Europa: historisch relanceplan met verontrustende voorwaarden
Na een top die vier dagen duurde, bereikten de regeringsleiders van de Europese Unie een akkoord over een coronaherstelfonds. Daarmee willen ze de zware economische crisis die eraan komt, aanpakken. Voor het eerst in haar geschiedenis zal de EU een gezamenlijke schuld aangaan, van 750 miljard euro. Dat zou een belangrijke stap kunnen zijn in de richting van meer solidariteit tussen de Europese landen, maar de voorwaarden die aan de financiële steun verbonden zijn, baren zorgen.
Om de economische en politieke crisis in de Europese Unie het hoofd te bieden gaat de Europese Commissie een gezamenlijke schuld aan waar de lidstaten garant voor staan. Het is de eerste keer dat de Commissie op de financiële markten geld gaat lenen om dat in een gemeenschappelijke Europese pot te stoppen. Het is ook een primeur dat het geld grotendeels naar de landen zal gaan die dat het meeste nodig hebben, en 390 miljard ervan zal niet terugbetaald moeten worden. En het is ook de eerste keer dat Europa de kans krijgt om zelf belastinginkomsten te genereren: een mogelijke stap naar een meer federaal Europa.
Een reddingsoperatie voor de EU
“Ons Europese project staat op het spel”, zei de Franse president Emmanuel Macron bij zijn aankomst. In de komende maanden zal de economische crisis de Europese landen inderdaad hard treffen. De Duitse bondskanselier Angela Merkel en de Franse president verbergen hun ongerustheid niet: zonder een krachtig Europees antwoord loopt de Europese Unie zelf gevaar, zeker de eenheid tussen de landen.
Dat de Europese Unie niet meteen reageerde op de crisis die het coronavirus veroorzaakte, maakte de inwoners van heel wat landen boos. In april, op het hoogtepunt van de crisis, gaf slechts 14% van de Italianen aan dat ze tevreden waren met de aanpak van de Europese Unie.
Bovendien dreigen de economische en de sociale crisissen de kloof tussen de Europese landen nog te vergroten. Deze ongeziene gezondheidscrisis heeft een enorme impact op de economie en niet alle landen staan even sterk om die klap op te vangen. Vooral Italië heeft het enorm moeilijk om weer recht te krabbelen. Het land staat op de rand van het financiële failliet. Ook in Spanje dreigt er een zware recessie, het bruto binnenlands product (bbp) zou er met meer dan 10% achteruitgaan, in Nederland zou de daling maar half zo groot zijn. Het is duidelijk, vooral de landen die economisch het sterkst staan, hebben steunmaatregelen kunnen nemen. Begin mei bijvoorbeeld ging meer dan de helft van de staatshulp die de Europese Commissie in de hele Unie goedkeurde naar Duitse bedrijven.
We hebben al twaalf jaar lang alleen besparingen gekend (sinds 2008). Momenteel zitten we in een crisis die het gebrek aan solidariteit in Europa pijnlijk duidelijk maakt. En straks moeten we afrekenen met een economische crisis die de kloof tussen de landen nog zal verdiepen. Die factoren samen hebben Duitsland ertoe aangezet de invoering van systemen voor Europese solidariteit te steunen, iets waar het land zich tot nu toe tegen had verzet. In 2011, ten tijde van de Europese staatsschuldencrisis, en vervolgens tijdens de Griekse crisis in 2015 wilde Duitsland absoluut niet weten van om het even welk systeem voor euro-obligaties.
Het failliet van Italië, de derde economische macht in de eurozone, zou desastreuze gevolgen hebben voor het hele continent. Vooral voor de werknemers, maar ook voor de Europese multinationals. De nauwe banden tussen de industriële centra in Noord-Italië en de Duitse industrie kwamen tijdens de lockdown zwaar onder druk te staan, maar zorgden er uiteindelijk voor dat de grote bedrijven in Duitsland bereid waren de interne mark te redden. De drie grootste werkgeversfederaties (de Duitse, de Italiaanse en de Franse) deden een dringende oproep voor meer Europese integratie. Merkel en Macron zijn niet plots overvallen door een gevoel van empathie voor de burgers in de landen van Zuid-Europa, eigenlijk waren ze vooral bang voor twee dingen: enerzijds de economische gevolgen van een failliet Italië voor de rest van Europa; en anderzijds dat de Italianen en de Spanjaarden de Europese Unie de rug zouden toekeren. Dat zou het project van Merkel en Macron in gevaar brengen. Zij willen de Europese Unie als een economische wereldmacht die kan concurreren met de VS en China.
Daarom zijn Macron en Merkel in actie geschoten en hebben ze voorstellen geformuleerd voor een historisch herstelfonds van 750 miljard euro. Dat geld zal in de komende twee tot drie jaar uitgekeerd worden en komt bovenop de nationale relanceplannen die intussen zowat overal gestalte krijgen.
De zuinige landen verkrijgen dat er voorwaarden aan worden gekoppeld
750 miljard om samen Europa er weer bovenop te helpen, dat is een stap vooruit als je vergelijkt met het traditionele Europese beleid, dat altijd hamert op besparingen en concurrentie. Het is ook een stap vooruit in vergelijking met de rechtse nationalistische tendensen die aansturen op het uiteenvallen van Europa..
Maar de regering van de “zuinige landen”, ook wel de “vrekkige vijf” genoemd, met name Nederland (van minister-president Rutte), Denemarken, Zweden, Oostenrijk en Finland, hebben een ware uitputtingsoorlog gevoerd om zo’n gezamenlijke schuld en elke vorm van solidariteit tegen te houden. Voor de volledigheid, bij ons schaarde de N-VA zich achter de vrekkige vijf.1
Die landen willen alleen een grote markt zonder enige vorm van solidariteit. De coalitie van de asociale zuinige landen sloeg de handen in elkaar met de ultraconservatieve Duitsers (de CSU en de rechtse vleugel van de CDU, de partij van Merkel) om het reddingspakket van 750 miljard te dwarsbomen. Zij wilden dat er aan dat geld voorwaarden werden gekoppeld.
En het is de vrekkige vijf gelukt, de systemen voor de begrotingscontrole zijn aangescherpt. Alle middelen worden eerst afgetoetst aan het Europees semester en aan de prioriteiten van de Europese Unie. Het Europees semester is de tool waarmee de Europese Unie de begrotingen en de uitgaven van de lidstaten controleert. Het is het Europees semester dat ervoor verantwoordelijk is dat de Europese Commissie de voorbije jaren de lidstaten 63 keer heeft geadviseerd te besparen op de uitgaven voor gezondheidszorg. Het is dat orgaan dat in het verleden gepleit heeft voor de golf van privatiseringen en liberaliseringen in de openbare dienstverlening.
Het is de antisociale coalitie van vrekken en ultraconservatieven niet gelukt om de verdeling van de financiële steun te bemoeilijken door een vetorecht te laten inbouwen, maar ze heeft wel voor elkaar gekregen dat er een alarmsysteem wordt voorzien waardoor de toekenning van de financiële steun drie maanden kan worden opgeschort. Eén enkel land volstaat om het alarmsysteem in werking te stellen, het hoeft alleen te denken dat een ander land het toegewezen geld niet “verstandig” gebruikt. De voorwaarden waaraan een land dat geld uit het herstelfonds krijgt zich moet houden, zijn heel gedetailleerd vastgelegd. Zo moeten ze onder andere overeenstemmen met de aanbevelingen die de Europese Commissie aan elk land geeft. Wanneer land A geld vraagt uit het herstelfonds om een facet van de openbare dienstverlening te verbeteren (gezondheidszorg, openbaar vervoer ...), kan eender welk land B het alarmsysteem in werking stellen. Dat is een zwaard van Damocles boven elke regering die de strop van het klassieke, neoliberale Europese beleid losser wil maken. Dat garandeert dat er in de toekomst genadeloze discussies gevoerd zullen worden over waar het geld voor gebruikt voor kan worden.
Het egoïsme van de lidstaten tegenover de werkende klasse
De uitputtingsoorlog van de vrekkige vijf heeft ook negatieve gevolgen gehad voor de prioriteiten van het relanceplan. In de eerste versie van het plan was er een belangrijke plaats weggelegd voor gezondheidszorg en onderzoek. Voor het eerst was er zelfs sprake van een echte Europees gezondheidsprogramma. In volle pandemie was dat ook absoluut noodzakelijk. Maar in de eindversie van het relanceplan is er van dat gezondheidsprogramma geen spoor meer te bekennen. Een ambitieuze gemeenschappelijke aanpak van epidemieën die verder gaat dan gemeenschappelijke voorraden van beschermingsmateriaal en ook reële hulp betekent voor toegang tot behandelingen en een efficiënte ondersteuning van de gezondheidszorg is op de schop gegaan. Een kaakslag voor de helden van de zorg die nog altijd in de voorste linies vechten en die zwaar geleden hebben onder het gebrek aan Europese solidariteit. Het programma voor publiek onderzoek is met twee derden gekortwiekt. Het investeringsprogramma InvestEU en het Fonds voor Rechtvaardige Transitie, dat regio’s moet helpen de klimaatverandering aan te pakken, zien de extra middelen die ze oorspronkelijk zouden krijgen, smelten als sneeuw voor de zon.
Het gaat hier om internationale solidariteit, maar het valt toch op dat de coalitie van de vrekkige vijf drie landen telt waar de sociaaldemocraten mee in de regering zitten (Nederland, Denemarken en Zweden) en dat in een vierde de groenen mee regeren (Oostenrijk).
De smerige adder onder het gras: de Europese begroting
De 750 miljard van het relanceplan kunnen een kleine pas vooruit betekenen voor meer solidariteit en minder nationalisme, maar in dezelfde periode dat er over het relanceplan werd onderhandeld, werd er ook over de Europese begroting gepraat en de uitkomst van die onderhandelingen is duidelijk een stap achteruit. Het is te weinig, te laat, met te veel besparingen op het vlak van toekomstige investeringsprojecten en met privileges voor de rijkste landen. Net zoals België heeft ook de Europese Unie een begroting waarmee ze de uitgaven betaalt, zoals de Europese structuurfondsen. Het relanceplan heeft een looptijd van twee, drie jaar en moet de crisis die corona heeft veroorzaakt, aanpakken. Daarna, voor een periode van zeven jaar, moet alles opgevangen worden door de Europese begroting. Die begroting is op zich erg beperkt, ze is goed voor nauwelijks 1% van de welvaart die in de Europese Unie wordt geproduceerd.
De begroting die de Europese leiders hebben goedgekeurd is de laagste van alle voorgestelde begrotingen die op tafel lagen. Ze bedraagt niet eens 1% van het Europese bbp. We kampen met een klimaatcrisis en een sociale crisis, deze begroting is absoluut onvoldoende om een antwoord te bieden op de sociale behoeften en de klimaatbehoeften van de Europese burgers. Greta Thunberg verwijt de EU een gebrek aan klimaatambitie, maar ook het sociale luik is geen prioriteit.
Voor het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid is de kaasschaaf bovengehaald voor alles wat inzet op de transitie naar agro-ecologie. Programma’s zoals het Europees Sociaal Fonds, de gezondheidszorg en het Fonds voor Rechtvaardige Transitie, dat moet garanderen dat de ecologische transitie sociaal gebeurt, krijgen heel weinig geld, terwijl er aan de andere kant twee nieuwe militaire programma’s worden opgestart.
In de doelstellingen die de begroting formuleert, draait alles rond de zogenaamde dubbele transitie: digitaal leiderschap en klimaatneutraliteit. Op zich is dat positief, maar in werkelijkheid komt het erop neer dat men Europese multinationals wil helpen om op die terreinen “Europese kampioenen” te worden. Anders gezegd: het geld van de Europese belastingbetaler zal naar de Europese multinationals stromen zodat zij wereldwijd de sterksten kunnen worden. Heel concreet wil men met overheidsgeld investeringen financieren die de multinationals zelf niet willen betalen.
Privileges voor de rijke landen
Tot slot voorziet de Europese begroting ook privileges voor de rijke landen. Om de steun van Nederland en zijn “vrekkige” bondgenoten af te kopen, krijgen ze financiële cadeaus. Enerzijds mogen ze een aanzienlijk percentage behouden van de douanerechten die geheven worden op de producten die via de Duitse, Nederlandse en Belgische havens in de Europese Unie worden geïmporteerd. Anderzijds worden hun bijdragen voor de Europese begroting naar beneden bijgesteld. Normaal gezien wordt de bijdrage die elk land aan de Europese begroting levert berekend aan de hand van de economische sterkte van het land, op basis van het bruto nationaal inkomen. Maar de landen met de sterkste economie hebben excuses gevonden om hun deel niet te betalen. Voor de begroting 2014-2020 hebben Denemarken, Nederland en Zweden, maar ook Duitsland en Oostenrijk, zo van kortingen op hun jaarlijkse bijdrage kunnen profiteren. In het nieuwe akkoord over de Europese begroting zijn die kortingen nog aanzienlijk verhoogd. Voor Nederland bijvoorbeeld is de korting verdrievoudigd, goed voor bijna 2 miljard euro. Duitsland op zijn beurt krijgt een korting van 3,6 miljard per jaar.
Met andere woorden: de sterkste landen, die zichzelf het recht hebben toegekend om het beleid van de anderen in de gaten te houden, dragen relatief gezien minder bij aan de begroting, en dat betekent dan weer dat andere landen meer moeten bijdragen. Dat is dus precies het tegenovergestelde van structurele solidariteit, het principe dat de breedste schouders de grootste bijdrage leveren. Die cadeautjes aan de rijkste landen zijn extra misplaatst als je weet dat Nederland bekend staat als een belastingparadijs voor multinationals (nog veel meer dan België). Zo kunnen bijvoorbeeld Italiaanse bedrijven zoals Fiat en Ferrero hun fiscale zetel in Nederland vestigen en zo in Italië belastingen ontwijken. Op die manier lopen de staatskassen van Italië, Spanje, Frankrijk en Duitsland elk jaar miljarden mis.
Naar een Europa dat sociaal, solidair en ecologisch is
De gezamenlijke schuld van het relanceplan is een spiegel van de Europese solidariteit. Het idee op zich is positief, maar de voorwaarden die eraan gekoppeld worden, ondermijnen deze stap vooruit. En de goedgekeurde Europese begroting gaat echt de verkeerde richting uit.
Zonder echte solidariteit heeft Europa geen sociale en duurzame toekomst. Zonder echte solidariteit wordt de weg geëffend voor nationalistische spelers die de volkeren tegen elkaar opzetten. Het is hoog tijd om van solidariteit en sociale vooruitgang eindelijk een prioriteit te maken.
Daarom stellen wij drie concrete maatregelen voor die van een fundamenteel andere logica uitgaan:
- Om ervoor te zorgen dat het relanceplan echte solidariteit en een meer rechtvaardige ontwikkeling stimuleert, moeten we definitief komaf maken met het stabiliteits- en groeipact en met het begrotingspact. We moeten breken met de asociale logica van het Europees semester en zijn structurele hervormingen. Pensioenen en lonen mogen niet gezien worden als een probleem, maar als een deel van de oplossing.
- Echte solidariteit is onverenigbaar met het bestaan van belastingparadijzen in en buiten de Europese Unie. Als de Europese Unie grote multinationals een minimale belastingvoet oplegt, komen we daar al iets dichter bij. Een grondige aanpak van belastingontwijking zou op zich al meer kunnen opleveren dan het huidige relanceplan. Door op Europees niveau een belasting op financiële transacties te heffen kunnen we ervoor zorgen dat ook grote speculanten en fortuinen bijdragen.
- De Europese begroting zou gebruikt moeten worden om de ongelijkheid, die door de interne markt wordt versterkt, zo snel mogelijk weg te werken, met een groots opgezet plan voor publieke investeringen in heel Europa ten voordele van het klimaat, de gezondheidszorg en de sociale zekerheid. Focussen op de concurrentiekracht van Europese bedrijven staat gelijk met een verhoogde concentratie van de productie in bepaalde regio’s en betekent dat men weigert ernstig werk te maken van de klimaattransitie. Met publieke investeringen moeten we ervoor zorgen dat er overal in Europa kwalitatief werk is en dat de klimaattransitie er niet alleen komt, maar dat ze ook sociaal is. Het geld dat de Europese Centrale Bank beschikbaar stelt, moet rechtstreeks naar de lidstaten kunnen gaan en niet via commerciële banken worden doorgegeven. Door dat geld in een Toekomstfonds te stoppen zou er makkelijker geld kunnen worden vrijgemaakt voor het financieren van openbare dienstverlening en de ecologische transitie.
1 The deal on a Recovery Facility can help the European economies to survive and revive after Covid-19. But the proof of the pudding will be in the conditionality.(Tweet van Johan Van Overveldt, fractieleider van de N-VA in het Europees Parlement)