PISA: excellent onderwijs voor iedereen vergt méér, niet minder investeringen
Het laatste PISA-onderzoek toont aan dat de kwaliteit van onderwijs in Vlaanderen verder daalt. “We moeten nú ingrijpen en de kwaliteit opkrikken”, reageert minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA). “Maar wie getest werd in 2018 heeft heel zijn schoolloopbaan volbracht onder regeringen geleid door de N-VA en de CD&V”, antwoordt Kim De Witte (PVDA). “De minister zou dan ook beter eerst de hand in eigen boezem steken.”
De afgelopen tien jaar is het aantal leerlingen in Vlaanderen met 10 procent gestegen, maar de middelen die wij investeren in onderwijs zijn met 7 procent gedaald in verhouding tot het Vlaams bbp. “Dat heeft uiteraard effect op de kwaliteit”, aldus De Witte. “De minister haalt nu nog eens 100 miljoen euro weg uit het secundair onderwijs, terwijl net méér middelen nodig zijn.”
Eén, twee, drie problemen in ons onderwijs
Een eerste probleem van de desinvestering in het onderwijs is het oplopend lerarentekort. Tegen 2024 zouden we 7.000 leraren te weinig hebben, dat zijn Nederlandse toestanden. Het probleem is niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief. Goed onderwijs vereist gemotiveerde en goed gevormde leerkrachten. Nu verlaten één op twee jonge leerkrachten het onderwijs binnen de vijf jaar. Gemotiveerde leerkrachten die zich omvormen tot masters in het primair onderwijs mogen niet vergoed worden volgens hun diploma. “Een absurditeit die talent verdrijft”, alsnog De Witte.
Een tweede probleem zit bij de professionalisering. Exact tien jaar geleden – in 2009 – schafte de Vlaamse regering de middelen voor de wetenschappelijke steunpunten taalvaardigheid, ervaringsgericht onderwijs en diversiteit af. Deze middelen werden verplaatst naar het zogenaamde ‘flankerend onderwijsbeleid’, waarbij steden en gemeenten zelf de ondersteuning moesten verlenen. Maar de deskundigheid van deze steunpunten zit natuurlijk niet in de steden en gemeenten. Dit heeft rechtstreekse gevolgen op de taalvaardigheid van onze leerlingen. De huidige Vlaamse regering gaat in diezelfde lijn de pedagogische begeleidingsdiensten afbouwen en meer investeren in inspectie. “Controleren in plaats van professionaliseren”, hekelt De Witte.
Een derde knoop zit bij de immense sociale ongelijkheid in ons onderwijs. Nergens in de wereld is het verschil tussen arme en rijke leerlingen zo groot als in Vlaanderen. Voor lezen bedraagt het verschil tussen de 25 procent slechtst presterende leerlingen en de 25 procent sterkst presterende leerlingen 110 punten. Dat staat gelijk aan bijna drie volwaardige schooljaren aan leerstof. Ons onderwijs is niet de sociale lift die het zou moeten zijn. Eén op twee van de armste kinderen zit in het beroepsonderwijs versus 1 op 30 van de rijkste kinderen. Een kind uit een arm gezin heeft 7 keer méér kans om een C-attest te krijgen dan een kind uit een rijk gezin. Ook dat heeft natuurlijk effect op de resultaten voor Vlaanderen in de PISA onderzoeken.
Maatregelen Weyts komen niveau niet ten goede
Minister Weyts gebruikt de resultaten van PISA om enkele punten uit zijn beleidsnota door te drukken. De gestandaardiseerde proeven, de aangescherpte eindtermen en de bindende taalexamens en taalbaden voor kleuters. “De vraag is wat die maatregelen gaan bijbrengen”, antwoordt De Witte.
“De testcultuur in ons onderwijs is nu al doorgeslagen. Tussen 6 en 18 jaar worden onze leerlingen in Vlaanderen gemiddeld 5.000 keer getoetst. We hebben de resultaten van PISA, we hebben de resultaten van PIRLS die focussen op leesvaardigheid. Wat wil Weyts nu nog meer meten om te weten? Dit zal de planlast verhogen en scholen trekken naar het zogenaamde ‘learning to the test’, eenzijdige voorbereidingen op deze examens om de concurrentie met andere scholen te winnen.”
“Ook het aanscherpen van de eindtermen gaat weinig zoden aan de dijk brengen”, vervolgt De Witte. “Nu geraakt een groeiend deel van de leerlingen niet aan de eindtermen, wat lossen we op met verder ‘aanscherpen’? De geestelijke vader van de eindtermen, professor emeritus Roger Standaert (UGent), is in ieder geval niet te spreken over het plan van de minister. Mexico en Wales hebben hun eindtermen aangepast op basis van de PISA-testen, maar dat heeft niets opgelost. Investeringen in leerkrachten, in hun opleiding, in professionele ondersteuning, in goed en betaalbaar studiemateriaal zijn maatregelen die het verschil maken.”
Tot slot zet Weyts zijn taalexamens en aparte taalbaden voor kleuters nog eens in de verf. “Dat is tekenend voor de achteruitgang van ons onderwijs”, zegt De Witte. “Al het recent onderzoek, van de OESO tot de KU Leuven, UGent en UAntwerpen en nu ook de VLOR, zegt dat dit de foute manier is om het taalonderwijs van kleuters aan te pakken. Maar de minister dringt zijn mening op, tegen beter weten in. Als je kinderen met taalachterstand samen zet in één klas, dan krijg je een taalwoestijn, geen taalbad. Deze ‘quick fix’ gaat de taalachterstand niet wegwerken en de kwaliteit van ons onderwijs niet verhogen.