Waarom militarisering een gevaar is voor democratie
Zonder democratisch debat en midden in een crisis waarbij mensen lijden onder de torenhoge prijzen, maken de Europese landen enorme sommen belastinggeld vrij om de militaire budgetten te verhogen. Die militarisering gaat gepaard met een ideologisch offensief om de geesten voor te bereiden op oorlog. Ondertussen staan grondrechten en democratische vrijheden onder druk.
De oorlog in Oekraïne heeft een groot effect op de begrotingsplannen van veel Europese landen. Overal worden reusachtige budgetten vrijgemaakt voor defensie. Geld dat niet kan gaan naar sociaal beleid of maatregelen tegen klimaatverandering. Na het redden van de banken en de coronapandemie gaan de Europese lidstaten zich op korte tijd een derde keer in de schulden steken, ditmaal om te militariseren.
‘Een nieuw tijdperk’ van Europese militarisering
Deze militariseringsgolf die Europa overspoelt, betekent een breuk met het verleden. Eerst en vooral in Duitsland. Na de Tweede Wereldoorlog maakten de geallieerden met Duitsland de afspraak dat het Duitse leger een bescheidener rol zou spelen en de Duitse industrie minder op het militaire zou focussen. Bepaalde beperkingen werden zelfs opgenomen in de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland.
De reden hiervoor was dat de militarisering van Duitsland twee keer tot een wereldoorlog had geleid. Duitsland investeert sindsdien naar verhouding minder in defensie dan bijvoorbeeld Frankrijk, het Duitse leger mag grondwettelijk niet zomaar tussenkomen in of wapens sturen naar andere landen, en meerdere Duitse militaire bedrijven schakelden over naar civiele productie.
Op twee weken tijd is 79 jaar geschiedenis omgedraaid. Op 27 februari kondigde de Duitse regering een eenmalige mega-injectie van 100 miljard euro in het leger aan. Niet alleen wapenfabrikant Rheinmetall staat te springen om daarvan te profiteren ook ThyssenKrupp, Siemens, Kraus-Maffei-Wegemann en andere Duitse bedrijven bekijken of ze niet (opnieuw) kunnen overschakelen naar militaire productie.
“Een nieuw tijdperk breekt aan”, zei de Duitse bondskanselier Olaf Scholz aan het Duitse parlement. Hij riep het parlement op om de nieuwe investeringspolitiek op te nemen in de Duitse grondwet. Bovenop de eenmalige investering, trekt Duitsland zijn defensiebudget structureel op naar 2% van het bruto binnenlands product. Dat is een oude eis van de Navo, waar Scholz’ voorganger Angela Merkel wijselijk nooit wou op ingaan. Een nieuw tijdperk, inderdaad.
Na de Duitse dijkbreuk volgden de anderen: Frankrijk, Polen, Litouwen, Denemarken, Zweden… België was Duitsland zelfs een paar weken voor en besliste eind januari al om zomaar even 14 miljard euro extra in defensie te pompen. Nota bene: op dat moment beweerden de regeringspartijen dat een btw-verlaging op energie met een kostenplaatje van 1,1 miljard euro “onbetaalbaar” zou zijn. Het Duitse voorbeeld indachtig zei minister van Defensie Ludivine Dedonder (PS) op 27 maart aan De Zondag: “We moeten opnieuw over extra middelen spreken. We hebben op korte termijn – dat betekent dit jaar – een extra enveloppe nodig om de meest dringende noden in te vullen.”
‘Het ligt niet aan het defensiebudget’
Maar is die militaire investeringsspurt echt nodig? Het beeld dat Europa niet opgewassen zou zijn tegen Rusland, is fout. Dat schreef ook journalist Gie Goris in een bijdrage in De Standaard: “Het zogezegde onvermogen van de Navo is niet het resultaat van een gebrek aan investeringen. Dit zijn de cijfers (2020): Rusland gaf dat jaar 61,7 miljard dollar uit aan defensie, de VS 750 miljard, het VK 59,2 miljard, Duitsland 52,8 miljard en Frankrijk 52,7 miljard. De vier grootste Navo-landen geven per jaar opgeteld ruim 900 miljard dollar uit aan defensie, tegenover 62 miljard in Rusland. Het ligt dus niet aan het defensiebudget. Misschien ligt het wel aan de obsessie met defensie, ten koste van vredesopbouw en vertrouwenwekkende maatregelen.” Een actieve vredespolitiek, waarbij de nadruk ligt op vreedzame ontwikkeling en defensie van het eigen territorium, zou inderdaad niet alleen goedkoper maar ook veiliger zijn.
Nog een belangrijke trendbreuk is dat de nieuwe Europese militarisering volledig onder de vleugels van de Navo en dus de Verenigde Staten valt. Het ‘Strategisch Kompas’ dat de Europese ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie op 21 maart gezamenlijk uitbrachten, stelt dat de Navo het zwaartepunt van de Europese defensie zal blijven.
Minister Dedonder antwoordde in hetzelfde interview in De Zondag op de vraag of ze voorstander is van een Europees leger: “Neen, we hebben al een commandocentrum: dat van de Navo. Deze oorlog bewijst dat de Navo en de EU perfect kunnen samenwerken.” Begrijpelijk dus dat zelfs Navo-havik Theo Francken (N-VA) deze PS-politica “graag begint te zien” zoals ze het zelf verwoordt.
Militarisering van de geesten
Die opvallende eensgezindheid tussen politieke aartsrivalen N-VA en PS is vandaag geen uitzondering in Europa. Alle traditionele en extreemrechtse partijen in de EU scharen zich voorlopig achter de roep tot militarisering. Het politieke establishment bereidt niet alleen zijn legers, maar ook de bevolking voor op een mogelijke oorlog. De oorlogsstemming is in de Europese parlementen gekropen: oude vijanden hullen zich eensgezind in de nationale vlag, terwijl kritische stemmen meedogenloos aangevallen worden. In Duitsland laten de Groenen, die in regering zitten, niet alleen hun laatste pacifistische idealen varen maar gaan ze zelfs akkoord met het langer openhouden van bruinkoolcentrales.
De militarisering van de samenleving is niet alleen een economische kwestie. Ze gaat ook gepaard met een ideologisch offensief, gedrenkt in wij-zij-denkbeelden. Het westerse establishment spreekt over een “aanslag op de beschaving” en een “oorlog tussen democratie en autocratie”. Men spreekt over “de barbarij en waanzin” van het ene kamp, tegenover de “weerstand, de moed, de solidariteit en zelfopoffering” van de andere kant. De taal is doordrenkt van oorlogsretoriek. Zo bereidt men ook de militarisering van de geesten voor. Net zoals we dat hebben gezien in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog.
In elke oorlog is de waarheid het eerste slachtoffer. Westerse leiders die oorlogsmisdaden in Irak, Libië of Afghanistan hebben toegedekt, staan nu vooraan om Russische geweldplegingen met veel tamtam te veroordelen. Hun verontwaardiging voelt niet echt oprecht aan. De propaganda komt van twee kanten, van Rusland maar ook van het Westen. Sommige grote media spelen daar ook een rol in. In hun berichtgeving over Oekraïne wordt duidelijk kant gekozen: het is ‘wij’ tegen ‘zij’. Ze stellen Poetin voor als een nieuwe Hitler met wie onderhandelingen zijn uitgesloten en die alleen gestopt kan worden door totale vernietiging. Zo zweept men de geesten op voor verdere escalatie van het conflict. Er wordt een klimaat geschapen waarbinnen alle stemmen die vraagtekens plaatsen bij de westerse strategie ten aanzien van Oekraïne of de verhoogde militaire uitgaven, verdacht zijn.
Hysterie en heksenjacht
De anti-Russische hysterie neemt soms hallucinante proporties aan. Een orkest in Wales annuleerde de opvoering van een werk van Tsjaikovski. In Milaan werd een seminarie over Dostojewski geschrapt. De National Gallery in Londen veranderde zelfs de naam van een 19de-eeuws schilderij van ‘Russische danseressen’ naar ‘Oekraïense danseressen’. Sommige voorbeelden zijn minder onschuldig. Het tennistornooi van Wimbledon overweegt om de nummer twee van de wereld Danill Medvedev uit te sluiten om een Russische overwinning te vermijden. Een professor aan de universiteit van Praag zei dat hij geen les meer wou geven aan Russische studenten. In België kondigde Vlaams minister van onderwijs Ben Weyts (N-VA) aan dat Russische uitwisselingstudenten niet meer welkom zijn. In de slipstream neemt het racisme tegen Russen in Europa toe. “In heel Europa worden mensen die op geen enkele manier betrokken zijn bij de oorlog, geviseerd en verwijderd van hun positie”, zegt Aleksandra Lewicki, een sociologe aan de universiteit van Sussex. “Er heerst een beeld van een duidelijke vijand. Russen van alle rangen en standen zijn het doelwit van racistische haatmisdrijven en denigrerende opmerkingen.”
Dat onschuldige Russische burgers verantwoordelijk worden gesteld voor de daden van hun regering, ligt in lijn van het sanctiebeleid van de Europese Unie dat de gewone werkende Russen meer treft dan de oligarchen. De politiek geeft hierin dus het slechte voorbeeld. Hetzelfde geldt voor de manier waarop kritische of dissidente stemmen worden verdacht gemaakt en zelfs het zwijgen opgelegd. In het Verenigd Koninkrijk werd oud-Labourleider Jeremy Corbyn door leden van de regeringspartij beschuldigd van ‘pro-Poetin’ te zijn, omdat hij vragen stelt bij sommige sancties en wapenleveringen. De roddelpers nam de beschuldigingen gretig over. Dat terwijl uitgerekend Corbyn degene was die twintig jaar geleden Poetins oorlog in Tsjetsjenië veroordeelde en toenmalig premier Tony Blair kritiek gaf omdat deze desondanks contacten met Poetin aanknoopte. En het was Corbyn die de huidige conservatieve regeringspartij bekritiseerde toen zij een fiscaal gunstregime voor Russische oligarchen invoerde.
Soortgelijke ongegronde verdachtmakingen tierden welig tegen allerlei linkse oppositiekrachten zoals de SP in Nederland, Jean-Luc Mélenchon in Frankrijk of de PVDA in België. In Portugal werden de lokalen van de Communistische Partij beklad.
De aanvallen bleven niet beperkt tot linkse politieke partijen. Ook de vredesbeweging kreeg klappen. In Groot-Brittannië werd de Stop The War Coalition door het slijk gehaald als “landverraders” en “vijfde colonne van Poetin”. In België probeerden twee kopstukken van de Vlaamse liberalen om hetzelfde van de pot gerukte ‘pro-Poetin’ label op de vzw Vrede te plakken en haar subsidies te ontnemen.
Zelfs kritische journalisten lopen gevaar. In Polen werd de Spaanse journalist Pablo Gonzalez gearresteerd door leden van de Poolse geheime dienst ABW. De Oost-Europaspecialist wordt beschuldigd van “acties gericht tegen de Poolse staat”. De arrestatie in Polen volgde op berichtgeving over discriminatie van niet-Europese vluchtelingen aan de Pools-Oekraïense grens. Zowel de Internationale als Europese Verenigingen van Journalisten (IFJ en EFJ) hebben zijn vrijlating gevraagd.
Democratie, een luxe in vredestijd?
Grote politieke koerswijzigingen met grote gevolgen voor de Europese bevolking worden ingezet in een klimaat van stemmingmakerij, zonder democratisch debat. Hebben de Duitse sociaaldemocratische en groene partijen de verkiezingen gewonnen met beloftes om massaal veel geld in het leger te pompen? Hadden de Vivaldi-partijen dat in hun programma’s staan? Men zegt dat we nu “in een andere wereld leven”. Maar wie bepaalt wat de prioriteiten zijn in die zogenaamde nieuwe wereld? Men zegt “à la guerre comme à la guerre”, maar de EU en Rusland zijn nog niet in oorlog en er zijn tal van scenario’s mogelijk om zo’n totale oorlog te vermijden. De oorlogstrom klinkt zo luid dat ze alle rationaliteit verstomt. Er zijn krachten wakker gemaakt die democratie als een luxe in vredestijd beschouwen.
We weten uit het verleden dat de oorlogsstemming vaak misbruikt wordt om verworven democratische vrijheden weer af te bouwen. Een berucht voorbeeld is hoe het recht op privacy werd uitgehold na de aanslagen in de VS en Europa. De eerste tekenen van een gelijkaardige evolutie zijn nu al zichtbaar. In Groot-Brittannië ligt een veiligheidswet op tafel die “ordeverstorende” betogingen verbiedt en kan leiden tot gevangenisstraffen voor wie eraan deelneemt. De vergelijking met Rusland is dan niet meer ver zoek. In Nederland kwamen de inlichtingendiensten een week na de Russische invasie in Oekraïne op de proppen met een wetsvoorstel om hun bevoegdheden gevoelig uit te breiden. Zo willen ze ‘kabelinterceptie’ – het op grote schaal tappen van internetverkeer – ongericht kunnen inzetten. Ook wil men geautomatiseerde data-analyse kunnen toepassen zonder controle van de toezichtscommissie. Het wetsvoorstel komt er dus op neer dat men eender wie op eender welk moment kan bespioneren, zonder enige motivering waarom die persoon verdacht zou zijn. Dat druist in tegen uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Nog een voorbeeld is de vrijheid van meningsuiting en informatievergaring. De Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) sprak zich uit tegen de beslissing van de Europese Commissie om twee Russische tv-zenders te verbieden. “Het is een onverstandige zet en hiermee verlaag je je tot het niveau van Rusland”, klonk hun kritiek. “Journalistieke vrijheid wordt het spannendst in oorlogstijd” en dus moeten we “juist in deze tijden strijden voor vrijheid van informatie”. Het feit is dat deze censuur een regelrechte schending is van artikel 11 van het Handvest van Europese Grondrechten en artikel 5 van de Duitse grondwet. Le Monde Diplomatique merkte op dat Amerikaanse tv-zenders die ook leugens en propaganda verspreidden over de oorlog in Irak, nooit in aanmerking kwamen voor censuur.
Voor vrede in Oekraïne en democratie in Europa
Oorlog en democratie gaan niet samen, omdat de voordelen van oorlog zijn voorbehouden voor de elite terwijl het volk de miserie moet ondergaan. De heksenjacht richt zich niet toevallig vooral tegen linkse partijen en activisten, ook wanneer die zoals PVDA de invasie van Poetin in alle talen veroordelen. Er zit een strategische visie achter. De huidige Amerikaanse tactiek om de oorlog in Oekraïne zo lang mogelijk te rekken, zal voor een regelrechte verarming zorgen van de Europese bevolking. Als Rusland tegensancties neemt, dreigen miljoenen Europeanen letterlijk in de kou te zitten. En nogmaals: de budgetten voor oorlog ontnemen de overheid middelen voor klimaat- of sociaal beleid. Onvermijdelijk zal daardoor de ontevredenheid groeien. Door nu al de krachten zwart te maken die sociale onvrede kunnen vertalen in politiek verzet, hoopt men al te grote weerstand te vermijden.
Daarom is het in het belang van de overgrote meerderheid van de mensen in Europa om de oorlogshysterie, de ondemocratische beslissingen en de heksenjacht op pro-vredekrachten te veroordelen. Het is alvast bemoedigend dat de vakbonden op zondag 27 maart meeliepen in de vredesbetoging in Brussel. Om de gevaren van militarisering tegen te houden, moeten linkse partijen, vakbonden, activisten, jongeren en zoveel mogelijk burgers op twee nagels blijven kloppen: vrede in Oekraïne; en democratie in België en Europa.
Geen wapenleveringen en geen escalatiepolitiek, maar vredesgesprekken en steun voor alle slachtoffers van de oorlog.
Geen sancties die de Russische en Europese burgers treffen, maar gerichte acties tegen oligarchen.
Geen hysterie en racisme jegens al wat Russisch is, maar solidariteit met alle volkeren, tegen alle onderdrukkers.
Geen verdachtmakingen van alle sociale of kritische stemmen, maar een open democratisch debat.
Geen beperking van onze vrijheden, maar verdediging van het recht om een ander beleid te wensen.
Geen nieuw tijdperk van militarisering, maar een nieuw tijdperk van vreedzame ontwikkeling.
Militarisering: een spel van weinig winnaars en veel verliezers
Wat de pleitbezorgers voor nog meer bewapening er niet bij vertellen, is dat militarisering een spel is van enkele winnaars en vele verliezers. De winnaars zijn de ontvangers van de verhoogde uitgaven: het militair-industrieel complex dat opnieuw miljarden belastinggeld krijgt toegestopt om wapens, munitie en oorlogsmaterieel te produceren.
De Amerikaanse multinationals hebben daarbij een voorsprong: de vijf grootste wapenfabrikanten ter wereld komen alle vijf uit de Verenigde Staten. Zij staan klaar om aan de hogere vraag te voldoen. Amper één uur nadat het Duitse parlement een mega-injectie van 100 miljard euro in defensie had goedgekeurd, bracht ’s werelds grootste militaire bedrijf Lockheed Martin een ‘projectplan’ uit met voorstellen om al dat geld te besteden. Lockheed Martin sloot ook al direct een miljardencontract af met de Duitse overheid om F-35-gevechtsvliegtuigen te bouwen. De Europese bedrijven geven zich echter niet zomaar gewonnen. Het Duitse Rheinmetall en het Franse Dassault dingen ook naar een deel van het Duitse mega-budget. En onder andere Airbus en ThyssenKrupp gaven al aan dat ze bereid zijn om een deel van hun civiele productie om te schakelen naar militaire productie.
Dat de verliezers talrijker zijn, is een kwestie van wiskunde. Elke euro die naar wapens gaat, kan niet naar andere beleidsdomeinen gaan. De Europese lidstaten gaan zich opnieuw in de schulden steken, dit keer niet enkel voor eenmalige grote uitgaven maar ook voor structurele budgetverhogingen. We weten dat men de rekening uiteindelijk aan de belastingbetaler zal willen presenteren. Heel waarschijnlijk zal de Europese Commissie binnenkort besparingen in sociale programma’s voorstellen. En dat op een moment dat de Europese bevolking dreigt te verarmen door de inflatie en de economische sancties die de EU tegen Rusland neemt. Bovendien zullen de klimaatambities wellicht herzien moeten worden, wat wil zeggen dat er nog veel meer klimaatrampen zullen volgen. En dat allemaal voor de bewapening tegen een potentiële vijand die nochtans een veel kleiner leger heeft …