Wij willen online haatspraak aanpakken door assisenjury te versterken
Er moet een einde gemaakt worden aan de straffeloosheid bij online haatspraak. Dat willen we doen door te investeren in een goed functionerend systeem van assisen, waarbij volksjury’s snel en efficiënt zaken zoals online haatspraak kunnen behandelen.
Aanzetten tot haat of geweld tegen bepaalde bevolkingsgroepen is bij wet verboden. Gelukkig maar. Zulke haatboodschappen verlagen de drempel voor discriminatie en fysiek geweld tegen minderheden, iets wat helaas nog steeds dagelijkse kost is in onze samenleving.
De geschiedenis heeft bovendien aangetoond welke gruwelijke zaken kunnen gebeuren wanneer politieke elites hun achterban opjutten tegen religieuze gemeenschappen, mensen van vreemde origine, vrouwen of LGBTI+ personen. Het is dankzij de erfenis van de overwinning op het fascisme en dankzij de decennialange strijd van de antiracistische, feministische en LGBTI+ bewegingen dat dit vandaag verboden is. Met de PVDA hebben we altijd aan hun kant gestaan en dat zullen we ook altijd blijven doen.
De PVDA wil een einde maken aan de straffeloosheid bij online haatspraak. Dat willen we doen door te investeren in justitie om de assisenprocedure, met volksjury dus, eenvoudiger te maken.
Vandaag is geschreven haatspraak tegen vrouwen, holebi’s of trans personen wettelijk gezien al strafbaar en kan dit in principe vervolgd worden voor het hof van assisen.
In de praktijk gebeurt dat echter niet. Klachten worden doorgaans geseponeerd omdat er te weinig middelen zijn voor assisen.
Dat komt door jarenlange besparingen, onder meer in 2016 door de Zweedse regering. Het opstarten van een assisenproces met volksjury is in België een nodeloos lange en omslachtige procedure. Vandaar dat het parket er meestal van afziet om klachten over online haatspraak door te verwijzen naar assisen.
Voor de PVDA is het versterken van assisen sowieso een belangrijke eis, omdat de volksjury een democratische vorm van rechtspraak is, die de kloof tussen burger en justitie helpt verkleinen. Meer middelen zijn nodig, maar de opstartprocedure en afhandeling van zaken moet ook minder tijdrovend worden.
Op het vlak van vereenvoudiging kijken we onder meer naar Frankrijk, waar een volksjury op één week, of zelfs één dag, meerdere gelijkaardige zaken na elkaar kan behandelen. Dat zou de vervolging van strafbare feiten zoals online haatspraak aanzienlijk vergemakkelijken.
De gevaren van het correctionaliseren van persmisdrijven
In 2021 kwam Kristof Calvo van Groen namens de Vivaldi-regering met een ander voorstel: een aanpassing van de grondwet. Artikel 150 van de Belgische grondwet bepaalt namelijk dat ‘persmisdrijven’ (strafbare feiten in geschreven vorm, zoals online haatspraak) altijd door een volksjury moeten berecht worden. In 1999 werd dat grondwetsartikel al eens gewijzigd om een uitzondering voor racisme en xenofobie toe te voegen.
Persmisdrijven die onder de antiracismewet vallen, kunnen sindsdien behandeld worden door een correctionele rechtbank: zonder volksjury dus. Calvo stelde voor om deze uitzondering aan te passen naar een meer vage en algemene uitzondering voor ‘aanzetten tot haat’.
Over die uitzondering voor racisme kan men discussiëren, maar het is ten minste een min of meer duidelijk afgebakend begrip. De omschrijving ‘aanzetten tot haat’ daarentegen laat allerlei interpretaties toe die het doel voorbij schieten en veroorzaakt weer nieuwe problemen en gevaren.
De twee toenmalige liberale partijvoorzitters, Egbert Lachaert van Open Vld en Georges-Louis Bouchez van MR, maakten er destijds in een dubbelinterview bijvoorbeeld geen geheim van dat wat hen betreft het voorstel van de miljonairstaks van de PVDA ook valt onder ‘aanzetten tot haat’ en dus ook correctioneel vervolgd zou kunnen worden.
Lachaert stelde dat wij de miljonairs “ontmenselijken”. Hij waagde het zelfs hun lot te vergelijken met dat van de joden in de jaren 1930. Terwijl eerlijke fiscaliteit in werkelijkheid natuurlijk helemaal niets te maken heeft met haat of ontmenselijking, zou een rechter alleen op basis van het voorstel-Calvo wél de redenering van Bouchez en Lachaert kunnen volgen om ons het zwijgen op te leggen.
De Vivaldi-partijen vonden in 2021 geen tweederde meerderheid voor de aanpassing van artikel 150 en het voorstel werd weer begraven. Maar het hele voorval toont goed aan dat de grondwetgever in 1831 gelijk had om extra voorzichtigheid op te leggen rond de vrijheid van meningsuiting. Dat is namelijk de reden dat de verplichte volksjury bij persmisdrijven vanaf het begin werd verankerd in de Belgische grondwet.
“Met de geschiedenis van de Franse en Nederlandse overheersing in het achterhoofd wilde men met assisen voor persmisdrijven voorkomen dat dissidenten en opposanten van het regime beoordeeld zouden worden door rechters afkomstig uit datzelfde regime”, legt professor rechtsgeleerdheid Jogchum Vrielink uit. “Professionele rechters hadden zich destijds te meegaand betoond in het toepassen van repressieve perswetgeving. Niet toevallig waren nogal wat leden van de grondwetgevende vergadering van toen zelf voor hun geschriften vervolgd geweest onder Willem I.”
Artikel 150 miste zijn doel niet. De jonge Belgische staat werd inderdaad een vrijhaven voor regimekritische stemmen. Vandaar dat Multatuli zijn boek Max Havelaar, een genadeloze kritiek op het Nederlandse kolonialisme, in Brussel kwam schrijven en publiceren. Net zoals Karl Marx en Friedrich Engels niet toevallig het Communistisch Manifest in België opstelden. Deze democratische erfenis moeten we koesteren.
Daarom zijn we in de eerste plaats voorstander van het versterken van de assisenprocedure, om deze efficiënter en effectiever te maken met behoud van de waarborgen die de volksjury biedt. Dat is de beste manier om een justitie te hebben die zowel efficiënt als democratisch is.