Een volksvertegenwoordiger bezoekt de gevangenis: “Ik begrijp waarom de cipiers zo kwaad zijn”
“Wie weet wat er echt schuilgaat achter de hoge muren van de gevangenissen in Sint-Gillis, Vorst en Berkendael? In december ging ik er naartoe en ik wil jullie graag vertellen wat ik daar geleerd heb.” Nabil Boukili, federaal volksvertegenwoordiger van de PVDA, brengt verslag uit over zijn bezoek aan drie Belgische gevangenissen.
De rol van de cipiers, daar ligt de sleutel
Als ze geen familie hebben, hebben ze geen wasmiddel om hun kleren te wassen.
Minister Geens heeft zijn beloftes nooit gehouden.
Door de wet van minister Geens geloven de bewakers zelfs niet meer dat het recht op collectieve actie nog bestaat.
Mijn eerste indruk: ijskoude tocht en vochtigheid, gaten in het plafond, schimmel op de muren, geen verwarming, kortom…heel ongezond. Ik hoor opnieuw wat de directrice me heeft gezegd: “De gevangenis dateert uit de middeleeuwen en in die tijd zwoer men bij boetedoening door afzondering en gebed.”
De gevangenis dateert uit de middeleeuwen en in die tijd zwoer men bij boetedoening door afzondering en gebed.
In de hele gevangenis is het steenkoud. We stappen een vleugel binnen. Alle cellen zijn afgesloten. Achter de deuren leven twee of drie gevangenen op 4m². Als de gevangenen een probleem hebben, gaat boven de cel een rood licht branden. Stapelbedden. Toiletten zonder afscherming. De cipiers doen elk uur hun ronde om te kijken of alles goed gaat. Een raam met matglas, geen radiatoren. Ze mogen slechts twee keer per week douchen.
In Sint-Gillis zitten 284 gevangenen meer dan toegelaten.“De orde van advocaten heeft de Belgische staat gedagvaard voor die overbevolking”, benadrukt de directie.
Er is een personeelstekort, er zijn te weinig cipiers om de gevangenen te begeleiden: er zijn er die familie op bezoek krijgen, anderen willen bellen, moeten naar de psycholoog, moeten met hun advocaat praten, en dan heb je nog degenen die op de binnenplaats gelucht moeten worden.
Men had me gezegd dat de werkomstandigheden van de bewakers sterk afhangen van de omstandigheden waarin de gevangenen leven. Dat begrijp ik nu beter.
De gevangenen zitten 23 uur per dag opgesloten. Dan kunnen de spanningen wel eens oplopen en zijn er woede-uitbarstingen. Dat kan tot incidenten leiden: net voor mijn komst had een van de gevangenen zijn celgenoot bijna doodgeslagen.
Het is niet verwonderlijk als je in die omstandigheden moet leven. Aan de kans op recidive na de vrijlating wordt helemaal niks gedaan.
De rol van de cipiers, daar ligt de sleutel. Ik leg het even uit: In de middeleeuwen woonde de beul buiten het dorp, want hij oefende een beroep uit dat de anderen niet wilden uitoefenen. De beul, dat is nu de cipier. Ze leveren nochtans formidabel werk.
Maar ze zijn aan het eind van hun krachten. Er zijn 6601 cipiers, er werden hen 540.000 vakantiedagen geweigerd vanwege het personeelstekort. Het personeelsverloop is enorm.
Julie, cipier: “Wij zijn er tenminste voor de gevangenen.”
En wie zijn die gevangenen? Driekwart van hen zit in voorlopige hechtenis. De anderen zijn ook vaak geen criminelen, maar mensen die in de problemen zijn gekomen door hun mentale gezondheid of hun socio-economische situatie. “De gevangenen die hier enkel en alleen om ‘strafrechtelijke’ redenen zitten, maken minder dan 10% van de gevangenispopulatie uit,” benadrukt de directie. “Dat zijn de mensen die echt gevaarlijk zijn en die je van de rest van de samenleving moet isoleren. Een groot deel van de veroordeelden zijn mensen met een mentale aandoening. Er zijn niet voldoende centra voor geestelijke gezondheidszorg in België. Die mensen worden aan hun lot overgelaten en gezien hun aandoening plegen ze dan op den duur feiten of misdrijven. Ze zijn niet stabiel en belanden in de gevangenis. Hun probleem is hun mentale gezondheid, zij zijn geen delinquenten”.
“Zijn er veel ontsnappingen?” vroeg ik. De directrice: “Nee. Ze proberen niet te ontsnappen, want daarbuiten hebben ze niets. Onze gevangenen zijn hoofdzakelijk mensen zonder papieren en daklozen.” Ze vertelt ons over een gevangene die vrijgelaten werd en de volgende ochtend weer aan de gevangenis stond om een boterham te vragen.
Nu moet je weten dat de gevangenis niet gratis is. Een gevangene kost de samenleving gemiddeld 218 euro per dag. Bovendien hebben armlastige gevangenen (zonder familie en zonder geld) van alles te kort. Zelfs voor een telefoontje en voor de was moeten ze betalen. De directrice legt uit: “Als ze geen familie hebben, hebben ze geen wasmiddel om hun kleren te wassen.” Dat deed me denken aan het schandaal in de gevangenis van Aarlen, waar in september een schurftepidemie was uitgebroken.
Via een oude tunnel kom ik in de gevangenis van Berkendael. Buiten liggen matrassen op een stapel en er staan ook kinderbedjes, in de regen. De reden: een luizenplaag. Ik vraag naar de kinderen. “Ja, er leven kinderen in de gevangenis. En er zitten ook zwangere vrouwen. De meest recente zwangere vrouw hier woonde in Brussel, in een tent aan de oever van het kanaal. Het is beter voor haar dat ze haar zwangerschap hier in de gevangenis kan uitdragen. Als de baby er is, hebben die vrouwen recht op warm water.”
Op de deur naar de kantine hangt een papier: “Verboden voor katten, voor hun eigen veiligheid, er zijn hier muizenvallen.” Je zou denken dat het een grap is, maar dat is het niet.
De vrouwen werken om de meest noodzakelijke dingen te kunnen kopen. Ze verdienen 1 euro per uur en werken voor een Nederlands bedrijf dat snoepgoed maakt. Anders dan in Sint-Gillis, waar de gevangenen geen enkele opleiding kunnen volgen, kunnen de vrouwen in Berkendael wel een vak leren.
Het personeel heeft al gestaakt om de situatie aan te klagen. Al meer dan eens. In 2014, 2016 en in 2018.
Na elke staking heeft minister van Justitie Koen Geens (CD&V) beloften gedaan. Hij ondertekende verschillende memoranda van overeenstemming - nr. 435, nr. 455 en nr. 465. Die memoranda bepalen dat er extra personeel zal worden aangeworven. Hij heeft zijn beloftes nooit gehouden. De minister van Justitie had er ongetwijfeld genoeg van dat hij al die memoranda moest ondertekenen en dus besloot hij een wet te laten stemmen die bepaalde dat er in geval van staking een minimale dienstverlening moet zijn in de gevangenissen. Volgens die wet moeten de directies van de 35 penitentiaire instellingen plannen indienen waarin ze vermelden hoeveel bewakers er voorzien moeten worden. Door de constante onderbezetting leidt dat tot kafkaiaanse resultaten, zoals in de gevangenis van de hoofdstad: van de bewakers die op een gewone dag aanwezig zijn, zouden er maar twee mogen staken. Hoe gaan ze dat regelen? Gaan ze strootje trekken? Laten we maar hopen dat er zich die dag niemand ziek meldt. Door die wet geloven de bewakers zelfs niet meer dat het recht op collectieve actie nog bestaat. Er zijn zelfs gevangenissen waar voor de minimale dienstverlening meer manschappen worden geëist dan er op een normale werkdag werken.
Ik ben er volledig van overtuigd dat de gevangenisbewakers een rechtvaardige strijd voeren en ik heb me op 12 december dan ook bij hun staking aangesloten.
Ik heb me bij hen gevoegd om samen met hen uit te schreeuwen hoe dringend de situatie is. Ik was daar voor het personeel, voor de gevangenen, voor de samenleving en voor mezelf.
In de plenaire zitting van het parlement heb ik in hun naam Koen Geens geïnterpelleerd: “De cipiers staken vandaag niet alleen om aan te geven dat er dringend iets aan de huidige toestand moet gebeuren, ze doen dat ook om te protesteren tegen uw wetsontwerp dat hen tot een minimale dienstverlening wil verplichten. Die wet is een aanslag op het stakingsrecht en de cipiers worden twee keer gestraft. Ze kunnen immers geen kritiek meer geven op hun arbeidsomstandigheden, want het middel waarmee ze dat kunnen doen wordt hen door dat wetsvoorstel afgepakt.”
Ik heb de minister gevraagd waarom hij de gemaakte afspraken niet is nagekomen, afspraken die bedoeld waren om waardige arbeidsomstandigheden te garanderen. Ik heb hem gevraagd uit te leggen hoe het mogelijk is dat je een minimumdienstverlening oplegt waarvoor meer bewakers nodig zijn dan er in die gevangenis op een normale dag werken.
Dit was zijn antwoord: “We hebben geprobeerd de job van gevangenisbewaker zo aantrekkelijk mogelijk te maken door erop te wijzen dat die werkzekerheid biedt.”
Dat antwoord vond ik allesbehalve bevredigend. Hij heeft helemaal niets gedaan. Erger nog, hij heeft een vlijmscherpe aanval gelanceerd op de fundamentele rechten van de werknemers. Ik heb hem gewaarschuwd dat deze strijd nog lang niet gestreden is.