Drama Antwerpen: stop sociale dumping nu
Wat precies de oorzaak is van het vreselijke ongeval op de bouwwerf van een Antwerpse school zal onderzoek moeten uitwijzen. Maar dat het drama een sterk Europese dimensie heeft, staat vast. Niet alleen omdat de slachtoffers uit verschillende Europese landen afkomstig zijn, maar ook omdat hun rechten en bescherming voor een groot deel door Europese wetten geregeld worden. De Europese regels inzake detachering, en het gebrekkig toezicht erop, vergemakkelijken sociale dumping al decennialang.
Hoe komt het dat men aanvankelijk zelfs niet wist hoeveel arbeiders aan het werk waren? Werden alle regels inzake de detachering van die getroffen arbeiders gerespecteerd? Welke sociale rechten en welke sociale zekerheid hebben de gewonde werknemers? En wat met de familieleden van de overledenen? Met hoeveel onderaannemingen werd er op de werf gewerkt? Welke problemen bracht dat met zich mee? Al die vragen zijn rechtstreeks verbonden aan Europese wetgeving.
Dat de slachtoffers van de ramp uit verschillende landen komen, verbaast niemand. Zeker in de bouwsector is zogenaamde “detachering” schering en inslag. Detacheren, dat is het tijdelijk invoeren van werknemers uit een ander land. Het past binnen een van de vier fundamentele vrijheden van de Europese Unie: het vrij verkeer van diensten. Daardoor kan een bedrijf uit één lidstaat, het land van herkomst, diensten leveren in een andere lidstaat. Bedrijven gebruiken detachering om bijvoorbeeld Poolse dakwerkers of Litouwse chauffeurs tijdelijk in te voeren en zo minder loon te betalen.
In 2018 werd onder druk van de vakbonden een nieuwe Europese detacheringsrichtlijn aangenomen. Die moest een einde maken aan sociale dumping door buitenlandse werknemers “gelijk werk voor gelijk loon op dezelfde plaats” te garanderen. Maar zonder effectieve controles blijft die regel dode letter. Daarom hebben we snel een massale investering nodig in meer controles, met de aanwerving van meer sociale inspecteurs.
Voor sociale bijdragen geldt het principe van “gelijk loon” zelfs niet. Voor een werknemer die uit Roemenië naar België gedetacheerd wordt, betaalt de werkgever de - veel lagere - Roemeense sociale bijdragen, niet de Belgische. Daarom kunnen de getroffen werknemers waarschijnlijk geen beroep doen op de Belgische sociale zekerheid om bijvoorbeeld ziekteverlof, of zelfs maar ziekenhuiskosten, te betalen. Dat is de Europese regel. Die moet anders.
Daar houdt het niet op. Via een keten van onderaannemers en soms brievenbusbedrijven wordt niet alleen de controle op de regels bemoeilijkt: voor werknemers blijkt het vaak moeilijk achteraf hun loon te krijgen of sociale rechten af te dwingen. Om hier verandering in te brengen, hebben we niet enkel meer controles nodig, maar ook een solidaire verantwoordelijkheid. Dat betekent dat de hoofdaannemer ook aansprakelijk wordt voor de verplichtingen van onderaannemers. Een ander probleem is dat werknemers steeds meer in schijnzelfstandigheid worden geduwd. Daarbij vraagt het bedrijf aan een werknemer formeel – maar oneigenlijk – als zelfstandige te werken waardoor het bedrijf ook hier sociale bijdragen ontwijkt.
Dat dit soort praktijken ook plaats kunnen vinden op werven die door overheden zijn besteld, is des te pijnlijker. Overheden kunnen immers voorwaarden opleggen wanneer ze een aanbesteding doen of een bestek opmaken. In de Antwerpse gemeenteraad kwam PVDA-voorzitter Peter Mertens al verschillende keren tussen om een charter van de vakbonden tegen sociale dumping te doen goedkeuren op werven van de stad, zoals dit schoolgebouw. In dat charter worden ook meer controles gevraagd. Burgemeester De Wever veegde die vraag steeds arrogant van tafel. Bouwvakkers van de Algemene Centrale bezorgden vervolgens een struisvogelei aan het stadsbestuur, die haar kop in het zand blijft steken.
Deze ramp moet een keerpunt worden. Dat verdienen alle bouwvakkers. Niet alleen moet tot op het bot worden uitgespit waar het fout ging, men moet structurele fouten in het systeem van detachering en het vrij verkeer van diensten nu aanpakken. Elke Europese werknemer heeft recht op fatsoenlijke werkomstandigheden, een stabiel inkomen, een waardig bestaan. Mensenrechten en sociale grondrechten moeten voorrang krijgen op de markt en de economische vrijheden.