Waarom Duitsland het beter doet in de strijd tegen de pandemie
Wie een kaartje van Europa bekijkt waarop de landen ingekleurd worden naargelang het aantal besmettingen met het nieuwe coronavirus, heeft geen moeite om Duitsland te vinden. Terwijl rood de boventoon voert in de rest van Europa, blijft Duitsland bleek ingekleurd. De cijfers zijn er veel lager. Hoe komt dat?
Als men de succesverhalen uit de strijd tegen corona wil vertellen, komen meestal de voorbeelden uit Azië boven. Maar toen een expertengroep van de Wereldgezondheidsorganisatie vorige week een artikel publiceerde in The Lancet over succesvolle strategieën tegen de pandemie plaatsten ze ook Duitsland, als enige niet Aziatische land, in het rijtje met goede voorbeelden.
De internationale experts vinden drie principes terug in de meest succesvolle landen. Ten eerste is er een brede steun en vertrouwen van de bevolking in het gezondheidsbeleid van de betrokken regeringen. Duitsland heeft dan wel te maken met een kleine, luidruchtige groep van mensen die protesteren tegen de maatregelen. De grote meerderheid van de Duitsers schaart zich achter het coronabeleid.
Er is eenduidig wetenschappelijk leiderschap vanuit het nationale Robert Koch Instituut (RKI). Op politiek vlak slaagt men erin om centraal gezag te combineren met flexibiliteit en maatregelen die aangepast zijn aan de lokale realiteit. Dat is heel wat anders dan de kakafonie van maatregelen in België waar de verschillende beleidsniveaus elkaar de schuld geven van alles wat fout loopt.
Een tweede belangrijk principe is dat men vertrouwt op de basisinterventies op het vlak van de bestrijding van infectieziekten: testen en contact- en bronopsporing. Duitsland heeft zeer vroeg zeer breed getest en is dat altijd blijven doen. Bovendien heeft men er zeer vroeg geïnvesteerd in een systeem van contact- en bronopsporing.
Daarvoor kon men terugvallen op de 400 gezondheidsdiensten op het niveau van de steden of plattelandsdistricten. Deze organiseren al jaar en dag de preventieve gezondheidsdiensten. Sinds de uitbraak van de epidemie werden deze diensten versterkt met contactopspoorders. Zo moeten er 25 per 100.000 inwoners komen.
Daarnaast rekruteerde men ook 520 containment scouts, dikwijls studenten, die een opleiding kregen aan het RKI. Zij doen interviews met mensen die positief testten en gaan ter plaatse tests afnemen van hoogrisicocontacten zodat die hun quarantaine niet moeten verlaten. Naast de klassieke contactopsporing, gaat men dus ook gericht op zoek naar clusters en de bron van de besmettingen.
In België werd de voorbije jaren bespaard op die preventieve diensten. Het handvol gezondheidsinspecteurs dat we nog hadden moest al snel in de epidemie de contactopsporing opgeven. Sinds juni werd een nieuw systeem van contactopsporing opgezet door de gewesten. Dat systeem presteert ondermaats omdat het vertrouwt op een afstandelijk systeem van callcenters. Bovendien laten testresultaten veel te lang op zich wachten. Van bronopsporing is nauwelijks sprake bij ons.
Het derde principe is dat men werkt met strategische plannen op lange termijn. Duitsland had een pandemieplan, dat werd opgemaakt na de SARS epidemie van 2002-2003. In maart werd dat plan ook meteen op punt gesteld voor de huidige coronapandemie. Ook hier is er een groot contrast met onze overheden die onvoorbereid waren.
Het grote verschil met de rest van Europa is dat Duitsland probeert om de epidemie op een niveau te houden dat men kan controleren door kort op de bal te spelen met een sterke lokale contact- en bronopsporing. Dat is niet de aanpak met de hamer zoals in China waar men elke uitbraak meteen tracht plat te slaan. Maar het is ook niet de gevaarlijke “dans met het virus” zoals men in de meeste andere Europese landen probeert en waar men al blij is als de ziekenhuizen niet volstromen.
Momenteel gaan de cijfers ook in Duitsland de hoogte, in maar ze zijn nog altijd meer dan tien keer zo laag als bij ons. Zelfs al gaan ze nu ook een moeilijke herfst en winter tegemoet, hun uitgangspositie is veel gunstiger.
Wat in Duitsland kan, moet bij ons ook kunnen. Betrouwbaar leiderschap, lokale preventieve structuren en een langetermijnplanning. Zo revolutionair is het allemaal niet, maar het zijn wel zaken die hun vruchten afwerpen in de strijd tegen de pandemie.