Waarom de Europese Clean Industrial Deal onze industrie niet zal redden
De Europese Commissie lanceert haar Clean Industrial Deal, die ze voorstelt als de oplossing om de Europese industrie te redden in het licht van de wereldwijde concurrentie en de energiecrisis. Gaan we het daarmee redden? Nee...

BELGA
Benjamin Pestieau, adjunct-algemeen secretaris van de PVDA, en Max Van Cauwenberge, lid van het departement Wereld van de Arbeid van de PVDA.
Het plan belooft de ecologische transitie te versnellen en tegelijkertijd het concurrentievermogen van Europa te versterken. Hoogdravende aankondigingen, waarachter dezelfde politieke keuzes schuilgaan die net tot de huidige crisis hebben geleid: een blind vertrouwen in de markt en in multinationals, besparingen, protectionisme dat zich tegen onszelf dreigt te keren, voortzetting van een regime van inefficiënte sancties tegen Rusland en onwrikbare trouw aan de Verenigde Staten. Gaan we het daarmee redden? Nee, als we echt een welvarende industrie willen uitbouwen en de toekomst voor de Europese werkende mensen willen veiligstellen, dan moeten we de zaken heel dringend anders aanpakken.
De energie-intensieve Europese industrieën, zoals de chemie en de staalnijverheid, maken een existentiële crisis door. Nog erger is het gesteld met de Europese automobielsector, die achterloopt op het gebied van batterijtechnologie en autonoom rijden. Met bovendien te dure auto's en een schrijnend gebrek aan oplaadinfrastructuur heeft de auto-industrie moeite om de concurrentie bij te benen.
Op 5 februari betoogden vakbondsmilitanten uit heel Europa voor de gebouwen van de Europese Commissie. Ze trokken aan de alarmbel en eisten een toekomstgericht industriebeleid. Ze riepen op tot een strategie die de werkende klasse in het middelpunt van de besluitvorming plaatst, die kwaliteitsvolle banen beschermt en creëert, die een moratorium instelt op de sluiting van industriële sites, die overheidsinvesteringen aanzienlijk verhoogt en die de toegang tot schone, betaalbare energie garandeert, waarbij energie wordt erkend als een publiek goed. Met de Clean Industrial Deal staat de Europese Commissie haaks op de verwachtingen van de wereld van de arbeid.
Geen enkele maatregel om de sluiting van essentiële industrieën te voorkomen
Ondanks de sluiting van industriële vestigingen die essentieel zijn voor onze economie en industriële transitie – zoals Van Hool (busbouwer), Audi (autofabrikant) en BelGaN (chipfabrikant) – of het stopzetten van investeringen in Europa door ArcelorMittal (staalindustrie), blijft de Europese Commissie passief. Er worden geen maatregelen voorgesteld om te verhinderen dat vestigingen sluiten of niet verder worden uitgebouwd.
In plaats van een moratorium op sluitingen in te stellen, zoals de Europese vakbonden eisen, staan de Europese leiders toe dat multinationals, die de afgelopen jaren nochtans miljardenwinsten hebben geboekt, moderne productie-eenheden sluiten of delokaliseren om hun winsten elders nog meer te maximaliseren.
Deze sluitingen pakken niet alleen duizenden werknemers hun job af, ze vernietigen ook een heleboel knowhow, gespecialiseerde vaardigheden en industriële ecosystemen. Dit is een enorme verspilling van waardevolle kennis en middelen.
Energie: strategische investeringen worden overgelaten aan de goodwill van energiemultinationals
De vervanging van goedkoop Russisch gas door veel duurder gas uit de VS heeft de energieprijzen in Europa omhoog doen schieten. Vandaag krijgen Europese bedrijven te maken met vier tot vijf keer hogere gaskosten, en elektriciteitsprijzen die twee tot drie keer hoger zijn dan in de Verenigde Staten. De hoge volatiliteit en de onvoorspelbaarheid van de prijzen op de energiemarkt zorgen ook voor grote economische onzekerheid. In 2023 zag 60% van de Europese bedrijven de energiekosten als een belangrijke belemmering voor investeringen. Energie-intensieve industrieën worden het hardst getroffen, omdat de energiekosten bepalend zijn voor hun concurrentievermogen ten opzichte van andere regio's in de wereld.1
Om de afhankelijkheid van geïmporteerde fossiele energie te verminderen en zowel de kosten als de volatiliteit van de elektriciteitsprijzen te verlagen, heeft de Europese Commissie aangekondigd dat ze de ontwikkeling van schone energie in Europa wil versnellen. De door de Commissie voorgestelde maatregelen zullen het probleem echter niet oplossen, en ze zullen de kosten op de consument afwentelen. Waarom? Omdat de Commissie eens te meer op de particuliere sector en de markt vertrouwt. En als dat niet lukt, zal de publieke sector de rekening moeten betalen.
Het belangrijkste obstakel voor particuliere investeringen in schone energie is het vooruitzicht op winstgevendheid, dat onvoldoende en te onzeker wordt geacht door aandeelhouders die grote winsten zoeken. Met dat gegeven staan banken en financiële instellingen er huiverig tegenover om projecten voor schone energie te financieren, tenzij ze worden ondersteund door staatssteun en garanties, om het rendement op de investering veilig te stellen. Daarom rekent de Europese Commissie op een snelle toename van koopovereenkomsten voor hernieuwbare elektriciteit (PPA's - Power Purchase Agreements) en 'contracten voor verschillen' (CFD - contracts for differences).
Een CFD garandeert producenten van hernieuwbare energie een vaste prijs voor de elektriciteit die ze opwekken. Als de marktprijs onder deze gegarandeerde prijs ligt, compenseert de staat het verschil, waardoor de investering wordt veiliggesteld en de winst van de producenten wordt gegarandeerd.
Een Corporate PPA is een langlopende stroomafnameovereenkomst tussen een bedrijf en een energieproducent. Dat zien we vandaag steeds vaker in de sector van hernieuwbare energie. Deze overeenkomst stelt voor de bedrijven de levering van hernieuwbare elektriciteit tegen een stabiele prijs veilig, en biedt producenten tegelijk een voorspelbaar inkomen. Het gebruik van deze overeenkomsten blijft echter beperkt door het aantal klanten dat als financieel betrouwbaar wordt beschouwd. Tot nu toe konden alleen multinationals zoals Google, Facebook en Amazon zulke overeenkomsten sluiten omdat ze voldoende solvabiliteitsgaranties bieden. Om het aantal bedrijven dat in aanmerking komt voor Corporate PPA's te vergroten, hebben de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) een programma gelanceerd om zich garant te stellen opdat die contracten bij energiemultinationals worden nageleefd. Het is de bedoeling om meer private investeringen aan te trekken door subsidies en staatssteun te verhogen.
Er bestaat echter geen garantie dat deze investeringen zullen worden gedaan met de ambitie en snelheid die nodig zijn om de energie-uitdaging van Europa aan te gaan. Meer fundamenteel: waarom de energiesector toevertrouwen aan multinationals als de overheid alle risico's moet dragen?
Bezuinigingen verstikken onze industrie
De Europese Commissie zegt dat er maatregelen nodig zijn om de vraag te stimuleren en dat bedrijven alleen zullen investeren als ze ervan overtuigd zijn dat ze hun producten op de markt kunnen verkopen. Om dit te bereiken mikt zij in het bijzonder op overheidsopdrachten, die zij als een krachtige hefboom ziet. Ze stelt voor om niet-prijsgerelateerde criteria op te nemen, zoals ecologische vereisten of productie binnen Europa, om de lokale industrie aan te moedigen.
Dit voorstel is echter in tegenspraak met het drastische bezuinigingsbeleid dat de Europese Unie heeft opgelegd. Onder de Europese begrotingsregels voeren regeringen hun bezuinigingsplannen op. In België plant de Arizona-regering 22 miljard euro aan bezuinigingen en ze waarschuwt nu al dat dit niet zal volstaan. Dit bezuinigingsbeleid is niet alleen sociaal onrechtvaardig maar ook economisch inefficiënt.
Door de koopkracht van de werkende mensen en het inkomen van de gepensioneerden te verminderen, doet dit beleid de binnenlandse consumptie kelderen. Door minder te investeren in openbare diensten dreigt het de economie te verstikken. In plaats van de groei te stimuleren, verzwakt het de groei en verergert het de crisis.
Duitsland, dat lange tijd door Bart De Wever werd aangeprezen als een model van begrotingsdiscipline en lage lonen, bevindt zich al twee jaar in een recessie. Het gebrek aan investeringen heeft geleid tot een verouderende infrastructuur en een groeiende technologische achterstand. Bovendien heeft de loskoppeling van het Russische gas zijn industrie nog meer gewurgd. Als gevolg daarvan ziet Europa's grootste industriële macht zijn export stagneren, terwijl de binnenlandse vraag zich op het laagste peil sinds 2010 bevindt.
Ondanks haar intentieverklaringen zal het beleid van de Commissie waarschijnlijk het tegenovergestelde bereiken van wat het beoogt.
De gedwongen mars naar een oorlogseconomie zal noch onze industrie redden, noch onze veiligheid garanderen
Washington eist dat de Europese Unie haar militaire uitgaven drastisch verhoogt, met name door aan te dringen op de aankoop van astronomisch duur Amerikaans materieel, zoals de F-35-gevechtsvliegtuigen. Zelfs het financiële dagblad L'Echo wijst erop dat "een massale toename van aankopen van made-in-the-USA producten de Europese economie inderdaad een grote meevaller zou ontnemen. Uiteindelijk zou dit Europa's militaire afhankelijkheid van de Verenigde Staten alleen maar verlengen en nieuwe industriële en technologische beperkingen creëren”.2
De lidstaten van de Europese Unie geven momenteel 326 miljard euro uit aan bewapening, twee keer zoveel als Rusland en goed voor ongeveer 1,9% van hun bruto binnenlands product (bbp). Maar voor de Europese Commissie is dit niet genoeg: militaire budgetten moeten worden verhoogd en elke creativiteit is toegestaan om de begrotingsregels te omzeilen of om voordelige leningen te krijgen van de Europese Centrale Bank (ECB). De secretaris-generaal van NAVO, Mark Rutte, wil dit budget verhogen tot 3,5% van het bbp. Waar vinden we het geld daarvoor? In onze pensioenen, gezondheidszorg en sociale zekerheid. Terwijl Europese regeringen hun bezuinigingsplannen opvoeren, kennen hun militaire uitgaven geen grenzen.
De Europese Commissie en de Arizona-regering in België beweren dat ze onze industrie kunnen ontwikkelen dankzij deze militaire uitgaven. Maar Europa herindustrialiseren via militarisering is geen duurzame oplossing. Zo’n koers zou de industriële ontwikkeling afhankelijk maken van oorlog en militaire escalatie. Om deze investeringen rendabel te maken, zou een massale productie en export van wapens nodig zijn, wat de wereldwijde instabiliteit zou voeden en conflicten zou verergeren. Die conflicten zouden op hun beurt migratiecrisissen en verhoogde veiligheidsdreigingen veroorzaken. Tot slot zou de versterking van een militair-industrieel complex een machtige speler creëren wiens economische belang ligt in het bestendigen van conflicten, ten koste van vrede en internationale veiligheid.
Onze middelen richten op de militaire sector zal ook de ontwikkeling van andere strategische industrieën, zoals hernieuwbare energie of de farmaceutische sector, afremmen, waardoor innovatie en economische groei beperkt worden. De militarisering van de economie zou een groot deel van de ingenieurs, onderzoekers en investeringen opslorpen, ten nadele van civiele sectoren. Dit onevenwicht zou de Europese industriële concurrentiekracht buiten de defensiesector verzwakken en zo haar innovatievermogen en langetermijndynamiek ondermijnen.
Ten slotte, bieden militaire uitgaven – in tegenstelling tot investeringen in hernieuwbare energie of de circulaire economie – geen antwoord op de grote sociale of ecologische uitdagingen. Sterker nog, ze versterken vervuilende en hoog energieverbruikende industriële modellen, waardoor de druk op natuurlijke hulpbronnen en het klimaat toeneemt.
Europa heeft er geen belang bij om de Verenigde Staten te volgen op hun pad van Koude Oorlog en militarisering. Het beleid van de VS is gericht tegen de economische en technologische ontwikkeling van China. Washington beschrijft deze laatste als een "systemische rivaal" die zijn wereldwijde hegemonie bedreigt en met alle mogelijke middelen moet worden gestopt. De Verenigde Staten willen hun dominantie behouden en proberen de hele wereld mee te slepen in een Koude Oorlog tegen Beijing.
De Europeanen betalen een hoge prijs voor deze strategische oriëntatie. In de afgelopen jaren bonden de Verenigde Staten Europa eerst aan hun dure schaliegas door onder Biden een overeenkomst te sluiten die voor hen zeer lucratief was, maar de Europese industrie in een existentiële crisis stortte. Vervolgens lanceerden ze de Inflation Reduction Act (IRA), een programma van enorme subsidies om industriële investeringen – waaronder Europese – naar de Verenigde Staten te lokken. Daarnaast dreigt Donald Trump nu met nieuwe douanetarieven voor Europese producten, met name voor staal en farmaceutische producten, waardoor de Europese industrie nog meer onder druk komt te staan.
De protectionistische maatregelen van de Europese Commissie zijn echter vooral gericht tegen China en de economieën van het globale Zuiden. Protectionistische maatregelen in Europa nemen is echter niet zonder risico. China is een afzetmarkt voor veel industrieën in Europa. Veel bedrijven – in Vlaanderen bijna 120, volgens de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) – zijn ook afhankelijk van grondstoffen en technologieën die in China worden geproduceerd. Een handelsoorlog kan zich heel snel tegen ons keren.
“De industrie is van ons!”
“De industrie is van ons!” Dat eisten duizenden betogers in Brussel op 5 februarl. Ze zeiden dat ze de huidige trend van herstructureringen en fabriekssluitingen niet langer willen accepteren. De werkende klasse – de mensen die de maatschappij laten draaien – wees erop dat de winsten die de grote industriële groepen de afgelopen jaren hebben vergaard de vrucht zijn van haar arbeid en knowhow en niet mogen worden verspild, maar moeten worden gebruikt om de industrie van morgen op te bouwen. Om onze industrie te redden, hebben we een totaal andere aanpak nodig dan die van de Commissie. Een aanpak waarin de werkende klasse centraal staat, gebaseerd op overheidsinvesteringen en -interventie in onze economie en op samenwerking en diversificatie van onze internationale relaties.
Moratorium op de sluiting van ondernemingen die essentieel zijn voor de transitie
Om het hoofd te bieden aan de huidige crisis in de industrie moeten we de industriële paradepaardjes van het continent beschermen en volgende noodmaatregel invoeren: een moratorium op de sluiting van bedrijven die essentieel zijn voor de industriële transitie. We kunnen niet toestaan dat multinationals eenzijdig overgaan tot de sluiting van vestigingen die juweeltjes van technologie en innovatie zijn. Elke sluiting betekent niet alleen het verlies van banen maar ook van onschatbare knowhow.
De energiesector weer in handen pakken
Er kan geen industriële transitie plaatsvinden zonder overvloedige, goedkope, groene energie. Dat is een van de grootste aan te pakken uitdagingen en een essentiële pijler voor een industriële heropleving. Voor de ontwikkeling van die sector mogen we ons dus niet laten tegenhouden door de grillen van de vrije markt. Daarom stellen we voor om een nationaal publiek energiebedrijf op te richten, dat massaal zal investeren in hernieuwbare energie. Als we de industrie en de werkgelegenheid in België willen verankeren en een klimaatneutrale toekomst willen garanderen, zijn overheidsinvesteringen en een prijzencontrole door de overheid noodzakelijk. En wel meteen. We moeten een einde maken aan het beleid dat de sleutels voor onze energiebevoorrading in handen geeft van multinationals zoals Engie-Electrabel.
In feite is de overheid al sterk betrokken bij de energiesector. Door een rendement te garanderen op investeringen die door de particuliere sector worden gedaan, stemt de overheid ermee in om de risico's die gepaard gaan met deze investeringen te socialiseren, terwijl de winsten worden gereserveerd voor particuliere investeerders en de financiële instellingen die deze projecten financieren.
Met de liberalisering en privatisering van de energiesector werd ons goedkopere en groenere energie beloofd ... Vandaag is er geen enkel argument meer om een sector die zo cruciaal is als energie in handen te houden van particuliere multinationals, afgezien van het feit dat deze laatste winst willen blijven maken en gekant zijn tegen elke maatregel die hun wurggreep op de sector in twijfel trekt.
Overheidsinvesteringen, gefinancierd door belastingen op de rijksten
De tweede hoeksteen van de industriële transitie is de uitbouw van de benodigde infrastructuur voor de industrie van de toekomst. Dit betreft alle infrastructuur voor energieproductie – in het bijzonder de productie en opslag van waterstof – de ontwikkeling van een netwerk van laadpunten, een uitgebreid netwerk van goederen- en hogesnelheidstreinen, stadsverwarmingsnetwerken, een plan voor de isolatie van gebouwen ...
In plaats van het huidige beleid van subsidies en garanties om de winstgevendheid van investeringen door particuliere multinationals te garanderen, willen we publiek geld gebruiken voor publieke investeringen, willen we dat deze investeringen onder publieke controle staan en dat ze gebaseerd zijn op de grote sociale en ecologische behoeften van onze tijd. De Europese Unie moet ook massaal investeren in onderzoek en ontwikkeling, op basis van een toekomstvisie.
Met een beleid van overheidsinvesteringen zou de overheid afzetmogelijkheden voor de industrie kunnen garanderen en tegelijk sociale en milieunormen kunnen opleggen. En dit kan de industriële transitie versnellen en tegelijk de banen en arbeidsomstandigheden in de industrie beschermen.
Om deze investeringen te financieren, is het tijd om naar boven te kijken: de winsten van banken en multinationals, de recorddividenden en de grote vermogens moeten worden belast. De staat moet de middelen van de ultrarijken mobiliseren om overheidsinvesteringen te financieren. Een symbolische belasting zoals de Arizona-regering voorstelt, biedt geen oplossing.
Een beleid van vrede en samenwerking op mondiaal niveau
Door China te beschrijven als een uit te schakelen “systemische rivaal” willen de Verenigde Staten ons steeds verder meeslepen in een conflict met China. Maar het zal Europa beter uitkomen als het deze logica van de Koude Oorlog verwerpt.
De EU-lidstaten geven al 326 miljard euro uit aan bewapening. Dat is twee keer zoveel als Rusland. Europa moet de militaire budgetten niet nog eens verhogen ten koste van pensioenen, sociale investeringen en investeringen in de productieve industrie.
Zonder samenwerking met landen met een technologische voorsprong, essentiële grondstoffen of economische afzetmarkten is de industriële en klimaattransitie van Europa onmogelijk.
Tot slot moeten we met betrekking tot de overcapaciteit in de productie en tot de internationale concurrentie de dialoog aangaan en initiatieven nemen zoals die in 2016 in de staalindustrie. Dat jaar vormden 's werelds 33 grootste staalproducenten een Wereldforum voor overcapaciteit in staal. Bij de lancering van het Global Forum on Steel Overcapacity verklaarde de Commissie zelf dat dit initiatief een nieuw bestuursmodel op basis van samenwerking vertegenwoordigt , gericht op het aanpakken van de structurele oorzaken van de overcapaciteit in de mondiale staalindustrie. Het erkende dat handelsbeschermende maatregelen enkel de gevolgen van overcapaciteit kunnen verhelpen en niet de onderliggende oorzaken, vandaar de behoefte aan deze gecoördineerde aanpak op internationaal niveau.3
1 https://commission.europa.eu/topics/eu-competitiveness/draghi-report_en
2 https://www.lecho.be/entreprises/defense-aeronautique/l-europe-a-marche-forcee-vers-une-economie-de-guerre/10588845.html
3 https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/fr/ip_16_4435