Hoe de Arizona-regering ons onderwijs verder afbreekt
Wat zijn de gevolgen van de aanval van de nieuwe regering op de pensioenen van leerkrachten? Waarom is het beleid van Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir geen goede zaak voor leerkrachten, ouders, kinderen en de samenleving in haar geheel? Hoe kunnen we die plannen nog tegenhouden? En welke oplossingen biedt de PVDA? Daar geven we met dit dossier – opgesteld door onze onderwijsexperts Line De Witte en Jeroen Permentier – een antwoord op.

De aanval op het onderwijspensioen
N-VA, Vooruit, MR, CD&V en Les Engagés hebben een regeerakkoord gesloten. En de leerkrachten gaan dat voelen. Ze zullen langer moeten werken voor minder pensioen. De regering noemt dat een ‘harmonisering’, maar het is een nivellering naar onder.
Wat is de regering precies van plan?
- Het referentiesalaris voor leerkrachten is momenteel het gemiddelde van het loon van de laatste 10 jaar, wanneer dat loon hoog is. Dat zal veranderen. De periode zal jaarlijks verlengd worden, zodat de berekening op basis van 45 jaar zal gebeuren. Zo telt ook het startersloon mee en zal het pensioen van leerkrachten aanzienlijk verlagen. Dat betekent voor een bachelor (salarisschaal 301) met 42 jaar anciënniteit al snel een verlies van 20%, of 800 euro bruto.
- Het aantal dienstjaren dat uitmaakt of je met pensioen mag, bestaat uit de effectief gewerkte jaren, maar ook een aantal verlofstelsels en periodes van werkloosheid worden ervoor meegerekend. Het verlof voorafgaand aan pensioen (VVP) zal voortaan nog voor maximaal 2 jaar meetellen.
- Momenteel krijg je als leerkracht een volledig pensioen na 42 dienstjaren, dat evolueert naar 45 dienstjaren, door een aanpassing van de loopbaanbreuk (tantième) van 1/55 naar 1/60.
- Er komt een pensioenmalus, wie minder dan 35 jaar effectief gewerkt heeft, krijgt een nog lager pensioenbedrag. Dat verlies kan oplopen tot 404 euro minder per maand.
- Leerkrachten kunnen voortaan pas een jaar later met vervroegd pensioen gaan door een aanpassing van de verhogingscoëfficient. Die maatregel heeft ook gevolgen voor het pensioenbedrag.
- Pensioenen boven de 3.100 euro bruto (zo’n 2.350 euro netto) worden niet meer geïndexeerd.
- De perequatie, een systeem dat ervoor zorgt dat het pensioen van een leerkracht sneller stijgt dan de index, wordt afgeschaft en geïntegreerd in de nieuwe welvaartsenveloppe. Dat betekent dat er alleen maar geld bijkomt als er productiviteitsgroei is in België, en na overleg tussen werkgevers en vakbonden.
Een voorbeeld: Sanne begon te werken als leerkracht op haar 22ste. Ze werd vastbenoemd op haar 23ste. Ze is nu 27 jaar. Volgens de huidige regeling zou ze in 2062 – dan is ze 63 jaar en heeft ze 40 jaar gewerkt als vastbenoemde leerkracht – met pensioen kunnen gaan. Ze zou dan een volledig pensioen van 75% van haar gemiddelde wedde van de laatste tien jaar krijgen.
Als Sanne, zoals veel leerkrachten, startte met werken in september, dan moet zij een jaar langer werken. Haar startjaar telt dan niet mee als loopbaanjaar omdat ze geen 156 dagen heeft gewerkt dat jaar. Ze zal daarnaast minstens één jaar langer moeten werken, door de aanpassing van de verhogingscoëfficiënt.
Bovendien zal ze ook een pak pensioen verliezen: door de verhoging van alle tantièmes naar 60 krijgt ze nog slechts 68 procent van haar wedde (41/60) en haar pensioen wordt ook niet meer berekend op de laatste tien loopbaanjaren, maar op de volledige loopbaan. Sanne verliest daardoor ongeveer 20% van haar pensioen.
Resultaat: vóór Arizona kon Sanne nog op haar 63ste, na 40 gewerkte jaren, met pensioen gaan met een brutopensioen van 3.800 euro per maand. Na Arizona moet ze minstens één jaar langer werken voor een véél lager brutopensioen van 2.856 euro.
Als Sanne in haar loopbaan pech heeft gehad en ernstig ziek is geweest, dan riskeert ze nog eens 15% van haar pensioen te verliezen (door de pensioenmalus van 5% per jaar op de leeftijd van 64 jaar). Ze houdt dan nog 2.428 euro over. Dat bedrag zal bovendien niet meer welvaartsvast zijn, omdat een eventuele verhoging telkens weer moet besproken worden tussen vakbonden en werkgevers. Op langere termijn riskeert ze daardoor nog eens honderden euro’s te verliezen in vergelijking met de regeling die van toepassing is vandaag.
“Wij zijn geen citroenen”, zeggen de leerkrachten
Deze voorstellen zorgden voor een enorme kwaadheid bij leerkrachten. Het water staat hen nu al aan de lippen, dit was de druppel. ‘Langer werken voor lagere pensioenen? Wij zijn geen citroenen’ was hun boodschap op 13 januari in Brussel. Minstens 47.000 leerkrachten, 25% van de leerkrachten in Vlaanderen, staakten. Het merendeel voor de allereerste keer. Want er moet al veel gebeuren vooraleer leerkrachten beslissen om niet voor de klas te staan.
(Lees voort onder de foto)
“Ik ben hier voor mijn jongere collega’s”, zegt Fanny die dit jaar met pensioen gaat. “Ik heb echt schrik dat met deze maatregelen niemand meer leerkracht wil worden.”
Kristien beaamt: “Het is de allereerste keer ooit dat ik staak, maar nu wilde ik echt een signaal geven aan Brussel. We zijn al onderbemand in het onderwijs en nu gaan politici de job nog minder aantrekkelijk maken door met de pensioenen te rommelen.”
Jessie voelt zich bekocht: “Eigenlijk is dit contractbreuk. Ik begon aan de job met een bepaald vooruitzicht, dat ik op mijn oude dag niet in armoede zal vervallen. Halverwege passen politici die zelf een pensioen van 8.000 euro krijgen dat gewoon eenzijdig aan. Ik pik het echt niet.”
Ook Jimmy is kwaad, en voor hem was dit niet de eerste betoging: “Het is altijd hetzelfde. Ze komen altijd het geld bij ons, bij de gewone mensen halen. Dat moet gedaan zijn.”
Je voelt het, de kwaadheid is ongezien, dit was een historische betoging.
(Lees voort onder de foto)
Maar na de betoging kwamen er ook tal van tegenreacties.
“Ik vraag mij af of die betogers wel doorhebben wat de urgentie is”, zegt Isabel Albers van De Tijd in De Afspraak op VRT Canvas. “Als we niet ingrijpen, knallen we tegen een budgettaire muur.”
Arbeidseconoom Stijn Baert denkt dat leerkrachten lui en hebberig zijn: “Uitgebluste leerkrachten blijven in het onderwijs hangen om hun mooie pensioen niet te verliezen”, zegt hij in De Morgen.
Onze pensioenen zijn wél betaalbaar
Leerkrachten krijgen een goed pensioen. Et alors? Gemiddeld werken ze 47 tot 49,5 uur per week. Heel wat leerkrachten – vooral starters – beslissen om te stoppen met de job omdat ie te zwaar is. We moeten vooral méér leerkrachten aantrekken om de job te doen, want er zijn grote tekorten. En dan willen de onderhandelaars de job nog minder aantrekkelijk maken door de pensioenen te verlagen? Dat pikken ze, terecht, niet. Leerkrachten hebben het vooruitzicht op een deftig pensioen, een zekerheid voor de oude dag. Ze verdienen dat.
Nogmaals Stijn Baert, deze keer in Terzake op VRT Canvas: “De volgende regering zal de hoogste pensioenen moeten aftoppen.” Hij heeft het over de pensioenen van leerkrachten en ander overheidspersoneel, gemiddeld 2.358 euro per maand. “Het verschil is onhoudbaar”, zegt hij daarover ook.
De verschillen tussen ambtenarenpensioenen en pensioenen van werknemers en zelfstandigen zijn te groot. Maar dat wil niet zeggen dat de ambtenarenpensioenen naar beneden moeten. De pensioenen van werknemers moeten omhoog. De gemiddelde werknemer in België heeft een pensioen van 1.467 euro netto per maand. Dat is een rijk land als België onwaardig. Daarmee kunnen zij zelfs geen woonzorgcentrum betalen. Voor de PVDA heeft iedereen na lang werken recht op een deftig pensioen. Wij willen de pensioenen niet gelijk trekken door die van de leerkrachten te verlagen. De andere pensioenen moeten omhoog.
Maar in plaats van dat te doen, wil de Arizona-coalitie alles gelijktrekken door de pensioenen van leerkrachten te verlagen. Daar hebben de werknemers in de privé natuurlijk niets aan. Wat meer is, ook aan hun pensioenen wil de nieuwe Arizona-coalitie morrelen. Arizona wil de gelijkgestelde periodes zoals brugpensioen (SWT), werkloosheid of langdurige ziekte minder laten meetellen, en een pensioenmalus invoeren. Dat wil zeggen dat wie vervroegd met pensioen wil gaan, nog minder krijgt.
“Ons systeem gaat failliet als we niet de nodige maatregelen nemen”, zeggen opiniemakers als Stijn Baert en Isabel Albers. Maar dat klopt niet.
België spendeert 11,2 procent van zijn bruto binnenlands product (bbp) aan de pensioenen. Dat is ver onder het gemiddelde in West-Europa. Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing stijgen de pensioenkosten in ons land naar 13,7 procent van ons bbp tegen 2070. Dat is nog altijd minder dan wat landen als Oostenrijk en Frankrijk vandaag al uitgeven.
Het gaat om een keuze. Wat voor samenleving willen we? Hoeveel willen we investeren in de zorg voor onze ouderen? Het pensioen van de leerkrachten zou het voorbeeld moeten zijn voor wat mogelijk is.
Geen leerkracht voor de klas, geen les voor de leerling
De aanval op de pensioenen komt boven op de verschillende problemen die er vandaag al in ons onderwijs zijn. Zo zijn de personeelstekorten enorm. Heel veel leerkrachten doen hun job doodgraag, maar houden het op deze manier niet meer vol. De pensioenen verlagen zal deze situatie enkel verergeren, met nog minder leerkrachten voor de klas, meer studie en een nog verder dalende onderwijskwaliteit.
Een slip of the tongue? Tijdens een parlementair debat sprak Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir over het ‘zogenaamde’ lerarentekort, alsof de personeelstekorten in het onderwijs eigenlijk wel meevallen.
Dat is niet zo.
Het lerarentekort is zeer reëel, en zorgt er elke dag voor dat er lessen niet kunnen doorgaan. Line De Witte, Vlaams volksvertegenwoordiger van PVDA, krijgt dagelijks verhalen binnen van leerlingen die in de studie zitten. Zo hoorden we een verhaal van een leerling die twee maanden lang geen les wiskunde kreeg, omdat er geen leerkracht was. Wat kregen ze in de plaats? Zelfstudie Frans. Zo verhoogt het niveau van wiskunde natuurlijk niet.
(Lees voort onder de foto)
Senne meldt ons dat in de basisschool waar hij werkte, de helft van de leerkrachten ziek uitviel. Ouders sprongen bij om les te geven. Die ouders bedoelen het goed, maar kunnen natuurlijk niet de kwaliteit bieden die een opgeleide leerkracht geeft.
Mie vertelt dat de leerlingen van het vijfde middelbaar in haar school nu 22 uur studie hebben. En de leerlingen van het eerste middelbaar krijgen al een halfjaar geen les Nederlands. De school vraagt haar nu om bovenop haar voltijdse job ook nog Nederlands aan die klas te geven. Iets wat ze graag wil doen, maar met het risico om dan ook uit te vallen omdat het nog zwaarder wordt.
Enkele concrete cijfers:
- Net voor de start van het lopende schooljaar 2024-2025 was de helft van de basisscholen in het stedelijk en gemeentelijk onderwijs in Vlaanderen nog op zoek naar een of meer leerkrachten. Een jaar eerder was dat maar het geval in een kwart van de scholen.
- In september 2025 hadden 295 scholen in het GO! (Gemeenschapsonderwijs) een personeelstekort.
- In december 2023, middenin het schooljaar dus, had de VDAB meer dan 3.000 vacatures voor leerkrachten. In december 2020 waren het er slechts 1.368.
- 1 op de 4 beginnende leerkrachten stopt binnen de vijf jaar. Bij zij-instromers, mensen die op latere leeftijd voor een job in het onderwijs kiezen, is het probleem nog veel groter. Daar verlaat ruim een kwart na één schooljaar het onderwijs.
Het dalende niveau van ons onderwijs heeft verschillende oorzaken, maar het is duidelijk dat er zonder leerkracht voor de klas weinig geleerd wordt. Nu al horen we verhalen van scholen waar leerlingen moeten overzitten, niet omdat ze hun best niet doen, maar omdat er geen leerkracht en dus geen les was voor een belangrijk vak.
20 jaar N-VA beleid, 20 jaar achteruitgang
De N-VA zit 20 jaar in de Vlaamse regering en levert al vijf jaar de minister voor onderwijs. Zuhal Demir volgde Ben Weyts op. Maar ook onder de voorgaande ministers Pascal Smet (SP.A, nu Vooruit) en Hilde Crevits (CD&V) maakte de N-VA deel uit van de Vlaamse regering.
Al die ministers zouden de kwaliteit van ons onderwijs verhogen, de tanker doen keren. Maar het omgekeerde is gebeurd, de tanker is aan het zinken. De N-VA bespaarde op scholen. Minister Pascal Smet van Vooruit schafte, in een regering met N-VA, de mentoruren af waarin oudere leerkrachten hun jongere collega’s hielpen.
Het M-decreet, ingevoerd door Smet, moest ervoor zorgen dat kinderen met een bijzondere zorgvraag les konden volgen in het gewoon onderwijs. Het werd een fiasco. Het aantal leerlingen met zorgnoden steeg, maar er werden onvoldoende middelen vrijgemaakt voor extra steun, waardoor de job voor de leerkracht nog zwaarder werd.
Ondanks allerlei initiatieven geeft 83% van het onderwijspersoneel aan dat ze veel tot heel veel planlast ondervinden. Alles moet genoteerd en gedocumenteerd worden, er blijft geen tijd over om les te geven.
(Lees voort onder de foto)
In tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, werken leerkrachten lange uren. Leerkrachten basisonderwijs werken in weken dat er les is, gemiddeld 49,5 uur per week. In het secundair onderwijs is dat bijna 48 uur. De klassen zijn groot, tot wel 30 leerlingen met allemaal verschillende zorgnoden. Hen allemaal de aandacht geven die ze verdienen lukt vaak niet, hoe graag leerkrachten dat ook zouden willen doen.
Dat zorgt er natuurlijk voor dat de kwaliteit van ons onderwijs daalt. Studie na studie, vergelijkende test na vergelijkende test: altijd komt naar boven dat Vlaanderen snel terrein verliest. Uit de laatste PISA-resultaten blijkt dat een vijfde van onze leerlingen zelfs geen basisniveau haalt voor lezen, wiskunde en wetenschappen. Vooral de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen valt op. Uit het laatste TIMMs onderzoek, dat de vaardigheden van leerlingen in de lagere school meet, blijkt dat de resultaten slechter zijn dan die van onze buurlanden.
De kennis en vaardigheden van onze leerlingen zijn dus onvoldoende en gaan erop achteruit. Twintig jaar N-VA heeft dat alleen maar versterkt.
De nood om het roer om te gooien en de strijd tegen het lerarentekort te versterken is hoog. Maar dat gebeurt niet. Hoewel Zuhal Demir zich ‘minister van de leerkrachten’ noemt, luistert ze weinig naar de bekommernissen in het onderwijs. Ze schaft pedagogische studiedagen af en verwacht dat leerkrachten zich bijscholen bovenop de uren. Ze stelt de vaste benoeming ter discussie, wil het aantal verlofstelsels verminderen en schaft de job van leerkrachten levensbeschouwing af. En het is nota bene haar partij die de pensioenen wil verlagen.
Niets aanpakken, maar de schuld op anderen steken
Wat doet de N-VA wél? Alles wat misloopt in het onderwijs in de schoenen van iemand anders schuiven. Zo is de daling van de kwaliteit volgens haar te wijten aan kinderen die niet ‘leergierig genoeg zijn’, of aan ouders die niet genoeg hun best doen. Lees: ouders die de schoolfactuur niet kunnen betalen, die kinderen geen boterhammen kunnen meegeven, niet op het oudercontact aanwezig zijn of te weinig Nederlands spreken. Zij kunnen worden gestraft door deel van de schoolbonus of de schooltoelage af te nemen, allebei onderdeel van het groeipakket, wat we vroeger het kindergeld noemden.
Het bestraffen van ouders werkt niet, zegt onder andere het Kinderrechtencommissariaat. Je duwt mensen die het al moeilijk hebben, nog wat dieper in de put. Daarmee zal de kwaliteit niet verhogen.
(Lees voort onder de foto)
Terwijl het onderwijs op dit moment al kampt met een miljard euro aan onderindexeringen, beslist Demir nog te besparen op het secundair onderwijs. 100 miljoen door de levensbeschouwelijke vakken af te schaffen, 159 miljoen door de mysterieuze aankondiging ‘Tempering groei secundair onderwijs’ en daar bovenop zullen de werkingsmiddelen meerdere jaren niet geïndexeerd worden. De energieprijzen stijgen, de kosten voor meubels en materiaal stijgen, maar de scholen moeten het zelf oplossen. Het gevolg laat zich raden. Scholen kunnen hun gebouwen niet goed onderhouden of inrichten, ze sturen de factuur door naar de ouders, of leerkrachten steken hun eigen geld in goed materiaal voor de klas.
Met zo’n beleid is het lerarentekort geen verrassing. Het is gewoon wachten tot leerkrachten uitvallen of een andere baan kiezen. De aanval op de pensioenen is voor veel onderwijspersoneelsleden de druppel die de emmer doet overlopen. Ze voelen zich uitgeperst als citroenen.
A- en B-leerlingen: de N-VA wil onderwijs voor de elite
Peter geeft les in een beroepsschool: “Elk jaar zie ik leerlingen die het talent hebben om hoger onderwijs te volgen. Maar wie gaat hen die kans geven?”
Het beleid van de N-VA zorgt niet enkel voor een dalende kwaliteit, maar vergroot ook de ongelijkheid in het onderwijs. Vlaanderen is kampioen ongelijkheid in het onderwijs. Van de 10% rijkste leerlingen zit 80% in het ASO. Kijken we naar de 10% leerlingen die de meeste kansarmoede ondervinden, dan zit 49% in het BSO. Andere landen tonen betere resultaten. Daar maakt waar je wieg staat minder uit voor je schoolresultaten.
Ongelijkheid is geen fataliteit, het is een keuze die de laatste jaren door opeenvolgende regeringen werd gemaakt.
Het begint bij het lerarentekort. Door de grote hoeveelheid studie-uren in plaats van lesuren, hebben heel wat leerlingen achterstand opgelopen op school. Ouders maken zich terecht ongerust over de toekomst van hun kinderen. Een deel van hen zoekt zelf een oplossing: individuele bijles. De bijlesindustrie boomt. De zes grootste aanbieders van bijlessen groeien jaarlijks met 5 tot 30%. Maar zo’n bijles kost tussen 20 en 60 euro per uur. En het zijn de ouders die geld hebben, die wekelijks bijlessen kunnen betalen. De kinderen van ouders die het niet kunnen betalen, moeten een jaar zittenblijven of een andere studierichting kiezen.
In plaats van ouders te helpen die de schoolfactuur niet kunnen betalen, die hun kinderen geen maaltijd kunnen meegeven naar school of die onvoldoende Nederlands spreken, wil de Vlaamse regering hen bestraffen door delen van het kindergeld af te nemen. Dat zal mensen die het nu al moeilijk hebben, enkel dieper de put in duwen. De ongelijkheid wordt nog groter.
Ook de structuur van het onderwijs speelt een rol. In Vlaanderen kies je al in het eerste jaar secundair een basisoptie. Zo worden de leerlingen die theoretische richtingen in het ASO zullen studeren al afgezonderd van de leerlingen die technische of beroepsopleidingen zullen volgen. Op die leeftijd gebeurt de keuze vooral op basis van de sociale of economische achtergrond van de leerling. Maak je de opdeling pas later, dan spelen aanleg of interesse een grotere rol.
Ten slotte zullen ook de Vlaamse toetsen de ongelijkheid nog vergroten. Ouders kunnen nu al de resultaten van de school van hun kind opvragen. De minister wil nu de uitslag van de scholen op deze toetsen publiek bekendmaken. Zo ontstaat een ranking van scholen van ‘slecht’ naar ‘goed’, op basis van de schoolresultaten. Maar die resultaten hebben veel te maken met het soort leerlingen die op de school les volgen. Het wordt dus zaak voor de scholen om vooral die leerlingen aan te trekken die meer kans hebben op goede resultaten, bijvoorbeeld leerlingen met ouders die meer verdienen, leerlingen met ouders die intellectuele beroepen hebben, of leerlingen die geen anderstalige ouders hebben.
De anderen, leerlingen die thuis minder hebben, die uit een arbeidersgezin komen of een migratieachtergrond hebben, zijn minder welkom. Zij komen in scholen terecht waar het moeilijker lesgeven is en waar leerkrachten vaak niet lang willen blijven. Dat terwijl het net de taak van ons onderwijs is om ook die leerlingen te versterken. Wat is de volgende stap? Ouders die net zoals in de VS, moeten lobbyen voor een plek in een goede school?
“Behandel ons niet als B-leerlingen”, zeiden de leerlingen beroepsonderwijs die samen met Antwerps stadsdichter Ruth Lasters het gedicht Losgeld schreven. De N-VA luistert niet. Ze schaft nog liever de stadsdichter af.
Tijd voor een ander onderwijsbeleid
De PVDA wil kwaliteitsonderwijs voor iedere leerling. Dat begint met een leerkracht voor elke klas. En dus moet de job aantrekkelijker worden. Alleen zo zullen meer mensen voor het onderwijs kiezen, en minder leerlingen in de studie zitten.
Het lerarenpensioen moet niet afgebouwd worden, het is het voorbeeld voor wat in andere sectoren ook moet kunnen. Leerkrachten die wat ouder worden moeten een landingsbaan krijgen, waarbij ze bijvoorbeeld tijd kunnen maken om jongere collega’s te helpen in mentoruren.
De klassen moeten kleiner. Te veel leerlingen betekent te veel werkdruk, en dat draagt bij aan het hoge aantal leerkrachten dat ziek uitvalt. In een kleine klas kan de leerkracht alle leerlingen de hulp geven die ze nodig hebben. De PVDA wil ook minder planlast, zodat leerkrachten zich met hun kerntaak, onderwijzen, kunnen bezig houden.
We willen dat leerkrachten die dat nodig hebben een pauze in hun loopbaan kunnen inlassen. Afgeschafte verlofstelsels zoals loopbaanonderbreking willen we terug invoeren. Op termijn zorgt dat ervoor dat leerkrachten aan boord blijven en zich met vernieuwde energie verder inzetten voor hun leerlingen.
Voor startende leerkrachten wil de PVDA een stevige aanvangsbegeleiding, waarbij ze voltijds betaald worden maar slechts 80% les geven. De overige 20% krijgen ze begeleiding, gegeven door de hogeschool of universiteit die hen opgeleid heeft.
We willen een onderwijs waarin alle leerlingen het beste uit zichzelf kunnen halen, wat het inkomen, achtergrond of beroep van hun ouders ook is. Dat kan in een school waarin leerlingen uit alle lagen van de bevolking elkaar ontmoeten.
De PVDA wil maatregelen die ouders, leerlingen en studenten helpen, niet dieper de put in duwen. Een maximumfactuur in het secundair onderwijs, zodat iedereen de school en studierichting kan kiezen die hem of haar het meest interesseert, zonder naar de kostprijs te kijken. Gratis maaltijden op school, zodat alle leerlingen leren wat gezonde voeding is. Meer ondersteuning van leerlingen die extra hulp nodig hebben. En een verlaging van het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs.
Langer werken voor minder pensioen? Dat pikken we niet!
13 januari 2025: 47.000 leerkrachten in staking, 21.000 van hen zakten af naar Brussel voor een grote betoging tegen de pensioenplannen van De Wever en Bouchez. Voor veel leerkrachten was het de eerste keer dat ze staakten of betoogden. Sommigen werden die dag voor het eerst lid van een vakbond.
De leerkrachten stonden er samen met brandweerlieden, cipiers, werknemers van De Lijn en NMBS, en werknemers uit de privésectoren. Langer werken voor minder pensioen? Dat zullen we nog wel eens zien.
(Lees voort onder de foto)
Twee dagen later stelde Line De Witte in het Vlaams Parlement vragen aan minister Demir, maar ook aan de parlementsleden van CD&V en Vooruit, die toen mee aan tafel zaten bij de vorming van de Arizona-regering.
Ze stelde de problemen in het onderwijs scherp: “Het pensioen van de leerkrachten verminderen, zal ervoor zorgen dat de job nog minder aantrekkelijk is en dat het probleem nog veel groter wordt dan het nu is. Want de betoging van maandag ging over de pensioenen, maar het gaat ook over meer dan dat. De leerkrachten zeggen het al jaren. Er is een te hoge werkdruk. Er zijn te grote klassen. Er is te veel planlast. Leerkrachten vallen dus uit. Leerlingen zitten in de studie. De kwaliteit daalt en het lerarentekort is enorm hoog.”
13 januari was enkel het begin. De onderhandelaars plannen in hun nieuwe nota’s opnieuw om de pensioenen aan te vallen. Enkel door volgehouden strijd zal de Arizona-regering haar plannen aanpassen.
De volgende betoging is op 13 februari. En de leerkrachten zullen, samen met werknemers uit andere sectoren, de nieuwe federale regering het vuur aan de schenen blijven leggen. Er is nog niets beslist. Met druk van onderuit kunnen we de plannen van Arizona nog terugdringen.
Historische mobilisatie in het Franstalig onderwijs
Amper een maand na de verkiezingen kondigde de nieuwe regering van de Federatie Wallonië-Brussel (MR-Les Engagé) haar plannen voor het onderwijs aan. Het doel was om het nijpende lerarentekort op te lossen en het beroepsonderwijs te “upgraden”. Leerkrachten werden echter al snel boos toen ze de details van het plan zagen. Waarom?
Op 11 december nam de nieuwe MR-Les Engagés regering een wet aan over het onderwijs. Deze wet laat de twee belangrijkste doelen van de nieuwe regering zien.
De regering wil een deel van de arbeidersklasse uitsluiten van school.
Het belangrijkste woord is “oriëntatie”, maar dat moet begrepen worden als het “sorteren” of “selecteren” van jongeren. De regering wil ons doen geloven dat het normaal is om leerlingen zo vroeg en zo hard mogelijk te "oriënteren". Daarom komt er een extern examen in het derde jaar van de lagere school (op 9-jarige leeftijd) en moeten alle scholen op externe evaluaties minstens 60% halen, zonder dat de scholen de middelen krijgen die ze nodig hebben om deze doelstellingen te bereiken.
In het Franstalig onderwijs zal elke leerling een gemeenschappelijk traject volgen tot het derde jaar van het secundair onderwijs. Daarna zullen leerlingen in het technisch en beroepsonderwijs niet meer dezelfde rechten hebben als de anderen: ze zullen meerdere dagen per week in bedrijven moeten doorbrengen en zullen zo goed als geen toegang hebben tot het hoger onderwijs.
De minister heeft ook besloten om snel vooruit te gaan, door de eerste maatregelen tegen leerlingen in het technisch en beroepsonderwijs goed te keuren: jongeren die hun diploma hebben, verbieden om een extra kwalificatie in het onderwijs te zoeken, de middelen voor de begeleiding van studenten verminderen, opleidingen sluiten, studenten die uitvallen uitsluiten, enz.
Leerkrachten met elkaar laten concurreren
De regering van MR en Les Engagés wil de leraren verdelen door de werkdruk voor sommigen van hen te verhogen, vooral voor jongeren die in het beroep van leraar starten. Zijn dat nu echt het soort maatregelen die het beroep aantrekkelijker maken, nu er een lerarentekort heerst?
Maar de maatregel waar de media het meest over spreken is de afschaffing van de vaste benoeming en de vervanging ervan door contracten van onbepaalde duur. Leerkrachten en hun vakbonden maken zich hier zorgen over, omdat vaste benoemingen hen stabiliteit in hun baan en onafhankelijkheid van hun directeur en van de politiek garanderen.
De regels voor vaste benoeming garanderen elke leerling hetzelfde recht om les te krijgen van een goed opgeleide leerkracht. Als we overgaan op een systeem van vaste contracten, zijn het de werkgevers (schooldirecties of schoolbesturen) die zullen kiezen wie ze in dienst nemen. Leerkrachten zullen dus in een concurrentiesysteem terechtkomen, waarbij de elitescholen de leerkrachten kunnen aanwerven die ze nodig hebben, terwijl de anderen de gevolgen van het tekort zullen ondervinden.
48-urenstaking, de eerste sinds 30 jaar
De leerkrachten en hun vakbonden hebben hun verzet al georganiseerd: een op 26 november organiseerden ze een 24-uursstaking, In januari een staking van 48 uren, met een historische betoging die meer dan 30.000 leraren, leerlingen en ouders samenbracht in de straten van Brussel op 27 januari. Ze zijn niet van plan het hierbij te laten: op 13 februari zullen ze zich aansluiten bij een bredere beweging tegen de nieuwe Arizona-regering. Ze zullen zich aansluiten bij Nederlandstalige leerkrachten en werknemers in de publieke en private sector om de pensioenen te verdedigen. In maart-april volgt een actieweek.
Waarom zo'n vastberadenheid? De Franstalige leerkrachten zeggen dat ze niet voor zichzelf vechten: de meeste maatregelen zullen de bestaande leerkrachten niet treffen. Ze vechten voor een positieve visie op de school, met middelen om alle leerlingen te laten leren en zich te laten ontplooien. Ze zeggen het met evenveel trots als strijdlust: “We staken voor onze leerlingen en onze jonge collega’s.”