Europese Unie in coronatijden: solidariteit tussen mensen of financieel egoïsme?
In volle crisis, weigert Europa structurele solidariteit. Italië en Spanje mogen extra lenen voor gezondheidszorg, maar niet voor sociale of economische maatregelen. Daarenboven blijven ze onderworpen aan de Europese besparingsregels, die later mogelijk de landen onder voogdij kunnen plaatsen.
“Ik waarschuw voor een blanco cheque voor onverantwoorde linkse folietjes.” Aan het woord is federaal parlementslid Sander Loones van de N-VA. Nee, hij spreekt niet over Wallonië, maar wel over Europese steun aan Spanje en Italië, de landen die het zwaarst getroffen zijn door de coronacrisis. Net als de regeringsleiders van Duitsland en Nederland blijft ook de N-VA zich verzetten tegen basissolidariteit binnen Europa. Wij beleven de ergste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog en de Europese Unie maakt een belabberde beurt. De allereerste reactie van de Duitse regering na het uitbreken van de coronacrisis was het verbieden van de export van medische mondmaskers naar Italië ...
Dat wekt woede op bij de Italiaanse en Spaanse bevolking, die het gevoel hebben in de steek gelaten te worden, merkt PVDA-voorzitter Peter Mertens in de Kamer op.
Anna is verpleegster in een ziekenhuis in Cremona. Cremona ligt in Lombardije, de Italiaanse regio die het meest getroffen is. Ze stelt zich de vraag: “Waar is Europa? Waar is de Europese Unie? Waarom zien we Europa wél als het gaat om besparingen in de gezondheidszorg? Waarom zien we Europa niét als het gaat om concrete solidariteit op het moment dat het écht nodig is?”
Tussen 2011 en 2018 zond de Europese Commissie 63 aanbevelingen naar landen om te besparen op hun gezondheidszorg. Het Spaanse linkse Europarlementslid Manu Pineda hekelt: “De Europese Unie is geen alliantie van solidariteit en broederschap tussen volkeren, zoals ze beweert, maar een consortium van de beheerraden van grote multinationals en grote banken.”
Waar gaat het over?
De coronacrisis en het wekenlang stilleggen van economische activiteit zullen een enorme economische impact hebben. De Italiaanse grootbank Unicredit spreekt zelfs van de “moeder van alle recessies” en voorziet een inkrimping van 13% van het bbp voor de eurozone. Landen in het zuiden worden wederom het zwaarst getroffen. Voor Italië betekent dat -15%, voor Griekenland -18,6% en voor Spanje -15,5%. Dat zijn per land honderden miljarden euro’s die verloren gaan. Net op dit moment zou de Europese Unie dus concrete solidariteit moeten tonen.
Rond hulp aan landen lagen twee onderscheiden opties op de tafel van de ministers van Financiën van de eurozone, de beruchte Eurogroep. Geen daarvan was gratis geld. Het ging steeds om leningen.
Eén optie, verdedigd door de landen uit het zuiden, was om samen leningen aan te gaan. Dat heet dan Europese obligaties, coronaobligaties of Eurobonds. Dat is een vorm van solidariteit, want vandaag lenen niet alle landen aan dezelfde rentevoet. Geld lenen op de financiële markten is veel goedkoper voor Duitsland dan voor Italië of Spanje, omdat die laatste landen als kwetsbaarder worden aanzien. Via gemeenschappelijke Europese staatsobligaties los je dat een stuk op. Zo kunnen mogelijks alle landen aan een gemeenschappelijk tarief geld lenen. Daarmee help je landen als Spanje en Italië om goedkoper uit deze crisis te kruipen.
Maar dat was buiten de rechtse regeringen van Duitsland, Nederland en Oostenrijk gerekend, met wederom de steun van N-VA. Die landen die profiteerden van de invoering van de euro en de gemeenschappelijke markt, willen niet weten van solidariteit. Angela Merkel stelde jaren geleden reeds dat euro-obligaties er niet zouden komen zolang zij leefde.(1) De Nederlandse regering van Mark Rutte ging zo hard te keer tegen iedere vorm van solidariteit dat ze zelfs vanuit haar eigen coalitie onder vuur kwam te liggen. In nauwelijks 24 uur schreven zestig Nederlandse economen een vlammend manifest: met een gemeenschappelijke munt moet er ook solidariteit zijn. Te meer omdat Nederland er economisch goed voor staat en niemand er belang bij heeft dat Italië straks bankroet zou gaan. Maar misschien hopen een aantal cynici bij het Duitse grootbedrijf stiekem hele delen van het Italiaans patrimonium op te kopen, als Italië straks op de rand van het bankroet staat. Zoals ze in 2015 deden, door voor een appel en een ei Griekse eilanden en luchthavens op te kopen, nadat de Griekse regering op de knieën gedwongen werd.
Een wurgend stabiliteitsfonds met wat glijmiddel
Een tweede optie betrof de 410 miljard euro van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Dat fonds biedt leningen aan landen in moeilijkheden. Normaal komt dat geld echter met harde voorwaarden inzake structurele hervormingen, privatiseringen en de afbouw van openbare diensten. Je leent geld en daarna wordt je land in de uitverkoop gezet. Daarom wil de Italiaanse bevolking niet weten van deze leningen. Maar Nederland, Duitsland en de N-VA drongen aan op het gebruik van het ESM. Terwijl Sander Loones waarschuwde voor “linkse foliekes”, eiste zijn N-VA-partijgenoot in het Europees parlement, Johan Vanovertveldt, expliciet voorwaarden. Steffen Klusmann, hoofdredacteur van de Duitse krant Der Spiegel, diende beiden saillant van antwoord: “De impact van de coronapandemie heeft geleid tot een menselijke en medische tragedie in Italië en Spanje – niet in de laatste plaats vanwege de strenge besparingsmaatregelen die Brussel hen heeft opgelegd. Niet omdat ze boven hun stand leefden.” Besparingsmaatregelen die de N-VA in België met veel ijver toepaste tussen 2015-2018 en, zoals Jan Jambon bij VTM verklaarde, die ze opnieuw wil toepassen, ook in de gezondheidszorg.
De Italiaanse regering beloofde haar bevolking plechtig nooit het ESM goed te keuren, maar onder druk gaf ze toch toe. Wat ze in ruil kreeg? Weinig of niets. Voor leningen die enkel gezondheidszorg betreffen komen er geen strenge voorwaarden. Met andere woorden, Italië zal niet gestraft worden omdat het geld nodig heeft voor gezondheidszorg. Dat zou er nog aan mankeren. De Europese begrotingsregels blijven echter wél van toepassing. Dat betekent dat het geld straks moet terugbetaald worden, met interest. En als Italië daarvoor dan een andere lening nodig heeft, komt het weer onder Europees toezicht. Geld dat voor sociale of economische maatregelen zou gebruikt worden, komt ook met strikte voorwaarden. Over gemeenschappelijke obligaties en een ander reddingsfonds zal later nog eens gepraat worden.
De helden van vandaag mogen niet de melkkoe van morgen zijn
De eerste prioriteit zou moeten zijn dat reddingsprogramma’s geen gigantische transfer worden van belastinggeld, van de portefeuille van de werknemer, naar die van de aandeelhouder. Dat geldt in ieder land. Geld dat in de economie gepompt wordt, moet niet in de eerste plaats ten goede komen aan banken en financiële speculanten zoals in 2008. Dat geldt ook voor de Europese begroting, die bestaat uit ons belastinggeld. Om het met een boutade te stellen: het geld van de Duitse en Nederlandse werknemer moet niet gaan naar de Spaanse of Italiaanse miljardair. We hebben solidariteit tussen mensen nodig, binnen en onder landen.
De werkende klasse draaide al op voor de bankencrisis. Via hard besparingsbeleid werd de redding van de banken op de mensen verhaald. Minder openbare diensten, minder pensioen, minder loon. Vandaag moet dat omgekeerd. Het mogen niet opnieuw de werkende mensen zijn, zij die vandaag in de vuurlinie staan tegen het virus, die morgen opdraaien voor de economische crisis. Daarom moeten we goed kijken, wie betaalt en bij wie het geld terecht komt. Een algemene loonsverhoging voor al diegenen die vandaag in de vuurlinie stonden, massale investeringen in openbare diensten en hogere pensioenen, lijken alvast een goed antwoord op de tweede vraag.
Maar we hebben vandaag ook dringend rechtvaardige fiscaliteit nodig. De sterkste schouders moeten we het meest doen bijdragen. Zij die profiteerden van de bankencrisis iets laten terug doen. Voor N-VA en liberalen aller landen is dat vloeken in de kerk. In de Kamer stelde Peter Mertens een vermogenstaks voor. Economen zoals de Fransen Gabriel Zucman en Emmanuel Saez roepen op om nu een Europese vermogensbelasting in te voeren. Net zoals Duitsland dat deed na de Tweede Wereldoorlog: een vermogensbelasting om de heropbouw en een nieuwe investeringsbank te financieren. Het was een manier om de allerrijksten echt te doen bijdragen. De 1% rijksten bezitten ongeveer 20% –25% van de totale rijkdom in Frankrijk, Duitsland, of Spanje. Een vermogensbelasting geheven op de top 1% rijkste Europeanen zou belastinginkomsten genereren met behoud van rijkdom voor de werkende klasse.
Daarnaast moeten we ook speculanten nu eindelijk doen betalen via een echte Tobintaks, een financiële transactietaks. Tien lidstaten van de Europese Unie, waaronder België, bogen zich jaren over het invoeren van deze Tobintaks. Maar met allerlei trucs saboteerde de regering-Michel, onder luid applaus van de N-VA, het initiatief. Vandaag meer dan ooit moet België hier juist het voortouw nemen om speculatie tegen te gaan. Doe de speculanten betalen met een ambitieuze Tobintaks.
Ten derde, moet er ook gewoon over heel Europa een minimumbelasting voor het grootbedrijf komen. Dat speelt vandaag landen tegen elkaar uit om zo min mogelijk belastingen te betalen. We hebben op Europees vlak vandaag een effectieve minimumbelasting nodig van 25% voor het grootbedrijf. Dat is een voorzichtige oplossing , maar zo gaan we wél effectief in tegen belastingparadijzen binnen de Unie. Met name Nederland, waar multinationals geregeld minder dan 5% belastingen betalen. Dat kost andere landen, zo berekende het Tax Justice Network, miljarden euro’s aan belastingen. Jaarlijks verliest Frankrijk 2,7 miljard, Italië 1,5 miljard en Spanje bijna 1 miljard.
Breken met de concurrentie, voor een Europa van solidariteit
De huidige Europese Unie is gebaseerd op de concurrentie van allen tegen allen en op ongelijkheid tussen de landen en de mensen, zoals al uitgelegd in de bestseller Hoe durven ze? (2011) van Peter Mertens. De ontwikkeling van exportkampioenen, met als koploper Duitsland, gaat gepaard met schulden en achterstand in de productieve sector in de landen uit de Zuid-Europese periferie zoals Portugal, Griekenland en Spanje of in Oost-Europa. Deze concurrentie drijft een continent uit elkaar. Hele regio’s werden de voorbije decennia tot industriële woestijnen omgetoverd. De Europese Unie fabriceert ongelijkheden aan de lopende band. Italië verloor op 20 jaar zowat een kwart van zijn industriële productiecapaciteit. Landen in Oost-Europa lopen letterlijk leeg. Bulgarije, Roemenië, Litouwen, Letland, noem maar op. Allemaal verloren ze tussen de 15% en 25% van hun bevolking. Miljoenen mensen die op zoek moesten naar een job en een leven elders.
Dit Europa heeft geen toekomst. Zonder samenwerking en solidariteit kan Europa niet bestaan. Coronabonds or euro-obligaties zijn natuurlijk geen toverstokje waarmee je alle ongelijkheden de wereld uit helpt. Je veegt er geen decennia besparingen mee uit, net zo min als je er de harde concurrentiestrijd binnen de Europese Unie mee annuleert. Daarvoor hebben we veel radicalere maatregelen nodig. Daarvoor moeten we bijvoorbeeld definitief breken met de besparingsdogma’s van het Stabiliteitspact, in plaats van het Pact even in de frigo te stoppen. Daarvoor moeten we sociale vooruitgang voorrang geven op economische vrijheden. Zolang we geen Unie bouwen op basis van solidariteit en samenwerking, waar financiële transfers en hulp mogelijk zijn tussen sterkere exportlanden en zwakkere importlanden, zullen asociale reflexen altijd de bovenhand blijven halen.
1 Maar niet iedereen is het eens. SPD-leidster Saskia Esken: “Gedeelde verantwoordelijkheid is niet alleen een kwestie van solidariteit. Als ‘beste van de klas’, als wereldkampioen export, weten we heel goed dat we uiteindelijk alleen samen de crisis kunnen overwinnen. Hoe sneller alle Europese economieën overeind komen, hoe sneller de Duitse exportindustrie haar oude – of beter nog: nieuwe – kracht terugkrijgt.”