In tegenstelling tot wat Kris Peeters (CD&V) zegt, is de huidige strijd de beste bescherming voor de lonen en de eenheid
De minister van Werk stapte naar de pers in de hoop een eind te maken aan de strijd voor meer koopkracht. Strijd voeren voor meer loon en tegen de loonwet van 1996 zou de index in gevaar brengen. Het zou ook in de kaart spelen van diegenen die het land willen opsplitsen. Maar die argumenten houden geen steek.
De index zou gevaar lopen door de strijd voor meer loon?
“De wet van 1996 (die de maximale loonstijging vastlegt) opblazen, zou de discussie (…) over het mechanisme van de index (de automatische aanpassing van de lonen) heropenen en dat is gevaarlijk. U kent de eisen van de N-VA en sommige organisaties …”, zei Kris Peeters in Le Soir van 11 februari.
Dat klopt nochtans voor geen meter. De automatische indexering van de lonen bestaat al veel langer dan de wet van 1996, de wet die de lonen blokkeert. Voor de privésector worden de lonen onderhandeld in zogenaamde sectorale paritaire comités (vergaderingen waarbij werkgevers en vakbonden per sector samenzitten) en in collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegd.
Het gaat hier niet om “het opblazen van de wet van 1996” waardoor de automatische indexering van de lonen in gevaar komt, maar om het feit dat de traditionele politici zich maar al te graag in het loondebat mengen door wetten te stemmen. In plaats van te zwaaien met het schrikbeeld dat de N-VA schetst, zou de CD&V van Kris Peeters duidelijke taal moeten spreken. Sluit ze zich aan bij Jan Jambon en de N-VA en wil ze ook dat de automatische loonindexering op de schop gaat? Dat is de vraag waar ze, enkele maanden voor de verkiezingen, een antwoord op moet geven. Zal de CD&V de automatische indexering verdedigen en wil ze daar een breekpunt van maken? Of is ze bereid mee te werken aan het opdoeken van dat mechanisme?
Strijden voor meer loon, het pad naar confederalisme?
“Een totale impasse tussen de vakbonden en de werkgevers zou het debat over alle federale instrumenten opnieuw op gang brengen en zou de voorstanders van confederalisme flink wat munitie geven. Sommige partijen beweren dat het federaal niveau niet meer functioneert, dat het systeem moet veranderen, die zitten hierop te wachten …” vertelt Kris Peeters nog aan Le Soir. Kortom, de minister van Werk beweert dat als de groep van 10 (de belangrijkste vertegenwoordigers van de werkgevers en de vakbonden, op nationaal niveau en interprofessioneel) er niet in slaagt tot een akkoord te komen, dat koren is op de molen van de N-VA, want die kan dan zeggen dat er in België niets meer werkt en dat we het land moeten opsplitsen.
Ook dat klopt niet. Op de stakingsdag van 13 februari sprak iedereen, zowel in het noorden als in het zuiden en in de hoofdstad, dezelfde taal: die van de werknemers. De taal van de mensen die moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen, die moeite hebben om hun facturen te betalen, die meer loon en meer koopkracht eisen. Binnen die beweging is de eensgezindheid groot. De mensen zijn het spuugzat. De staking is overal in het land goed opgevolgd. De strijd voor meer koopkracht levert geen munitie voor de confederalisten, hij geeft munitie aan degenen die de eensgezindheid onder de werknemers verdedigen. De staking toont aan dat gemeenschappelijke strijd mogelijk en efficiënt is.
Ja, de groep van 10 zit in een impasse. Maar de reden daarvoor is precies die wet van 1996, de wet die verhindert dat vakbonden een van hun belangrijkste taken kunnen vervullen: de werknemers verenigen om loonsverhoging af te dwingen. De wet van 1996 maakt een echte loonstijging onmogelijk en dan is het niet meer dan normaal dat de onderhandelingen niets opleveren. Men vraagt de vertegenwoordigers van de werknemers om over sociale achteruitgang te onderhandelen. Zoiets kan niet, dat is ondenkbaar en vooral onrechtvaardig.
De huidige strijd is de beste bescherming voor de lonen en de eenheid
Kris Peeters wil ons iets anders doen geloven, maar als we geen strijd zouden voeren, dan zouden we de indexering van de lonen pas echt in gevaar brengen. Bovendien zorgt de huidige beweging ervoor dat de koopkracht een centraal thema is in het politieke debat. Elke partij moet positie kiezen en verschillende partijen moeten het masker laten vallen. Zolang er geen sociale actie wordt gevoerd, kunnen de rechtse partijen de aandacht van de mensen afleiden door op valse problemen te wijzen.
De huidige strijd om meer loon, maar ook die voor het klimaat, toont aan hoe absurd confederalisme en een opsplitsing zouden zijn. Het koopkrachtprobleem, de uitdagingen op het vlak van klimaat en de oplossingen voor die zaken overstijgen de taalgrens. Dat zijn belangrijke strijddomeinen waarbij we de vraag moeten stellen wat in onze samenleving de prioriteit moet zijn: de mensen en de natuur of de winst?