Investeringspact negeert sociale noden en is zoveelste cadeau voor de rijken
Bijna aan het eind van de rit wil de regering-Michel bewijzen dat ze geen besparingsregering is. Ze legt daarom trots een investeringspact op tafel. Dat mikt op investeringen in digitale technologie, mobiliteit, energie, veiligheid en gezondheidszorg. De regering mag het pact dan wel ambitieus noemen, veel potten zal het niet breken.
Waarom geraakt de regering niet uit de rode cijfers? Omdat ze het geld gebruikt voor cadeaus aan de werkgevers
De jarenlange onderfinanciering heeft een negatieve impact op mobiliteit en milieu
De PVDA wil investeringen financieren door de rijkdom te activeren
Een politiek ten dienste van de mensen is niet mogelijk zonder de confrontatie aan te gaan met de Europese dictaten
Het investeringspact werd in mei 2017 aangekondigd met een bedrag van 30 miljard euro, in september 2017 werd dat opgetrokken tot 60 miljard euro en nu moet dat volgens de premier tot 150 miljard euro stijgen. De regering wil naar eigen zeggen zuurstof geven aan de economie. Maar tegelijk blijft ze dapper besparen.
Tussen 2015 en 2018 leverde de federale regering “budgettaire inspanningen” voor een bedrag van 18 miljard euro. Dat laat zich op uiteenlopende domeinen voelen: pensioenen, werkloosheid, invaliditeit, gezondheid, justitie, transport, ontwikkelingshulp … Tussen 2014 en 2018 hebben de federale overheidsdiensten 10.000 voltijdse equivalenten verloren, een daling van 13%.
De besparingspolitiek bracht lang niet het gewenste resultaat. Het begrotingsevenwicht, eerst aangekondigd voor 2018, werd doorgeschoven naar 2020. De volgende regering moet de klus maar klaren.
De bevolking wordt zo twee keer getroffen: ze draagt de gevolgen van de besparingspolitiek én moet ook aankijken tegen een begrotingstekort dat voor de toekomst nog meer besparingen belooft. De regering belooft meer zuurstof en trekt tegelijkertijd de strop rond de nek van de bevolking langzaam aan.
Waarom raakt de regering niet uit de rode cijfers? Omdat ze het geld gebruikt voor cadeaus aan de werkgevers, zoals de vermindering van de sociale bijdragen en de alsmaar meer vrijstellingen van bedrijfsvoorheffing.
Ontoereikend
Met hoeveel trommels en trompetten het pact ook wordt aangekondigd, na een periode van meer dan 30 jaar van onderinvestering is het absoluut ontoereikend.
In 2016 ging 2,3% van het bnp naar publieke investeringen. In de jaren 1970 lag dat percentage twee keer hoger. In de loop van de jaren 1980, toen de neoliberale politiek het begon over te nemen, zakte het niveau geleidelijk, om in 1990 onder de 2% uit te komen. Sindsdien blijft het cijfer hangen tussen 2 en 2,5%. België behoort daarmee tot de Europese landen met de laagste publieke investeringen.
De gevolgen laten zich duidelijk zien, bijvoorbeeld bij het spoor. De jarenlange onderfinanciering daar heeft een negatieve impact op mobiliteit en milieu. Duizenden mensen die stilstaan in de file betekenen hoge sociale kosten en een zware belasting voor milieu en klimaat.
Ook de plannen met de NMBS illustreren duidelijk hoe ontoereikend het investeringspact is. De regering kondigt een investering in het spoor aan van 5 miljard euro. Maar in het verleden lag er een plan op tafel dat voorzag in een investering van 42 miljard. In 2012 verminderde de regering-Di Rupo dat bedrag tot 26 miljard. De regering-Michel stak het plan vervolgens in 2015 volledig in de koelkast om dan vandaag, drie jaar later, een investering van 5 miljard aan te kondigen.
Privébelangen
Investeringen zijn prima wanneer ze in het belang van de samenleving worden gedaan. Maar het investeringspact van de regering dient veeleer privébelangen. Het zijn de bedrijfsleiders die het pact sturen en het zijn grotendeels privékapitalen die gemobiliseerd zullen worden in publiek-private samenwerkingen.
Nu weten we al lang dat om privébedrijven te mobiliseren, er een grote winstmarge en een klein risico nodig is. En de publiek-private samenwerkingen die in het Pact centraal staan, zijn vaak win-winsituaties waarin de private en de publieke sector beiden winnen: de eerste de voordelen, de tweede de risico's ...
De privémarkt is niet in staat tot grote maatschappelijke uitdagingen. Het mislukken van de energietransitie toont dat duidelijk aan. De wet op de kernuitstap dateert al van 2003. Acht regeringen later is het nog steeds de kernenergielobby van Engie/Electrabel en co die het beleid bepaalt en staat ons land zo goed als nergens in de ontwikkeling van hernieuwbare energie. De passiviteit van de regering inzake klimaatbeleid is niet alleen vandaag belastend voor de planeet, maar zal ook in de toekomst zware kosten met zich meebrengen.
De PVDA wil dat er in de eerste plaats geïnvesteerd wordt in zaken die de samenleving ten goede komen (hernieuwbare energie, huisvesting, openbaar vervoer …) En die investeringen willen we financieren door de rijkdom te activeren. We laten het grote kapitaal betalen door de miljonairstaks in te voeren, door een openbare bank op te richten die investeert in sociale noden … Dat is ons alternatief en het is de enige manier om uit de crisis te geraken en een antwoord te bieden aan de sociale noden.
Europese dictaten
Het investeringsplan van de regering valt helemaal onder de dictaten van de Europese Unie. Die staan toereikende investeringen in de weg.
De EU legt de lidstaten besparingen op en blokkeert de nodige investeringen. Zo moeten overheden de bedragen die ze investeren volledig inbrengen in hun begroting zodra de investeringen gedaan zijn, terwijl private bedrijven hun investeringen mogen afschrijven. Overheden worden zo aangezet tot privatiseren.
Europa eist ook dat de staatsschuld van de lidstaten niet boven 60% van het bbp stijgt. Gebeurt dat wel, dan moet het lidstaat in kwestie maatregelen nemen om zijn schuld te doen afnemen. Om die reden wil de regering de Belfius-bank gedeeltelijk privatiseren door ze op de beurs te brengen, ook al is dat een slechte zaak voor de overheidsfinanciën. Nochtans werd Belfius destijds gered met geld van de belastingbetaler.
De regels van Europa verhogen de winsten van de multinationals: met de besparingen die aan de werkende bevolking worden opgelegd kunnen ze opbrengsten naar kapitaal overhevelen, terwijl de liberalisering en privatisering overheidsbedrijven en -sectoren overleveren aan de winsthonger van grote privégroepen.
Een politiek ten dienste van de mensen en niet van het geld is niet mogelijk zonder de confrontatie aan te gaan met deze Europese dictaten.