Met de New Deal van Vandenbroucke zullen patiënten ook de komende jaren blijven wachten
“Wie zorg nodig heeft, zal moeten leren wachten.” De voorpagina van De Standaard (9 augustus) had het voordeel van de duidelijkheid. De FOD Volksgezondheid, het Riziv, Zorgnet-Icuro, de spoeddiensten ... allemaal bevestigen ze dat de zorg niet meer kan volgen. Iedereen die een beroep moet doen op onze gezondheidszorg ervaart het in de praktijk. Dermatologen, tandartsen, psychiaters... het is wachten, wachten en nog eens wachten. Of er is een patiëntenstop, en je botst resoluut op een neen.
door Janneke Ronse en Hanne Bosselaers*
“Dit is de nieuwe werkelijkheid”, lijkt de teneur te zijn van de recente krantenberichten. Maar waarom zouden we de dingen moeten aanvaarden zoals ze zijn? Gezondheidsproblemen verdwijnen niet door te wachten. Integendeel, ze worden groter.
Bovendien groeit de overbelasting van het gezondheidspersoneel zienderogen. Huisartsen geven al lang aan dat ze het zo niet langer volhouden. In de ziekenhuizen is de uitval bij verpleegkundigen enorm. Er moet iets gebeuren. “I don’t accept the things I cannot change, I change the things I cannot accept.” Een quote van Angela Davis.
De basis voor een toegankelijke zorg op maat van elke mens is een sterke eerste lijn. Volgens Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke zal zijn New Deal een oplossing bieden voor het huisartsentekort. “De minister wil het beroep aantrekkelijker maken en de administratieve rompslomp aanpakken”, klinkt het.
Wanneer 1 op de 3 huisartsen denkt aan stoppen en duizenden patiënten geen huisarts meer vinden, is concrete actie dringend
Op het eerste zicht lijkt minister van Sociale Zaken Vandenbroucke de problemen van de huisartsen te vatten, zo blijkt uit de keuze van de 5 pijlers die zijn New Deal belooft aan te pakken: voldoende huisartsen, minder administratieve overlast, betere toegang voor de patiënt, een goed organisatiemodel met taakdelegatie en een evenwichtig financieringssysteem.
Wat hij heel wat minder goed vat, is de urgentie. Wanneer een op de drie huisartsen denkt aan stoppen en duizenden patiënten geen huisarts meer vinden, is concrete actie dringend. De New Deal blijft te vaag, geeft geen concrete timing en financiering van de voorstellen.
Concrete voorstellen van het terrein, maar een vage minister
Een paar dagen na de voorstelling van Vandenbrouckes New Deal in juni, meer in de luwte, kwam een grote groep huisartsen uit de academische wereld en de praktijk met een concreet actieplan naar buiten: ‘Together we make change happen’, een sterk vervolg op hun visietekst over de toekomst van de eerste lijn uit 2014. Ze maken heel concreet wat we nodig hebben. We lichten er enkele belangrijke punten uit:
Huisartsen zijn per week minstens een halve dag bezig met vaak nutteloze attesten schrijven, onder andere voor werknemers die lichte klachten hebben en eigenlijk perfect voor zichzelf kunnen zorgen. De huisartsen van ‘Together we make change happen’ leggen een haalbaar en gedragen voorstel op tafel: tot 3 dagen arbeidsongeschiktheid zonder doktersattest.
Vandenbroucke moet tegen de werkgevers durven ingaan om dit waar te maken. Drie keer één dag per jaar is onvoldoende om de administratieve overlast echt te verminderen. Daarnaast formuleren de huisartsen nog heel wat andere maatregelen die voor de huisarts en zijn patiënt een grote verademing zouden betekenen:
Op korte termijn zorgen voor uniforme, elektronische attesten voor arbeidsongeschiktheid, de FOD voor gehandicapte personen hervormen zodat de erkenning van een handicap vlot en zonder papierberg voor de huisarts verloopt, de medico-legale ‘paraplu’-attesten verminderen.
Om het beroep aantrekkelijk te houden, doen de huisartsen van ‘Together we make change happen’ ook een goed uitgewerkt voorstel om de praktijkorganisatie en de financiering te hervormen: naar 70% vaste financiering (forfait) per patiënt met het Globaal Medisch Dossier en 30% vergoeding per prestatie.
Zo’n kader schept ruimte om administratieve krachten en verpleegkundigen in de huisartsenpraktijk aan het werk te zetten en om meer in te zetten op preventie. Om die broodnodige paradigma-shift nu in te zetten, stellen de huisartsen voor dit financieringssysteem in te voeren voor het einde van deze legislatuur. De vage intentieverklaring in Vandenbrouckes New Deal ‘om te gaan naar meer geïntegreerd gefinancierde zorg’ staat in schril contrast met zo’n concreet voorstel.
Genoeg huisartsen?
Er is werk aan de winkel om de eerste lijn multidisciplinair te maken: de opleiding ‘praktijkondersteuner’ van start laten gaan, meer verpleegkundigen integreren in de huisartsenpraktijk, een goed kader scheppen voor taakdelegatie en bijhorende budgetten … Maar, nog afgezien van het toenemende tekort aan verpleegkundigen, zal meer multidisciplinair werken alleen onvoldoende zijn om op korte termijn een toegankelijke en kwaliteitsvolle eerstelijnszorg te realiseren.
De 868 afgestudeerde huisartsen in 2028 uit de New Deal zijn ruim onvoldoende om het tekort op te vangen, nu en in de nabije toekomst
De komende jaren wordt de uitstroom van duizenden huisartsen verwacht. Meer dan de helft van ons huisartsenkorps is ouder dan 55 jaar. Daarbij gooit een groeiend aantal huisartsen de handdoek in de ring door de onmenselijke werkdruk. We kunnen op termijn niet voldoende huisartsen opleiden zonder het globaal artsenquotum te verruimen.
De 868 afgestudeerde huisartsen in 2028 uit de New Deal zijn ruim onvoldoende om het tekort op te vangen, nu en in de nabije toekomst. Mits bijkomende ondersteuning voor de opleidingscentra om de kwaliteit van de opleiding en de stages te garanderen, moet het mogelijk zijn om genoeg studenten naar de opleiding huisartsgeneeskunde aan te trekken. Begin juli zaten er immers nog 4643 gemotiveerde jongeren op de Heizel voor het toegangsexamen geneeskunde.
Een uitdaging van formaat vraagt om eenheid
Nu is het moment om een sterke, duurzame eerste lijn voor de toekomst op te bouwen waarin de huisarts een spilfunctie kan vervullen. Om zo’n enorme uitdaging aan te kunnen, moeten we alle krachten en budgetten bundelen. De versnippering van bevoegdheden tussen federaal en de regio’s speelt ons parten op alle vlakken.
Een sprekend voorbeeld: Vandenbroucke kan de zogenaamde overbodige attesten niet aanpakken want “het gaat veelal over domeinen die buiten mijn bevoegdheid vallen”. Hij kan alleen maar wat adviezen geven aan de deelstaten.
Het regionale niveau heeft hier geen meerwaarde, het zorgt vooral voor nodeloze spanning tussen het noorden en het zuiden van het land
Of de minister moet een ‘interfederaal planningsorgaan’ oprichten om af te stemmen met de regio’s hoe ze de verhouding huisartsen/specialisten (subquota) gaan leggen terwijl een federale planningscommissie de globale artsenquota berekent. In ons klein landje zouden we toch de noden moeten kunnen inschatten zonder al die tussenstappen?
Het regionale niveau heeft hier geen meerwaarde, het zorgt vooral voor nodeloze spanning tussen het noorden en het zuiden van het land. En dat gaat ten koste van gemotiveerde jonge mensen die arts willen worden ten dienste van alle Belgen.
De vraag “van waar moet het geld komen?” leidt tot inertie, of op zijn best tot ongelijke vooruitgang in de regio’s. De gevolgen hiervan laten zich voelen in de ganse gezondheidszorg: ziekenhuizen, rusthuizen, preventie … We hebben niet de luxe om nog veel tijd te verliezen, nabije kwaliteitszorg voor alle Belgen staat op het spel.
* Janneke Ronse is voorzitter van Geneeskunde voor het Volk en Hanne Bosselaers is huisarts bij Geneeskunde voor het Volk in Molenbeek