Kraamafdelingen sluiten staat symbool voor een hervorming die haar doel voorbijschiet
Het debat over de hervorming van de ziekenhuisfinanciering is weer geopend, en dat is goed nieuws. Want het huidige financieringssysteem leidt tot overconsumptie, verspilling van middelen en uitputting van het zorgpersoneel. De continuïteit en de kwaliteit van de zorg zijn niet langer gewaarborgd. Het is daarom dringend noodzakelijk om de financiering te hervormen.
In het licht van de stagnatie van de afgelopen legislaturen is het plan van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) ambitieus. Maar het geeft ook reden tot bezorgdheid: aan de ene kant lijkt het op een bezuinigingsplan, en aan de andere kant schiet het zijn doel voorbij door vast te houden aan de prestatiefinanciering.
Het plan van minister Vandenbroucke bevat enkele positieve punten. Bijvoorbeeld de wens om de duizelingwekkende inkomensverschillen (op dit moment één tot tien) tussen de verschillende specialisten te objectiveren en te verkleinen. Ook wil hij het aandeel van de financiering dat rechtstreeks naar de ziekenhuizen gaat verhogen door specialisten niet langer te gebruiken om de ziekenhuizen te financieren. En hij wil deskundigheid en geavanceerde technologie in geselecteerde gespecialiseerde ziekenhuizen concentreren door middel van planning, in tegenstelling tot de huidige anarchie.. Dit zijn positieve en ambitieuze doelstellingen. Maar de voor 2022-2023 geplande stappen en de algemene doelstellingen zelf doen vragen rijzen.
Patiënten en zorgmedewerkers centraal stellen
Frank Vandenbroucke wil de verspilling van middelen beperken. Hoe? In het bijzonder door ... kraamafdelingen te sluiten. Hij richt zich op de kleinste kraamklinieken, waarschijnlijk dezelfde die Maggie De Block reeds in het vizier had. Waarom? Kraamafdelingen sluiten is geen intelligent gebruik van middelen. Het is niets meer of minder dan een beperking van de basiszorg. Een kwaliteitsvol aanbod, dicht bij de patiënten, dat de gezondheidszorg weerspiegelt die we nodig hebben. Niet meer dan dertig minuten reistijd naar de dichtstbijzijnde kraamafdeling, belooft de minister. Maar hoe zit het met patiënten die met het openbaar vervoer reizen?
Bovendien wil Frank Vandenbroucke de duur van ziekenhuisverblijven verder beperken. Vraag het een willekeurige verpleegster en zij zal u vertellen waar dit op neerkomt: minder tijd voor de patiënt, minder opvolging en meer werkdruk. Dit proces van het verkorten van ziekenhuisopnames is al twintig jaar aan de gang. Het gevolg: sluiting van bedden, meer doen met minder, elk jaar weer. Waar in 2003 drie patiënten verzorgd moesten worden, zullen dat er in 2025 vier zijn. Alleen al tussen 2010 en 2019 is in België meer dan een op de tien ziekenhuisbedden geschrapt, samen met 2000 banen. Het ziekenhuis verkeert in een soort van permanente herstructurering. De minister wil dit proces nog versnellen, om de zaken nog rendabeler te maken. Maar het is precies deze logica die onze gezondheidszorg naar de rand van de afgrond drijft. Als we zien hoe het zorgpersoneel op dit moment lijdt, als we zien dat een kwart van de zorgmedewerkers overweegt de sector te verlaten... We lopen recht tegen de muur.
Laten we stoppen met artsen als bankiers te zien
Tegenwoordig vormen de erelonen van artsen voor ziekenhuizen de belangrijkste inkomstenbron. Ze financieren 40% van het budget. Aangezien ziekenhuizen veel te weinig middelen uit de sociale zekerheid ontvangen, gebruiken ze hun artsen als het ware als bankier. Het verschil is dat deze artsen zelf worden betaald door de sociale zekerheid. Een kafkaiaans systeem. Frank Vandenbroucke wil het deel dat naar het ziekenhuis gaat, om bijvoorbeeld medische apparatuur te financieren, uit de erelonen schrappen. En hij heeft gelijk. Maar de erelonen van artsen zullen nog steeds worden gefinancierd per prestatie. Deze financieringswijze leidt echter tot een voorkeur voor (dure) medische handelingen, ten koste van de consultatietijd voor de patiënt.
De financiering per prestatie stoppen zou gunstig zijn voor de patiënten en de sociale zekerheid, maar ook voor de specialisten zelf. De huidige financiële prikkels zijn vaak in tegenspraak met de motivatie om goed voor mensen te zorgen. Zoals verschillende studies hebben aangetoond, leidt dit bij specialisten tot een hoger risico op burn-out dan bij de rest van de bevolking. Het huidige systeem dwingt artsen er ook toe om zelfstandige te worden of zelfs een vennootschap op te richten, en een reeks administratieve en boekhoudkundige taken uit te voeren. Waarom laten we artsen niet gewoon artsen zijn? Laten we alle specialisten een goed salaris betalen, gelijk aan dat van universiteitsprofessoren. Dit gebeurt al in universitaire ziekenhuizen. Bijvoorbeeld 200.000 euro bruto per jaar, met een marge van 150.000 tot 250.000, afhankelijk van ervaring, kwalificaties, beschikbaarheid voor patiënten enz.
Laten we gezondheid financieren in plaats van ziekte
Het is verrassend dat men in dit debat over de hervorming van de ziekenhuisfinanciering zo weinig naar de buitenlandse ervaringen lijkt te kijken. Schamen wij ons zo voor de absurditeit van ons Belgisch systeem dat we het niet eens durven te vergelijken met andere modellen? Er zijn nochtans veel mogelijke inspiratiebronnen om ons heen.
In Duitsland, Spanje, Zweden en Nieuw-Zeeland financieren gezondheidsdistricten hun gezondheidszorg volgens een geheel andere logica. De vraag die ze in de eerste plaats proberen te beantwoorden luidt: “Hoe houden we de mensen gezond?” Daarom worden ziekenhuizen, huisartsen, geestelijke gezondheidszorg, preventie en thuiszorg met een gemeenschappelijk budget gefinancierd. Al deze gezondheidswerkers worden per zorggebied gezamenlijk verantwoordelijk om de gezondheidstoestand van de bevolking te verbeteren, in plaats van de kwantiteit van de zorg te maximaliseren, zoals in België gebeurt. Het resultaat is een gezondere bevolking, minder ziekenhuisopnames en lagere kosten, geld dat weer op andere manieren kan worden geïnvesteerd. In de streek van het Zwarte Woud in Duitsland bijvoorbeeld heeft een groep artsen twee ziekenfondsen ervan overtuigd de forfaitaire gezondheidszorg te financieren voor een bevolkingsgroep van ongeveer 30.000 inwoners. Hieruit is de gezondheidsorganisatie Gesundes Kinzigtal voortgekomen. Artsen ontvangen een inkomenstoeslag als ze aan het programma deelnemen. En er worden steeds meer preventie-initiatieven genomen, waaronder het aanmoedigen van patiënten om aan lichaamsbeweging te doen. In vier jaar tijd is het aantal spoedopnames in de ziekenhuizen gedaald, waardoor de uitgaven met 17% zijn verminderd in vergelijking met de rest van de bevolking.
Wij hebben dergelijke gereedschappen nodig om de motor van de ziekenhuisfinanciering in België om te bouwen. Laten we de ziekenhuizen en de eerstelijnszorg een gezamenlijk budget geven. Laten we artsen een goed en vast salaris betalen. En laten we een einde maken aan de prestatiegeneeskunde. Dat is goed voor de gezondheid van de patiënten, zorgmedewerkers en specialisten. En bovendien kost het de gemeenschap minder.