dit geldt ook voor grote bosgebieden elders in het land (zoals het Zoniënwoud) en onze kustlijn, waar we meer bescherming willen voor beschermde maritieme zones, dat wil zeggen 30 procent van de Belgische territoriale wateren, en een strikte bescherming voor 10 procent van ons grondgebied in de Noordzee. Overal in het land liggen natuurgebieden met een grote biodiversiteit, duinen, wetlands (moerassen, venen, rivieroevers) of riviermondingen. Dit zijn kostbare toevluchtsoorden die ook strikt beschermd moeten worden.
Rond steden en in de industriële valleien van de Dender, Samber, Schelde en Maas is de uitdaging om meer ruimte te laten voor de natuur om de biodiversiteit te herstellen en bescherming te bieden tegen overstromingen en droogte. Een nationale strategie zal het mogelijk maken om een einde te maken aan absurde situaties, zoals het beheer van het Zoniënwoud door drie verschillende gewesten of het Heuvelland (Vlaamse Ardennen), dat aan weerszijden van de taalgrens twee verschillende beschermingsstatuten geniet.
Met deze nationale strategie willen we het doel bereiken dat in 2030 30 procent van het grondgebied van het land in een gezonde staat verkeert. Maar ook om de biodiversiteit in de resterende 70 procent te verbeteren. Veel boeren werken samen met natuurbeschermingsorganisaties (Natuurpunt in Vlaanderen en Natagora in Wallonië) om de specifieke en kwetsbare fauna en flora van landbouwgebieden te beschermen en tegelijk een levensvatbare landbouwactiviteit voor de boeren te behouden. We willen deze partnerschappen verder ontwikkelen. Ze dragen bij aan de biodiversiteit zonder het inkomen van boeren aan te tasten. We richten ons ook op de corridors die de beschermde gebieden met elkaar verbinden: heggen, bomenrijen, kleine natuurgebieden, waterlopen, bruggen over wegen en spoorlijnen, waardoor dieren zich kunnen verplaatsen en planten kunnen groeien, beschermd tegen maaiers of herbiciden.
Om dit doel te bereiken pakken we in de eerste plaats diegenen aan die het meest verantwoordelijk zijn voor het verlies aan biodiversiteit. Met andere woorden: de grote boseigenaren die voorstander zijn van de monocultuur van dennenbomen of van de jacht, de agrovoedingsreuzen die land opkopen en niet-duurzame modellen opleggen, de producenten van pesticiden en kunstmest, de projectontwikkelaars die land bebouwen met speculatieve woonprojecten of luxewinkels, de grote industriëlen die vervuilde en steriele woestenijen achterlaten of de lucht, rivieren en het grondwater vervuilen. Door deze verantwoordelijken aan te pakken, kunnen we de biodiversiteit van het land snel en doeltreffend verbeteren en grote natuurgebieden beschermen en herstellen.
Zelfs in ernstig aangetaste gebieden kan de biodiversiteit zich binnen een paar jaar beginnen te herstellen. Van de grootste landeigenaren zal een bijdrage worden gevraagd in de vorm van een belasting voor het herstel van de biodiversiteit, berekend per hectare, en de verplichting om een deel van hun land in zijn natuurlijke staat te herstellen. Deze bijdrage zal worden gebruikt om steunmaatregelen voor de allerkleinsten te financieren. Ten eerste voor de boeren, om hun transitie te ondersteunen of om het mogelijke verlies te compenseren van gebieden die volledig door de overheid moeten worden beschermd of hersteld door andere grond beschikbaar te stellen. Deze bijdrage zal het ook mogelijk maken het DNF (Département de la nature et des forêts) in Wallonië en het ANB (Agentschap Natuur en Bos) in Vlaanderen te versterken (in termen van personeel en middelen). Deze versterking is essentieel voor het beheer en de bewaking van onze natuurgebieden.
Biodiversiteit beschermen betekent ook actie ondernemen in tuinen en op openbaar en privéterrein. We nemen preventieve maatregelen om weilanden, kleine wetlands, beboste gebieden en heggen te beschermen, in het bijzonder door landeigenaren te informeren.
We stoppen met bouwen in kwetsbare gebieden (bijvoorbeeld waardevolle natuurgebieden en overstromingsgebieden), zelfs als deze ‘bebouwbaar’ zijn volgens het bestemmingsplan. Met dit in gedachten hebben we de strijd geleid en gewonnen tegen Crystal Park in Seraing, waarvan de aanleg zou hebben geleid tot de vernietiging van een bos op de hellingen van de Maasvallei. En we hebben ons ingezet om de Groene Delle, een wetland en bos van 23 hectare aan de oevers van het Albertkanaal in Limburg, om te vormen tot een natuurreservaat. In Herstal zetten we onze strijd voort tegen de betonnering van de site ‘des Monts’, die erkend is als gebied van hoog biologisch belang (SGIB), maar waarvoor de Waalse minister van Leefmilieu, Céline Tellier (Ecolo), toch een bouwvergunning wilde afleveren aan een projectontwikkelaar.
We herzien het bosbouwbeleid in zijn geheel om ervoor te zorgen dat natuurbehoud en collectieve baten voorrang krijgen op het streven naar individuele winst. Dit betekent een beperking van de monocultuur van naaldbomen, die bossen kwetsbaar maakt, weinig biologisch belang heeft en de opmars van de schorskever, de insecten die sparrenbomen verslinden, heeft versneld. We maken een einde aan deze op winst gerichte kortetermijnkeuzes, die ons natuurlijk erfgoed uitputten. We geven de voorkeur aan gemengde bossen, die beter bestand zijn tegen klimatologische grillen, levendiger zijn en nog andere voordelen hebben: ze zijn aangenamer om in te wandelen, bieden een grotere verscheidenheid aan producten (meer en betere kwaliteit hout, wild, fruit en paddenstoelen) en een betere waterretentie en -filtratie.
Het bosbeleid herzien betekent ook het jachtbeleid herzien. Met andere woorden: een einde maken aan bepaalde schadelijke praktijken. Zoals het voeren van wild en het importeren en vrijlaten van dieren, waardoor een kunstmatige overvloed ontstaat die flora en fauna aantast en een bron vormt voor ziekten. Een voorbeeld hiervan is de Afrikaanse varkenspest, die van 2018 tot 2020 het leven van de Waalse boeren en boswachters zuur maakte en zeer waarschijnlijk het gevolg is van de illegale invoer van wilde zwijnen en de kunstmatige overbevolking van deze diersoort. Onder druk van de jachtlobby besliste de Waalse minister van Landbouw, Willy Borsu (MR), echter om het voederen van everzwijnen niet te verbieden.
We willen ook een einde maken aan de jacht met honden, die bijzonder wreed is en bovendien vervuilend door het gebruik van lood. De drijfjacht is ook gevaarlijk voor andere bosgebruikers.
Deze jachtpraktijken zijn duur en voorbehouden aan de zeer rijken. Andere praktijken, zoals de aanzitjacht, zijn geruislozer, goedkoper en dragen veel meer bij aan de nodige regulering van groot wild, zonder de biodiversiteit als geheel aan te tasten.
Tegelijkertijd voeren we onze inspanningen op om soorten terug te brengen die (bijna) uit onze regio's zijn verdwenen, in het bijzonder natuurlijke roofdieren zoals de wolf, de lynx en de wilde kat. Tegelijkertijd bieden we boeren die schade lijden een passende vergoeding en stellen we hen in staat om beschermende maatregelen te nemen, zoals het plaatsen van omheiningen.
De overheden (gemeenten, OCMW's, intergemeentelijke structuren) moeten het goede voorbeeld geven door de grote hoeveelheden landbouw- en natuurgrond en andere grondreserves die ze bezitten op een duurzame manier te beheren. Bovendien zullen ze deze gebieden niet langer kunnen verkopen aan de particuliere sector.
We willen natuurgebieden openstellen voor iedereen, want toegang tot de natuur verbetert de fysieke en mentale gezondheid en levenskwaliteit. Het openbaar vervoer naar parken en natuurgebieden laat momenteel te wensen over. Zonder auto is het bijna onmogelijk om naar de grotten van Han of de Hoge Venen te gaan, of om de duinen en vennen van de Kempen te bezoeken. Ter plaatse zijn er ook problemen: verkeersopstoppingen, geluidsoverlast, illegaal parkeren, allemaal schadelijk voor de natuurlijke omgeving. Daarom vergroten we de toegankelijkheid van deze parken met een verbeterde bus- en treindienst, een seizoensdienst of een dienst het hele jaar door, afhankelijk van de behoeften, aan voordelige tarieven. De openbare toegang wordt in goede banen geleid door onderhoud van bestaande openbare wandelpaden, aanleg van wandellussen en strikte bescherming van de meest kwetsbare gebieden. Natuurlijk behouden we kwetsbare gebieden met een hoge biodiversiteit en toevluchtsoorden in volledig beschermde reservaten, zeker tijdens het broedseizoen voor flora en fauna.
In stedelijke gebieden leggen we meer openbare parken aan. Ten eerste door grote privélandgoederen open te stellen. Onze afdeling in la Louvière neemt het bijvoorbeeld op tegen alle andere partijen om een deel van het Boël-domein open te stellen voor het publiek. Deze familie bezit een landgoed van 20 hectare, tien keer groter dan het grootste openbare park van de stad. We zouden deze eis kunnen uitbreiden naar het Koninklijk Domein van Laken, dat ontoegankelijk is voor het publiek ondanks het feit dat het midden in dichtbevolkte wijken ligt en een oppervlakte heeft van 1,86 km², meer dan de oppervlakte van een gemeente als Sint-Joost of het equivalent van twee derde van Sint-Gillis.
We willen openbare ruimtes en straten in de stad ook groener maken, om ze aangenamer te maken tijdens hittegolven, door eilanden van biodiversiteit en koelte te creëren, en zodat ze een deel van het water absorberen en het risico op overstromingen bij hevige regenval verminderen.
De natuur op een respectvolle manier toegankelijker maken gaat hand in hand met het vergroten van het publieke bewustzijn over het belang van het behoud van biodiversiteit. Dat gebeurt van jongs af aan in het onderwijs en voor volwassenen tijdens vervolgopleidingen en vormingen. Onderwijsinstellingen, wetenschappers en verenigingen worden actief betrokken bij dat educatieve aspect.
Bodemgebruik is de factor die de biodiversiteit het meest beïnvloedt.
Landbouwgrond beslaat 45 procent van het Belgische grondgebied en een derde van het landoppervlak van de planeet. De keuzes en teeltmethodes, het al dan niet gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen (herbiciden, insecticiden of fungiciden) en chemische meststoffen en de hoeveelheid ruimte die aan de natuur wordt gelaten hebben allemaal een grote impact op de biodiversiteit in België. Voorlopig domineert het streven naar kortetermijnwinst voor de agro-industrie en enkele grootgrondbezitters, ongeacht de gevolgen voor werknemers, biodiversiteit, vee of consument. De gevolgen kennen we inmiddels: uitgeputte boeren die in de schulden zitten, teeltmethoden die leiden tot het verdwijnen van insecten, vervuiling van 90 procent van de waterwegen door pesticiden, waarvan sporen worden aangetroffen in het bloed van negen op de tien Belgen, eutrofiëring van het grondwater en de kustwateren (een moeilijke term voor vervuiling van het water door een teveel aan meststoffen en voedingsstoffen die leiden tot een ongecontroleerde groei van algen en micro-organismen, zodanig dat ze alle licht en zuurstof opvangen en alle andere dieren en planten doden) met gevolgen voor de ecosystemen, de toegang tot drinkwater, de gezondheid en de economische activiteiten.
Gezien de ernst van de situatie is de reactie van de traditionele partijen volstrekt ontoereikend. Rechtse en extreemrechtse partijen verdedigen de voortzetting van het huidige model, dat destructief is voor werknemers en het milieu. Zogenaamd om boeren te beschermen en de prijzen voor de consument laag te houden, maar in feite vooral om de agro-industrie te beschermen. Bovendien hebben ze zich nooit verzet tegen de vrijhandelsverdragen en prijsdereguleringen die de multinationals in de sector opleggen en die de boeren blootstellen aan onvoorspelbare en dalende verkoopprijzen. De groenen daarentegen pleiten voor een overgang naar milieuvriendelijkere landbouwmethoden, maar zonder boeren te steunen die gedwongen worden om hun praktijken te veranderen. In werkelijkheid vormt geen van deze twee opties een echt alternatief. Doorgaan zoals we nu doen leidt ons naar de afgrond, zowel voor boer als consument. Hopen dat de nodige verandering tot stand komt door middel van normen en codes die losstaan van de realiteit, waarvan de kosten worden doorberekend aan de werknemers, is oneerlijk, ondoeltreffend en wekt terecht woede op.
Wij kiezen voor een landbouwbeleid waarin de boer centraal staat. Een beleid dat het mogelijk maakt om kwaliteitsvolle producten tegen goede prijzen te verkopen. Een openbaar investeringsbeleid ter ondersteuning van technologieën die de impact op het milieu verminderen en de uitdagingen van de klimaatcrisis het hoofd kunnen bieden.
Biodiversiteit beschermen betekent de vernietiging van natuurgebieden door betonnering een halt toeroepen. Stoppen met het betonneren en ondoordringbaar maken van de bodem is ook een manier om onszelf te beschermen tegen klimatologische gevaren. Meer ruimte voor water om te infiltreren vermindert het risico op overstromingen, terwijl bomen en groene ruimten de gevolgen van hittegolven en droogtes beperken en ook luchtvervuiling tegengaan door het filteren van fijnstof.
Het Belgische grondgebied wordt steeds meer bedekt met beton. Het equivalent van meerdere voetbalvelden natuur- of landbouwgrond wordt elke dag opgeofferd ten voordele van de betonbaronnen. Het huidige beleid is niet in staat gebleken om deze trend te stoppen. Want projectontwikkelaars bepalen de regels: hun speculatieve projecten voor kantoren, winkelcentra, prestigewoningen, commerciële of industriële complexen schieten overal in het land als paddenstoelen uit de grond. Officieel beweren de Waalse en Vlaamse regeringen voorstander te zijn van een betonstop. Op papier een uitstekend idee. In de praktijk wordt deze doelstelling echter uitgesteld tot sint-juttemis en lijken de voorgestelde maatregelen vooral nadelig voor werknemers en hun gezinnen, doordat ze de prijs van bouwgrond opdrijven en het voor hen onmogelijk maken om een huis te bouwen.
Wij willen een beleid dat zich richt op diegenen die echt verantwoordelijk zijn voor het vernietigen van natuurgebieden, namelijk de projectontwikkelaars.
Door nutteloze speculatieve projecten te blokkeren en ontwikkelaars te dwingen om elke nieuwe betonnen oppervlakte te compenseren door het saneren van vervallen industrieterreinen of het ontharden van andere gronden. Tegelijkertijd ontwikkelen we openbare huisvesting in steden en dorpen om de stadsuitbreiding te beperken.
De milieu-impact van onze maatschappij op flora en fauna hangt ook af van de manier waarop de industriële productie is georganiseerd. We willen breken met de logica van wegwerpartikelen en geprogrammeerde veroudering en reclame zoveel mogelijk beperken. Goedkoop is in dit geval duurkoop en leidt ons milieu naar de afgrond. We ontwikkelen de circulaire industrie om banen te creëren en in onze behoeften te voorzien door ons energie- en grondstoffenverbruik te verminderen. Om dit te bereiken dwingen we bedrijven om garantietermijnen te verlengen en herstelbare goederen te produceren met eenvoudig beschikbare reserveonderdelen. We bevorderen ook de circulaire productie, waarbij producten aan het einde van hun levensduur gemakkelijk kunnen worden ontmanteld en gebruikt als grondstof voor volgende producten. We verbieden onnodig verpakkingsmateriaal, voeren statiegeld in op blikjes en flesjes en zorgen voor het gebruik van biologisch afbreekbare producten voor verpakkingen. Deze normen zijn van toepassing op alle producten die in België op de markt worden gebracht.
De productie zelf moet ook milieuvriendelijk zijn. Onderzoeken naar productiemethoden en producten die een impact kunnen hebben op het milieu en de menselijke gezondheid moeten door de overheid gefinancierd en totaal onafhankelijk gevoerd worden.
Net als bij stoffen die schadelijk zijn voor de ozonlaag halen we de producten die door onafhankelijke wetenschappelijke experts als het gevaarlijkst worden beschouwd van de markt en ontwikkelen we openbaar onderzoek naar alternatieven voor deze producten. We zijn transparant over overheidssteun en vergunningen voor privéactiviteiten die de biodiversiteit kunnen schaden, door middel van een jaarlijkse inventaris die gecontroleerd wordt door de bevoegde parlementen.
We vochten aan de zijde van de Antwerpenaars tegen de multinational 3M en de PFAS-vervuiling van de bodem en het water, en we steunden de buren van de voormalige site van het asbestverwerkende bedrijf SVK in Sint-Niklaas. Op dezelfde manier stellen we de bedrijven en hun erfgenamen verantwoordelijk voor het herstel van vervuilde gebieden, zonder verjaringstermijn. We willen een strenge, transparante monitoring en het in kaart brengen van vervuilingsrisico's of bewezen vervuiling, net zoals we dat eisten van de Waalse minister van Leefmilieu Céline Tellier (Ecolo) omtrent de PFAS-kwestie. Er worden monsters genomen, blootgestelde bevolkingsgroepen worden geïnformeerd en vervuilers worden verantwoordelijk gehouden voor beschermende en herstelmaatregelen.
Als we onze planeet en haar biodiversiteit willen beschermen, kunnen we de strijd niet beperken tot onze grenzen. We willen een België dat ambitieus is en een drijvende kracht vormt voor verandering op internationaal niveau. Een België dat zijn milieuproblemen niet afwentelt op de landen van het Zuiden, maar hen juist helpt om de overgang te maken en hun biodiversiteit te beschermen.
Alleen met een beleid van solidariteit en samenwerking kunnen we de mondiale milieu-uitdagingen aangaan, zoals het beschermen van de biodiversiteit en onze voedsel- en drinkwaterbronnen, het bestrijden van de klimaatcrisis en de gevolgen daarvan, en het voorkomen van toekomstige pandemieën.
Om dit te bereiken beginnen we zo snel mogelijk met het opstellen van een nationaal plan voor de bescherming en het herstel van flora en fauna. We baseren ons hierbij op de zogenaamde ‘Kunming-Montreal’-overeenkomst, ondertekend in 2022 tijdens de laatste internationale bijeenkomst over biodiversiteit (COP15 over biodiversiteit), die vereist dat elk land een nationaal kader voorstelt voor de bescherming van het genetisch erfgoed van flora en fauna. Het nakomen van onze internationale verplichtingen houdt in dat de Vivaldiregering, die zichzelf "de groenste in de geschiedenis" noemt, dit proces zou moeten afronden vóór COP16 in 2024. Dit zal niet lukken door een gebrek aan politieke wil op federaal en regionaal niveau. Door opnieuw een verenigd nationaal beleid op te zetten, willen we de verloren tijd zo snel mogelijk inhalen en vooruitgang boeken die goed is voor de natuur, maar ook voor werknemers en hun gezinnen.
Om een ambitieus nationaal beleid te realiseren moeten we samenwerken. Met onze buurlanden als het gaat over het beheer van de Noordzee, grote rivieren zoals de Maas en de Schelde en grensoverschrijdende natuurgebieden zoals de Hoge Venen en de Ardense bossen. Maar ook met de landen van het Zuiden als het gaat over de strijd tegen ontbossing, het gebruik en de distributie van giftige producten, de handel in dieren en planten en de strijd tegen invasieve soorten.
Biodiversiteit beschermen betekent ook de meest schadelijke activiteiten stoppen. Daarom strijden we om België te laten toetreden tot het moratorium op zeebodemontginning waar veel landen, waaronder Frankrijk en Duitsland, mee hebben ingestemd. Deze zeebodems herbergen een unieke, weinig bekende en kwetsbare biodiversiteit. Maar ze worden begeerd door mijnbouwgiganten die uit zijn op het winnen van mineralen of het opslaan van CO2. Wetenschappers en ngo's roepen al lange tijd op tot een een opschorting van alle activiteiten totdat alle risico's volledig bekend zijn. Vissers verzetten zich ook tegen deze industrie, omdat ze vrezen dat hun activiteiten eronder zullen lijden. Maar in België lijken de financiële belangen van de nationale baggergiganten DEME (waarvan niemand minder dan de familie van staatssecretaris voor Begroting Alexia Bertrand meerderheidsaandeelhouder is) en Jan de Nul zwaarder te wegen dan het milieu.
De toenmalige minister van Economie, Johan Vande Lanotte (Vooruit), verleende in 2012 een diepzeemijnbouwvergunning aan DEME, waardoor België een van de pioniers werd van dit zorgwekkende experiment. Een project dat werd gesteund door Didier Reynders (MR), de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, in wiens kabinet ... Alexia Bertrand werkte. Sindsdien is Vande Lanotte nauw verbonden met het baggerbedrijf. In 2019 reisde hij naar Jamaica, tijdens zijn aanstelling als informateur om een federale regering te vormen, om een conferentie van de Internationale Zeebodemautoriteit bij te wonen ... als adviseur van DEME. Heel de Vivaldiregering, inclusief Ecolo en Groen, weigerde voor de resolutie te stemmen die was ingediend door onze volksvertegenwoordigster Greet Daems om zich aan te sluiten bij het internationale moratorium dat steun krijgt van alle milieu- en wetenschapsorganisaties.
In dezelfde geest hebben we een wetsvoorstel ingediend om het gebruik van biobrandstoffen te beperken. De reden hiervoor is dat de productie hiervan, die zeer winstgevend is voor de agro-industriereuzen, bijdraagt aan de krimp van natuurgebieden, aan defaunatie, aan de afname van biodiversiteit, aan lokale bodem- en watervervuiling, aan landroof in het Zuiden en aan stijgende voedselprijzen. Dit voorstel werd eveneens verworpen door de Vivaldipartijen, waaronder Ecolo en Groen. Tot slot willen we een einde maken aan de export naar het Zuiden van gevaarlijke producten, waarvan het gebruik hier al verboden is, en van afval dat hun milieu vervuilt in plaats van hier te worden verwerkt.
In omgekeerde richting bestrijden we de illegale handel in beschermde planten- en diersoorten en producten afkomstig van ontbossing door de relevante internationale regels toe te passen. We versterken het douanepersoneel en leiden het op om deze missie uit te voeren, want onze grote (lucht)havens vormen de knooppunten van deze handel.
Zo een politiek van samenwerking vereist wel dat particuliere multinationals uit internationale besluitvormingsorganen worden geweerd. We ontzeggen hun de toegang tot mondiale bijeenkomsten over klimaat en biodiversiteit en we bestrijden hun lobby binnen onze eigen nationale en Europese organen.
Tot slot verhogen we de internationale begroting voor de financiering van natuurherstel en -bescherming, in overeenstemming met onze toezeggingen op dit gebied. We faciliteren ook wetenschappelijke missies ter ondersteuning van landen in het Zuiden, die worden uitgevoerd door onze publieke en universitaire onderzoeksinstellingen om de biodiversiteit te beschermen en te herstellen.