Wet criminalisering van betogers: hoe Paul Magnette de bal helemaal mis slaat
De wet van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) die betogers zowat gelijkstelt aan criminelen roept veel weerstand op: in de vakbonden, in middenveldorganisaties, bij de ziekenfondsen, mensenrechtenorganisaties, juristen en zelfs binnen sommige afdelingen van de PS. In het andere kamp, onder de voorstanders van het wetsontwerp, ook ene ... Paul Magnette, voorzitter van de PS.Ā
door Benjamin Pestieau, hoofd vakbondsrelaties van de PVDA, en Nabil Boukili, PVDA-volksvertegenwoordiger en lid van de Kamercommissie Justitie
We konden de brief inkijken, waarin de voorzitter van de PS de leden van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie (*) van de regio’s Picardie en Luik probeert te overtuigen. Deze twee gewestelijke federaties hadden moties geschreven tegen het vrijheidsberovende wetsontwerp van de minister van Justitie.
In zijn brief probeert Paul Magnette het wetsontwerp te verdedigen. Volgens hem zou het wetsontwerp – waarop de sociaaldemocraten amendementen lieten aan toevoegen – géén stap achteruit betekenen voor de democratie. Maar zijn redenering rammelt langs alle kanten. Hij slaat de bal mis over de feiten, over de huidige politieke situatie en over de juridische analyse.
Nee, er is niet meer geweld op betogingen
Paul Magnette schrijft: “De laatste jaren zijn er in België (...) ‘relschoppers’ geïnfiltreerd in protestbewegingen.” Hij gooit daarbij alle bewegingen op een hoopje: de protesten na de moord op Georges Floyd, de betogingen tegen de lockdowns, de beweging van de gele hesjes... En hij voegt eraan toe: “Relschoppers infiltreren in bepaalde burgerprotesten om hun boodschappen te kapen en ze veroorzaken grote materiële (gebroken ruiten, plunderingen, aanvallen op journalisten, in brand gestoken auto’s) en fysieke schade (politieagenten die worden geslagen, of zware of brandende voorwerpen naar het hoofd krijgen geslingerd...).”
Aan het begin van zijn brief probeert Magnette een angstklimaat te creëren, alsof er sprake zou zijn van een nieuw fenomeen in België, terwijl de betogingen in ons land de voorbije jaren niet bijzonder gewelddadig waren in vergelijking met vroeger.
Denk maar aan de stakingen en betogingen van 1960-1961, de stakingen en betogingen van mijnwerkers en staalarbeiders in de jaren 1980, de betogingen van arbeiders van de Forges de Clabecq in 1997, de leraren- en studentenbeweging in 1995 en 1996, de stakingen in 2015 en 2016... Daarbij kwam het geregeld tot schermutselingen met de ordediensten, was er vaak grote materiële schade, vielen er klappen en vlogen zware voorwerpen door de lucht. Er zijn geen recente nieuwe feiten bekend op dat vlak tijdens betogingen in België. Paul Magnette zit er dus helemaal naast als het gaat om de vastgestelde feiten.
Gevaarlijke opeenvolging van steeds grotere beperkingen van burgerlijke vrijheden
Wat daarentegen wel nieuw is, is dat de socialistische familie het betogingsrecht verder wil “omkaderen”, of beter gezegd: beperken.
Wat vandaag ook nieuw is, is dat sociale bewegingen in heel Europa te maken hebben met steeds toenemende repressie.
Wat nieuw is, is de opkomst van extreemrechts in België en Europa, dat de vakbonden en het middenveld haat.
Wat nieuw is, is dat sommige rechters vinden dat het handelsrecht boven het stakingsrecht staat, wat geleid heeft tot een landelijk verbod op piketten voor werknemers van Delhaize.
Wat nieuw is, is dat – in tegenstelling tot eerdere rechtspraak – twee ABVV-leiders veroordeeld werden op basis van een artikel uit het Strafwetboek (artikel 406) dat oorspronkelijk niet bedoeld was om het stakingsrecht te onderdrukken.
Ook hier zit Paul Magnette er dus helemaal naast als hij het heeft over de huidige politieke situatie. Het nieuwe wetsontwerp maakt deel uit van een trend van verrechtsing en steeds grotere beperkingen van het recht om te betogen en te staken.
Een gevaarlijk wetsontwerp, ondanks de schijn van enkele amendementen
Ook met zijn juridische analyse zit Magnette er helemaal naast. Ten eerste gaat hij niet in op het feit dat daden in de context van een “protestbijeenkomst” zwaarder worden bestraft dan dezelfde daden die buiten een protestcontext worden gepleegd. Het zou er concreet op neerkomen dat het wetsontwerp niet van toepassing zou zijn op rellen zonder specifieke eis. Waarom zou een actie waaraan eisen verbonden zijn strenger worden veroordeeld? Dit punt alleen al onthult de vrijheidsbeperkende aard van het wetsontwerp.
Ten tweede juicht de voorzitter van de PS toe dat een betogingsverbod geen stakingsverbod inhoudt. Als de sociaaldemocraten in België zich daarmee al tevreden stellen ... Maar erger nog, het wetsontwerp vormt wel degelijk een bedreiging voor het stakingsrecht. Want hoe zit het dan met deelname aan grootschalige stakingspiketten? Is dat geen bijeenkomst waar eisen gesteld worden? Zo waren in het Delhaize-conflict sommige rechters van mening dat het stakingsrecht beperkt was tot het recht om zijn werk op te schorten. Maar het stakingsrecht is natuurlijk veel ruimer en omvat ook het recht op het vormen van piketten, massapiketten, manifestaties, enzovoort.
Paul Magnette heeft het alweer bij het verkeerde eind als hij zegt: “Als het enige doel van de persoon die een van de overtredingen in kwestie begaat het overbrengen van de legitieme boodschap van de betoging is, kan er geen betogingsverbod worden opgelegd.”
Zo te zien heeft de PS-voorzitter het wetsontwerp niet goed gelezen of niet helemaal. Als hij de waarheid niet wilde verdraaien had hij het volgende moeten zeggen: “Als het enige doel van de persoon die een van de overtredingen in kwestie begaat het overbrengen van de legitieme boodschap van de betoging is EN als hij/zij geen risico op ernstige verstoring van de openbare orde vormde, kan er geen betogingsverbod worden opgelegd.”
En daar ligt het probleem. Want wat betekent “geen risico vormde om de openbare orde ernstig te verstoren”? Dit opent een ruime interpretatiemarge voor de rechter. Het bracht een aantal professoren ertoe te verklaren dat dit wetsontwerp met zijn fameuze amendementen “een reeks vragen oproept met betrekking tot zowel artikel 26 van de Grondwet als artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de twee belangrijkste bepalingen die de uitoefening van de vrijheid van betoging in België garanderen”.
Paul Magnette zegt ook dat de wet alleen betrekking heeft op “ernstige daden”. Hij citeert een reeks handelingen die door de wet als ernstig worden beschouwd. Maar “vernieling van eigendom, aantasting of beschadiging van goederen, beschadiging van onroerende eigendommen van anderen” komen niet voor in de lijst die hij citeert. Deze handelingen worden door de wet ook als mogelijk “ernstig” beschouwd en zouden onder de nieuwe wet gebruikt kunnen worden.
Enkele voorbeelden
Vrijwillige brandstichting (art. 510 tot 518 van het Strafwetboek) kan bijvoorbeeld ook betrekking hebben op palletvuurtjes, die vaak voorkomen aan stakingspiketten, maar geen gevaar voor anderen vormen. Artikel 512 van het Wetboek van Strafrecht stelt bijvoorbeeld: āMet gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van honderd [euro] tot duizend [euro] worden gestraft zij die opzettelijk de roerende goederen die aan een ander toebehoren in brand steken (...) en op voorwaarde dat de daad aan anderen ernstig nadeel kan berokkenen.ā Maar wat is ernstige schade? De interpretatie wordt overgelaten aan de rechter.
De vernieling of beschadiging van eetwaren, koopwaren of andere roerende eigendommen (art. 528 tot 534 van het Strafwetboek) zou van toepassing kunnen zijn op het blokkeren van een opslagplaats voor bederfelijke waren, bijvoorbeeld in het kader van de blokkade van het distributiecentrum van Delhaize in Zellik, maar bijvoorbeeld ook op de acties van melkveehouders die hun melk op straat uitgieten. Verrassend genoeg vermeldt Magnette dit punt niet in zijn brief.
Beschadiging van onroerende eigendommen (art. 534ter en 534quater van het Strafwetboek), bijvoorbeeld eieren gooien naar een gevel of die met verf bekladden enzovoort, is ook een netelige kwestie. Actievoerders werden ooit vervolgd en veroordeeld voor het beschadigen van onroerende bezittingen omdat zij met waterverf een gebouw van een multinational hadden besmeurd om te protesteren tegen vervuiling. Op grond van deze tekst hadden ze een betogingsverbod kunnen krijgen.
De rest van de amendementen kunnen een verbloemende indruk wekken, maar in feite hebben ze zeer weinig juridische consequenties. Zo stelt Paul Magnette dat “de rechter een afweging moet maken tussen de belangen van de openbare orde en de fundamentele vrijheden in kwestie”. Maar wat is de juridische waarde van dat argument? De Grondwet en internationale verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn al bindend voor rechters. De rechter maakt al een afweging tussen grondrechten en de zwaarte van de straf. Dit is trouwens wat er gebeurde in de zaak die leidde tot de veroordeling van ABVV-voorzitter Thierry Bodson als organisator van een “kwaadwillige belemmering van het verkeer”. De verplichting om dit evenwicht te zoeken is geenszins een garantie dat de grondrechten worden gerespecteerd.
Een democratische wake-upcall is mogelijk
Zoals hierboven al uitgelegd, slaat Paul Magnette de bal helemaal mis over de feiten, over de huidige politieke situatie en over de juridische analyse.
Toch is er voor de sociaaldemocratische familie nog steeds een uitweg om eervol uit deze situatie te raken.
Maar daarvoor is er een democratische wake-upcall nodig. Democratisch in de zin van luisteren naar de stem van vakbonden en middenveld. Democratisch in de zin van werken aan het uitbreiden van burgerlijke vrijheden, niet aan de beperking ervan.
En daarvoor moeten er ook concrete stappen gezet worden en mag het blijven bij louter goeie bedoelingen. De wetsartikelen die het recht op betogen beperken, moeten worden ingetrokken.
Daarvoor is er een engagement nodig om de democratische rechten uit te breiden door de intrekking van artikel 406, dat de basis vormde voor meerdere recente veroordelingen van vakbondsmilitanten. Net zoals het inzetten van interimkrachten verboden is om stakingen te breken, moet dat ook gelden voor jobstudenten. Men moet verhinderen dat eenzijdige verzoeken van de directie worden ingewilligd om piketten te beletten. Enz.
(*) De Gemeenschappelijke Actie is het min of meer gestructureerde overleg (afhankelijk van gewest tot gewest) tussen het ABVV, de Solidaris-ziekenfondsen en de sociaaldemocratische partijen PS en Vooruit.