Macrons marktextremisme effende pad voor nationalistisch extremisme van Le Pen
De extreemrechtse Marine Le Pen maakt kans om president van Frankrijk te worden. In de eerste ronde deed ze het zelfs procentueel beter dan in 2017. Tel daar de stemmen voor die andere extreemrechtse kandidaat Éric Zemmour bij en je komt aan bijna een op de drie kiezers voor extreemrechts. Een historisch hoge score. Dat is de echte balans van vijf jaar Emmanuel Macron.
De start-up boy, de Rothschild-bankier, de “noch links, noch rechtse” vernieuwer werd de president van de allerrijksten. Zijn programma werd geschreven door consultants uit de haute finance. Voor miljardairs verdween de vermogensbelasting (ISF). Voor de gewone bevolking schrapte Macron 17.600 ziekenhuisbedden. De grootindustrie kreeg miljarden aan subsidies, maar mocht duizenden mensen ontslaan. De huursubsidie van 6,5 miljoen gezinnen ging naar beneden.
Macron stuitte logischerwijs op groot verzet van onderuit. Er kwam protest tegen de afbraak van de pensioenen. Tegen de ontmanteling van de nationale spoorwegen. Tegen de hoge benzineprijzen. Macron reageerde met misprijzen en spot. Zij die het moeilijk hadden, beschreef hij als “ces gens qui ne sont rien”. Mensen die niks zijn. De voormalige bankier bespotte werklozen live op televisie: “Als ze nu gewoon de straat zouden oversteken, zouden ze direct een job vinden.” Terwijl er in Frankrijk voor iedere vacature zowat dertien werkzoekenden zijn. Tegen de volksklassen was ook geweld geen taboe. Betogers, denk aan de gele hesjes, riskeerden een oog of een hand. Letterlijk.
Binnen de Franse werkende klasse is de afkeer voor Macron dan ook enorm. Begrijpelijk. De explosieve cocktail van groeiende ongelijkheid en minachting voor de werkende klasse creëert zo een voedingsbodem voor extreemrechts. Te meer Macron zelf niet aarzelde om thema’s van extreemrechts over te nemen. Met het debat rond “islamitisch separatisme” stigmatiseerde hij hele bevolkingsgroepen.
Macrons marktextremisme effende zo het pad voor Le Pens nationalistisch extremisme. Le Pen kon zich profileren als de anti-establishment-kandidate, die voor de gewone Fransman zou opkomen. Onzin natuurlijk. In werkelijkheid, schuilt bij Le Pen – net als bij extreemrechts bij ons – onder het laagje sociaal vernis een programma ten dienste van het grootbedrijf, gemengd met nationalisme en uitgesproken racisme. Le Pen verzet zich tegen de verhoging van de minimumlonen. Ook een vermogensbelasting wil ze niet. Net als Macron pleit zij voor meer subsidies en minder belastingen voor de grote bedrijven.
Volgens de peilingen haalt Macron het in de tweede ronde. Maar dat Le Pen een reële kans maakt, is een fiasco waarvoor Macron een verpletterende verantwoordelijkheid draagt. Zijn eventuele herverkiezing zal dat niet veranderen: hetzelfde beleid zal leiden tot hetzelfde resultaat.
Gelukkig is dat scenario geen fataliteit. Op een haar na verstoorde Jean-Luc Mélenchon het verwachte scenario. Hij steunde op een offensief links programma, met maatregelen zoals de blokkering van de brandstofprijzen, de verlaging van de pensioenleeftijd, en de herinvoering van de vermogensbelasting. Onder jongeren was hij zelfs de populairste kandidaat – dankzij thema’s als ecologische transitie, antiracisme en gelijkheid tussen man en vrouw.
Verre van links te verzwakken zoals sommige sociaaldemocraten beweren – denk aan PS-voorzitter Paul Magnette bij ons – versterkte Mélenchon links dus net. Met een radicaal programma, dat breekt met de neoliberale dogma’s, in combinatie met een sterke, militante campagne op het terrein. Dát is het echte antigif tegen extreemrechts. Een belangrijke les voor de toekomst, zowel in Frankrijk als elders in Europa.