Ons pensioen is een recht, en geen tombola: of moeten we echt recht van het werk in de zerk?
“De pensioenleeftijd stapje voor stapje verder optrekken is fundamenteel oneerlijk: iedereen moet 40 tot 45 jaar bijdragen, maar ministers, bankiers, kaderleden krijgen twee keer zoveel pensioen én genieten daar bijna twee keer zolang van.” Dat schrijft PVDA-voorzitter Peter Mertens op knack.be naar aanleiding van de opnieuw oplaaiende pensioendiscussie.
Bij de verkiezingen in 2014 beloofden alle partijen uitdrukkelijk dat ze de pensioenleeftijd zouden handhaven op 65 jaar. "Er komt geen verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd", stond in alle partijprogramma's. Kiezersbedrog, zo bleek achteraf. Drie weken nadat de regering-Michel het levenslicht zag, trok een mensenzee van 120.000 verontwaardigde burgers door de straten van Brussel. De publieke opinie keerde zich tegen de regering. Het ongenoegen over het kiezersbedrog is blijven bestaan, ook vandaag nog.
Dezelfde politici die ons verplichten te werken tot 67 jaar konden met pensioen gaan vanaf 55 jaar, zo onthulde de PVDA. En na één of twee mandaten in het Parlement hebben die politici evenveel pensioen opgebouwd als een gewone werknemer in een volledige loopbaan. Deze privileges voor de politieke elite zijn onaanvaardbaar. De koppeling van de pensioenleeftijd aan de gemiddelde levensverwachting maakt van het pensioen opnieuw een privilege.
We zijn niet gelijk voor de dood
'Edel, arm en rijk maakt de dood gelijk.' Volgens deze zegswijze is er bij het sterven geen verschil meer tussen rang of stand. De dood als de grote gelijkmaker. Maar dat is niet zo. Een minister, een eurocommissaris, een bankier of een kaderlid leven gemiddeld tien jaar langer dan een bouwvakker, een poetsvrouw, een interimarbeider, een verpleegkundige, kortom werknemers die dag na dag zwaar werk verrichten. Voor de levensverwachting in goede gezondheid loopt dat verschil zelfs op tot twintig jaar. Vroeger werden de verschillen kleiner, vandaag groeien ze opnieuw omdat de levensverwachting bovenaan de sociale ladder blijft stijgen terwijl ze onderaan stagneert.
De pensioenleeftijd stapje voor stapje verder optrekken is daarom fundamenteel oneerlijk: iedereen moet 40 tot 45 jaar bijdragen, maar ministers, bankiers, kaderleden krijgen twee keer zoveel pensioen én genieten daar bijna twee keer zolang van.
Ons pensioen is een recht, en geen tombola: of moeten we echt recht van het werk in de zerk?
“Maar slechts enkelen zullen effectief moeten werken tot aan de wettelijke pensioenleeftijd”, antwoordt Bart De Wever (N-VA) dan. Dat klopt niet. De regering-Di Rupo en de regering Michel hebben de mogelijkheid om vroeger met pensioen te gaan sterk afgebouwd. Wie geen 42 jaar gewerkt heeft, mag niet meer vervroegd met pensioen gaan. Hij of zij moet doorwerken tot 67 en in de toekomst mogelijks zelfs 70 jaar. Een drama voor vrouwen, van wie de meerderheid ook vandaag niet aan 42 gewerkte jaren geraakt, omdat vrouwen nog altijd meer zorg-, opvoedings- en huishoudtaken op zich nemen en nog altijd veel vaker - vrijwillig of onvrijwillig - in deeltijdse banen zitten.
Dat is ook het probleem met het pensioenvoorstel van Groen. Het pensioen verbieden zolang de loopbaanteller nog niet op 42 jaar staat, is zeer verregaand. Niet alleen vrouwen, ook mensen die langer gestudeerd hebben of mensen die niet meteen werk vonden na hun studies verplicht je om door te doen tot 67 jaar. Mensen verplichten om te werken tot 67 jaar geen sociaal beleid.
De N-VA is haar mosterd gaan halen bij de SP.A. In het verkiezingsprogramma van de SP.A van 2014 staat in bijna letterlijk dezelfde bewoordingen als in het programma van de N-VA vandaag dat de lengte van de loopbaan moet gekoppeld worden aan de gemiddelde levensverwachting. De loopbaan moet volgens de SP.A dus verder stijgen van 42 naar 43 jaar enzovoort. Dat idee zit ook in het pensioenrapport van Frank Vandenbroucke, samen met het puntenpensioen.
Het puntenpensioen doet iedereen systematisch langer werken voor minder pensioen
De N-VA wil ook het puntenpensioen terug op tafel leggen in een volgend regeerakkoord. Haar programma herneemt het voorstel van Frank Vandenbroucke om de pensioenen niet meer te berekenen in euro's maar wel in punten. Door het pensioenverzet tijdens de vorige regering is dat systeem afgewezen. De volgende regering gaat dat opnieuw proberen, hetzelfde kiezersbedrog plegen als met de 67 jaar.
Het puntenpensioen doet iedereen systematisch langer werken voor minder pensioen. Dat zien we in Zweden waar je nu al tot je 68,5 jaar moet werken om hetzelfde pensioen te krijgen. Of in Duitsland, waar de pensioenen ten aanzien van de lonen met 10% gedaald zijn na de invoering van het puntensysteem. Het puntensysteem maakt van ons pensioen een tombola. Het maakt de hoogte van je pensioen afhankelijk van factoren die niets met je eerdere loon te maken hebben en waar je geen vat op hebt: de gemiddelde levensverwachting, financiële crisissen, de begroting, de staatsschuld, het loon van andere werknemers.
Wij willen een goed pensioen, ook voor de jongeren. Als we vandaag de balans opmaken, dan zien we dat de regering-Michel en de regering-Di Rupo al diep sneden in onze pensioenen:
- Afschaffing van de pensioenbonus: de regering-Di Rupo kapte de pensioenbonus in twee, de regering Michel schafte ze helemaal af; 180 euro minder pensioen per maand voor wie doorwerkt tot 65 jaar.
- Loopbaanonderbreking en bepaalde vormen van tijdskrediet: tellen niet meer mee voor je pensioen, wat al snel oploopt tot 50 euro minder pensioen per maand.
- SWT'ers die op vroege leeftijd zijn beginnen te werken zien hun pensioen berekend op de eerste in plaats van de laatste jaren: tot 140 euro minder pensioen per maand.
- Ambtenaren verliezen door de maatregelen van de regering-Di Rupo en -Michel al gauw 200 euro pensioen per maand.
- Wie een groepsverzekering heeft verliest pensioen, omdat de regering Michel de rendementsgarantie op de pensioenspaarcentjes zomaar eventjes halveerde.
“Wie een goed pensioen wil, moet zelf zijn verantwoordelijkheid opnemen”, zei Pensioenminister Bacquelaine. Pensioenspecialist Jan Spooren van de N-VA vulde hem aan: “Wie een eigen huis heeft en wat spaargeld, moet van een pensioen van 1.100 euro kunnen leven.” Gemakkelijk gezegd, als je zelf 6.000 euro per maand verdient!
Ons voorstel: het ‘Plan 65-60-55’
Een goed pensioen, ook voor de jongeren, begint met de afschaffing van de verplichting te werken tot 67 jaar. 'We hebben niets opgelost door de pensioenleeftijd op te trekken naar 67 jaar. We hebben geen werkbaar werk geschapen voor ouderen, geen extra jobs gecreëerd voor jongeren en mensen niet gezonder gemaakt. Het was op de keper beschouwd een simplistische maatregel die heel veel mensen in de miserie heeft gestort.' Aan het woord is de Canadese premier Justin Trudeau. Ook Canada had de pensioenleeftijd verhoogd naar 67 jaar, maar Trudeau heeft ze - onder druk van heel de samenleving - terug naar 65 jaar gebracht. Het is een simplistische maatregel, die niets oplost.
Wij installeren het plan 65-60-55: we brengen de wettelijke pensioenleeftijd terug naar 65 jaar, maken het vervroegd pensioen weer mogelijk vanaf 60 jaar na een loopbaan van 40 jaar en installeren opnieuw landingsbanen voor 55-plussers, zodat werken ook voor oudere werknemers werkbaar blijft. Voor wie erg vroeg begon te werken in een zwaar beroep behouden we het brugpensioen op 58 jaar.
Dat is wel betaalbaar. Het proces van vergrijzing is een proces van vele jaren. Wij koppelen daar een langetermijnvisie aan, die de rijkdom anders verdeelt. Een herverdeling met verschillende hoekstenen: de sokkel van de sociale zekerheid verbreden met meer stabiele en goed betaalde banen, een bescheiden bijdrage van 1 procent op de allergrootste vermogens (de 2 procent rijksten in ons land) en doortastende maatregelen tegen de grote fiscale fraude, via de opheffing van het bankgeheim, de openbaarheid van alle financiële verrichtingen en een zerotolerantie tegen grote fraudeurs. Wij hebben de laagste pensioen van West-Europa en zelfs die zouden onbetaalbaar zijn? Maak dat een ander wijs!