Over de plannen van De Wever-Bouchez: Een superminister zorgt niet voor meer veiligheid
De werknota ‘Veiligheid’ van formateur Bart De Wever, die in oktober uitlekte, toont hoe de N-VA en MR het veiligheidsbeleid willen hervormen. Hoewel de onderhandelingen voor de Arizona-coalitie nog lopen, biedt de nota een inkijk in hun plannen. De voorstellen beloven echter geen betere veiligheid, maar richten zich op machtsconcentratie, privatisering en het afbouwen van de rechtsstaat.
BELGA
Superminister met oncontroleerbare macht
“Er zal één minister van Veiligheid zijn die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de operationele veiligheid in ons land.”
(Citaat uit de gelekte nota)
De N-VA en MR willen één ‘superminister’ installeren die alle veiligheidsdiensten controleert in ons land. Hiermee zou een einde komen aan de huidige verdeling van macht over verschillende ministers.
De motivering luidt dat dit tot meer efficiëntie, en dus tot meer veiligheid zou leiden.
Niets is minder waar: het hoofdprobleem is niet de centralisatie van de macht, maar wel dat bepaalde cruciale delen van de veiligheidsdiensten niet genoeg middelen hebben.
Dat zien we bijvoorbeeld bij de federale gerechtelijke politie, die vandaag niet in staat is om criminele netwerken, zoals de drugsmaffia, op te sporen. Dat zorgt voor meer drugscriminaliteit op straat en meer druk om te investeren in lokale interventieteams. Maar zolang we de grote (internationale) netwerken niet aanpakken, is optreden tegen straatdealers dweilen met de kraan open.
Bovendien verschuift zo bij de lokale politie de focus van buurtwerk naar repressie, wat preventief optreden moeilijker maakt.
Het samenvoegen van budgetten en bevoegdheden bij één superminister zou deze tendensen alleen maar versterken.
Wat ook zorgen baart, is dat dezelfde minister eindverantwoordelijke zou zijn voor zowel de federale politie als de Staatsveiligheid. Die bevoegdheden zijn vandaag bewust verdeeld onder respectievelijk Binnenlandse Zaken en Justitie, twee departementen die doorgaans ook aan ministers van verschillende partijen worden toebedeeld. Staatsveiligheid mag vandaag enkel informatie delen met de politie als een onafhankelijke rechter daar toestemming voor geeft.
Die strikte scheiding van bevoegdheden is er gekomen na Tweede Wereldoorlog na ervaringen met machtsmisbruik in het verleden. Geheime politiediensten van extreemrechtse regeringen in onder meer Italië, Duitsland, Portugal en Spanje combineerden de functies van geheime inlichtingendienst en politieapparaat om politieke tegenstanders, vakbonden en kritische intellectuelen of kunstenaars te bespioneren, te arresteren en (mond)dood te maken. In het belang van de democratie werd daarom beslist om deze machten te verdelen.
Wanneer dossiers van politie en Staatsveiligheid op hetzelfde bureau van één ‘superminister’ belanden, staat de deur opnieuw open voor machtsmisbruik. Zeker als in de toekomst een extreemrechtse minister die positie zou invullen. We zien dezelfde tendens van concentratie van het repressieapparaat bij de samenstelling van de regering van Donald Trump in de VS.
Deze plannen sluiten aan bij eerdere voorstellen van de N-VA zoals de Wet Bestuurlijke Handhaving, waarbij lokale overheden bevoegdheden van het gerecht overnemen. Bart De Wever paste als burgemeester al ‘preventief huisarrest’ toe op basis van die wet. Nu lijkt de N-VA samen met MR vastberaden om deze lijn door te trekken en de scheiding der machten verder te verzwakken. Vooral de rol van de onderzoeksrechter, die moet oordelen of politionele onderzoeksdaden of beperkingen van de vrijheid verantwoord zijn, ligt onder vuur.
Privatiseren, statuut afbreken en leger inzetten
[We maken komaf met] “juridische obstakels die tegenwoordig verhinderen dat agenten van private veiligheidsfirma’s bepaalde niet-politionele taken uitvoeren ter ondersteuning van de politie.”
(Citaat uit de gelekte nota)
De werknota pleit voor meer privatisering van politietaken, zoals het monitoren van camerabeelden. Private bedrijven zouden zelfs mogen ingrijpen bij misdrijven.
Dit roept ernstige vragen op over democratische controle. In tegenstelling tot wat de nota beweert, zijn dit wel degelijk politionele taken die een inbreuk zijn op de burgerlijke vrijheden.
De politiediensten hebben het monopolie op het inperken van vrijheden en het gebruik van dwang en geweld. Hun statuut vergt een speciale selectieprocedure en ze staan onder bijzondere parlementaire controle. Privébedrijven daarentegen zijn niet gebonden aan dezelfde regels als de politie en kunnen daardoor handelen zonder verantwoording af te leggen.
De privatiseringsplannen raken ook de politiemensen zelf. Naar aanleiding van een gelijkaardig plan van N-VA in 2015 berekende vakbond ACV dat 10.000 jobs op de tocht staan als de genoemde politietaken worden afgestoten.1
De privatisering gaat ook gepaard met een afbraak van het statuut van politieagent, om de kloof met de arbeidsvoorwaarden in de privésector te verkleinen.
Momenteel ligt het voorstel op tafel om het politiestatuut gelijk te trekken met dat van andere federale ambtenaren. Dat zou leiden tot maar liefst negen extra werkjaren voor een pensioen – dat bovendien lager zou liggen dan vandaag. Dat zorgt voor grote ongerustheid binnen de politie. Volgens politievakbond Sypol hebben al meer dan duizend agenten vervroegd hun pensioen aangevraagd, uit angst voor slechtere voorwaarden in de toekomst.
De nota bevat ook het voorstel om het leger in te zetten om “kritieke infrastructuur” en “kritieke instellingen” te bewaken. In 2016 liet de Zweedse regering van N-VA en MR al eens soldaten nabij stations patrouilleren in de nasleep van de terroristische aanslagen in Brussel en Zaventem. Toen luidde de kritiek dat het vooral een psychologische maatregel was.
Het leger is niet opgeleid om burgers te beschermen of aanslagen te voorkomen, de politie wel. Veiliger worden we er niet van, angstiger misschien wel. En het voorstel is ook niet zonder gevaren. De verwoording laat ook toe om bijvoorbeeld in geval van staking het leger in te zetten in de haven van Antwerpen, iets waar Bart De Wever in 2014 al mee dreigde.
Splitsing voorbereiden
De werknota stelt een striktere omschrijving voor van de bevoegdheden van de federale politie. Opmerkelijk is dat de rekrutering van nieuwe agenten niet langer een taak van de federale politie zou zijn maar wel van de lokale politiezones. Volgens de krant L’Echo zou N-VA zelfs vragen om een Vlaamse, Brusselse en Waalse minister van politie in te voeren, bevoegd “voor het op een effectieve manier instrueren van de politiediensten op het gebied van administratieve politietaken.”2
Daaraan gekoppeld bevat de nota voorstellen om de lokale politiezones groter te maken en meer autonomie te geven. Als de N-VA haar zin krijgt, worden die lokale politiezones dan alvast administratief aangestuurd door een regionale minister, wat een voorafname betekent van een mogelijke toekomstige splitsing van de politie.
Het gewest waar Arizona dat alvast wil waarmaken, is Brussel. Het voorstel om alle Brusselse politiezones te fuseren tot één geheel ligt opnieuw op tafel. En dat terwijl geen enkele Brusselse korpschef, burgemeester of middenveldorganisatie daar warm voor loopt. De lokale dienstverlening is net gebaat bij nabijheid.
Door grote politiezones te creëren, verliezen agenten het contact met de wijken die ze goed kennen en riskeren ze de band met de inwoners te verliezen. Bovendien lost het niets op aan de problemen van financiering en personeelstekort. Zoals een West-Vlaamse korpschef opmerkte: “Van twee armoezaaiers maak je één grote armoezaaier; fusies lossen niets op.”
Het operationeel splitsen van bevoegden is een beproefde tactiek van separatistische partijen om het federale niveau uit te hollen en een nieuwe staatshervorming onvermijdelijk te maken.
“Alle grote hervormingen zijn extralegaal ingevoerd en dan gelegaliseerd”, zei Bart De Wever ooit. “Op die manier zijn grote nationale departementen gesplitst.”
N-VA-Kamerfractieleider Peter De Roover verwoordde het als volgt: “Eenmaal de tandpasta uit de tube, krijg je hem er niet meer terug in.”
Net zoals bij eerdere splitsingen van overheidsdiensten, is het voorspelbare gevolg dat schaalvoordelen verdwijnen, expertise versnipperd raakt en directies opnieuw moeten worden opgebouwd. Ontmanteling van diensten maakt alles duurder. En uiteindelijk leidt een volledige splitsing ook tot verschillen in financiering en kwaliteit van politiewerk, met een negatieve impact op de strijd tegen criminaliteit: drugstrafiek en mensenhandel kennen uiteraard geen grenzen en al helemaal geen taalgrenzen.
Nood aan meer buurtpolitie die echt nabij is
De plannen van De Wever en co bedreigen de democratische controle en veiligheid. Machtsconcentratie, privatisering en regionalisering zetten de rechtsstaat onder druk en vergroten de kloof tussen politie en burgers. Ze versterken de hang naar repressie en gespierde interventie, ten koste van preventie en dienstverlening.
Om ons veiligheidsbeleid te versterken, hebben we in de eerste plaats een versterking van de nabijheidspolitie nodig. Buurtagenten die de buurt kennen en tijd hebben om op het terrein te zijn en een band op te bouwen met de buurtbewoners. Wijkkantoren die bereikbaar zijn en waar slachtoffers snel de juiste hulp krijgen. Daarnaast is een herwaardering nodig van de federale gerechtelijke politie, die een sleutelrol speelt in de aanpak van ernstige misdaad. Net in het belang van coördinatie en efficiëntie is het van belang dat het federale niveau versterkt wordt en dat er geen overbodig regionaal tussenniveau ontstaat.
Een effectief en democratisch veiligheidsbeleid is ten slotte gebaat bij een sterke openbare dienstverlening. Met een professioneel statuut dat garant staat voor aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden, een strenge selectieprocedure en democratische controle op de uitoefening van een van de bijzonderste beroepen in de samenleving.
Antwerpen als laboratorium
Antwerpen, de lokale politiezone met veruit het grootste aantal agenten per inwoner, is in zekere zin het laboratorium voor deze rechtse visie op veiligheid. Sinds de N-VA er aan de macht is, investeert men er in zwaar bewapende interventietroepen met dodelijke 300-kaliber militaire wapens en zelfs gepantserde “Bearcat”-voertuigen. Die hebben echter de toename van drugsgerelateerd geweld niet kunnen afremmen.
Het stadsbestuur trok 300 miljoen euro uit om alle stadsdiensten te centraliseren in één grote politietoren met een centrale telecommandokamer. Van daaruit kunnen burgemeester De Wever en korpschef Muyters alle camerabeelden in de stad overzien en troepen uitsturen naar elk incident.
Maar parallel daarmee sloot de stad vier wijkkantoren. De resterende kantoren zijn enkel nog bereikbaar op afspraak, tijdens de kantooruren. De dienstverlening en de band met de burgers zijn nagenoeg verdwenen. Op een totaal van circa 3.000 agenten zijn er nog amper 127 wijkagenten over.
Ook in de aantasting van de scheiding der machten speelt burgemeester De Wever een voortrekkersrol. Als hoofd van de lokale politie legde hij al twee jaar op rij op oudejaarsavond jongeren een ‘preventief huisarrest’ op. Dat zou eigenlijk de taak van justitie moeten zijn, maar De Wever beroept zich onder meer op de Wet Bestuurlijke Handhaving om die rechterlijke bevoegdheid naar zich toe te trekken.