Émilienne Brunfaut: een vrouw die strijdt in een mannenwereld
Émilienne Brunfaut was een pionier in een omgeving die lange tijd bijna uitsluitend door mannen werd gedomineerd. Feminisme, syndicalisme, pacifisme: de hele twintigste eeuw inspireerde ze generaties militanten om gevechten te voeren die vandaag nog steeds actueel zijn.
Foto archief RTBF
Artikel geschreven door Valentin Gillet en gepubliceerd in het magazine Solidair.
Wanneer Émilienne Steux in 1908 geboren wordt, lijkt haar toekomst al te zijn uitgestippeld. Haar geboorteplaats Dottignies, in de gemeente Moeskroen, ligt in een regio waar de textielindustrie goed is ingebed. De sector biedt werkgelegenheid aan een groot aantal vrouwen, die onder bijzonder zware omstandigheden werken.
De ouders van Émilienne Steux zijn arbeiders en linkse militanten. Als ze vijf is, sterft haar moeder, waarna haar vader Émile haar opvoeding op zich neemt. Hij is een zeer actief lid van de Belgische Werklieden Partij (BWP, voorloper van de Parti Socialiste), een lokaal politicus en tevens oprichter en directeur van een coöperatie. Hij en Émiliennes grootvader nemen haar vaak mee naar bijeenkomsten van militanten of naar het plaatselijk Volkshuis, waar ze al vroeg de smaak te pakken krijgt. Als ze elf is, trekt ze er voor het eerst op uit om folders te verdelen.
Syndicale roeping
Na haar studie werkt Émilienne Steux een tijdje als boekhoudster. In die tijd sluit ze zich ook aan bij de BWP (waar ze lid is van het Nationaal Comité van Socialistische Vrouwen) en de textielvakbond. Ze wil een beter beeld krijgen van de dagelijkse realiteit van vrouwen in de sector. Dus kiest ze ervoor om in een fabriek te gaan werken, in een groot bedrijf in het noorden van Frankrijk.
Daar ondervindt ze de uitbuiting en onderdrukking van de arbeidsters aan den lijve. Haar sterke karakter en vastberadenheid om te strijden voor betere arbeidsomstandigheden in de fabriek, brengen haar meermaals in conflict met haar baas. Deze ervaring laat een diepe indruk op haar na en overtuigt haar ervan dat vrouwen alleen door strijd gelijkheid met mannen zullen bereiken.
Na haar opleiding aan de École ouvrière supérieure (een hogeschool verbonden aan de BWP) stort ze zich voltijds op het vakbondswerk. In de jaren dertig neemt ze actief deel aan grote stakingen, zoals in 1932 naar aanleiding van een wet die de mogelijkheid van getrouwde vrouwen om te werken wil inperken en in 1936, bij een massale mobilisatie die uitmondt in betaald verlof en de 40-urige werkweek.
Twee keer probeert ze zich kandidaat te stellen voor de BWP, maar elke keer krijgt ze te maken met felle tegenstand vanuit haar eigen partij, omdat ze een vrouw is. Émilienne geeft niet op: ze wil blijven strijden voor vrouwenrechten. Dat doet ze binnen de sociale bewegingen zelf: “Ik zei tegen mezelf dat we ons in een lange stoet bevonden met amper vrouwen en dat het tijd was voor ons om vooraan te gaan lopen. Daar heb ik voor gevochten.” Deze strijd krijgt in 1936 vorm, met de oprichting van de Commissie Vrouwenarbeid binnen de BWP, mee voorgezeten door Émilienne Steux.
Tegen fascisme, voor vrede
In de jaren dertig, wanneer de dreiging van extreemrechts steeds groter wordt, raakt Émilienne Steux ook betrokken bij de antifascistische strijd. Eerst in België, waar ze waarschuwt voor de dreiging van de Rex-partij van Léon Degrelle (een extreemrechtse partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog met de nazi’s collaboreerde). Daarna ook in Europa, door de Spaanse republikeinen te steunen die tijdens de burgeroorlog vechten tegen de aanhangers van Franco. Op 1 mei 1936 houdt ze een toespraak waarin ze haar solidariteit betuigt “met onze broeders en zusters in Spanje”.
Haar strijd tegen het fascisme gaat hand in hand met de strijd voor vrede. Ze sluit zich aan bij het Comité mondial des femmes contre la guerre et le fascisme (CMF – Wereld Vrouwen Comité tegen oorlog en fascisme), een communistische organisatie, in 1937 wordt ze secretaris van de Belgische afdeling.
Datzelfde jaar trouwt ze met Maxime Brunfaut, een linkse architect. Het echtpaar krijgt vier kinderen. Tijdens de oorlogsjaren die volgen, besteedt Émilienne Brunfaut het grootste deel van haar tijd aan de opvoeding van haar kroost, maar ze neemt ook deel aan het verzet tegen de bezetter.
Na de Tweede Wereldoorlog zet ze haar vredesactivisme voort als hoofd van het Rassemblement des femmes pour la paix (RFP – Vrouwen voor Vrede). Ze neemt deel aan talrijke vredescampagnes tegen het gebruik van kernwapens en het VS-imperialisme. Ze stelt zelfs dat België “steeds meer een satelliet van de Verenigde Staten” wordt.
Vanwege het vredesvraagstuk stapt ze in 1949 uit de PS. De partij is namelijk groot voorstander van de oprichting van de NAVO. Ze wordt lid van de Belgische Communistische Partij en zet haar werk binnen de vredesbeweging de rest van haar leven voort.
Bruggen bouwen
Ook haar vakbondswerk en feministische strijd zet ze na de bevrijding voort. In 1946 helpt ze mee aan de oprichting van een Commissie Vrouwenarbeid binnen het ABVV. Émilienne Brunfaut gelooft dat de feministische strijd en de strijd van de werkende klasse onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Vrouwen kunnen niet volledig geëmancipeerd zijn als ze niet geëmancipeerd zijn als werkneemsters, en andersom. In 1950 schaart ze zich aan de kant van werkloze vrouwen die voor hun rechten opkomen. Gedurende het hele decennium organiseert of ondersteunt ze acties in België en Europa.
In 1966 staken vrouwen bij FN Herstal bijna drie maanden lang, onder het motto “Gelijk loon voor gelijk werk”. Émilienne Brunfaut is ook van de partij. De staking wordt uitgeroepen wanneer ze net een lezing over gelijke verloning heeft gegeven aan de fabrieksarbeidsters. Deze strijd drukt een stempel op de wereld van de arbeid en de geschiedenis van de werkende vrouw. Het is de eerste grote vrouwenstaking in Europa. Ze mondt uit in een concrete overwinning, de lonen stijgen aanzienlijk, maar de overwinning is bovenal symbolisch van aard.
Tot haar dood in 1986 blijft Émilienne nauw betrokken bij de nieuwe feministische bewegingen, die ze dichter bij de vakbonden probeert te brengen. Ze blijft namelijk overtuigd van de noodzaak om de twee met elkaar te verbinden. Op de eerste Belgische Vrouwendag (1972) houdt ze een toespraak om vrouwelijke arbeidsters een hart onder de riem te steken. Ze blijft verschillende stakingen steunen in bedrijven die overwegend vrouwen in dienst hebben (opnieuw bij FN Herstal, Siemens en in de textielindustrie). De strijd die zij voerde voor vrede, gelijkheid en de erkenning van vrouwen in de sociale strijd, vindt vandaag nog altijd weerklank. Haar strijdlust blijft een bron van inspiratie.