De zaak Chovanec: het probleem zit in de top van de politie en het staatsapparaat
De zaak Chovanec is geen alleenstaand geval maar toont een dieperliggende probleem in de top van het staatsapparaat. Er zijn dringend nieuwe politiehervormingen en meer democratische controle op de politie nodig.
Gaby Colebunders
Op 24 februari 2018 stierf Jozef Chovanec een gewelddadige dood in een politiecel in de luchthaven van Charleroi. Pas nadat zijn echtgenote de beelden in de pers lekte, kwam er beweging in de zaak. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon wist eerst van niets en dan plots weer wel. Maar het probleem is niet enkel dat Jambon heeft gelogen, maar vooral dat hij de dood van een man na een politieoptreden zo banaal vond dat hij zich niets aantrok van het onderzoek. Jambon staat aan het hoofd van een hiërarchie van politie en justitie waarin de top geweld en racisme toedekt.
De weduwe van Jozef Chovanec houdt politietop, justitie en minister een spiegel voor
Al tweeënhalf jaar voert de moedige Henrieta Chovancova een eenzame strijd voor de waarheid. In Slovakije, vanop meer dan 1000 kilometer afstand probeert zij het web van leugens rond de dood van haar man te ontrafelen. Haar man, Jozef Chovanec, stierf in februari 2018 na een gewelddadig politieoptreden in een cel in Charleroi. Chovanec leed aan het zogenaamde ‘excited delirium syndrome’. Dat is een psychotische ervaring die een extreem hoge lichaamstemperatuur, een enorme kracht, gevoelloosheid voor pijn en woedeaanvallen veroorzaakt.
Na uren in een cel opgesloten te zitten, begon Chovanec tot bloedens toe met zijn hoofd tegen de deur te bonken. Zfonder de juiste diagnose te stellen, bedwongen politieagenten hem door zestien minuten met de knie op zijn borstkas te zitten. Ze trokken ook een deken over zijn hoofd. Op de camerabeelden is te zien hoe de agenten lachten en opjuttende dansjes maakten. Eén agente maakte zelfs een Hitlergroet. Na de interventie stopt Chovanecs hart met kloppen en moet hij worden gereanimeerd. Hersendood werd hij naar het ziekenhuis gebracht, waar hij drie dagen later overleed.
Men weet dat allerlei zaken fout liepen, maar het dossier ligt al tweeënhalf jaar ergens stof te vergaren. “Er gebeurt niets en men beschermt elkaar” zei de weduwe aan de VRT. Zij wijst de hele politiehiërarchie, justitie en de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken als schuldigen aan.
Chovancova heeft alle redenen om te vermoeden dat er sprake is van een doofpotoperatie. Gedurende al die tijd deden noch de verantwoordelijke politieagenten, noch het gerecht iets met de videobeelden die zeer duidelijk de ernst van de feiten weergeven. De betrokken agenten, ook de agente die een Hitlergroet maakte, bleven al die jaren gewoon actief. De onderzoeksrechter weigerde zelfs een reconstructie van de feiten te maken. De aanvankelijk aangestelde wetsdokter concludeerde dat de politie-interventie “niet doorslaggevend” was voor de dood van Jozef Chovanec. Henrieta Chovancova geloofde daar niets van en stelde zich burgerlijke partij in de zaak. Zij duidde een tegenexpert aan die de conclusie van de wetsdokter betwist.
Om eindelijk schot in het onderzoek te brengen, was de weduwe van Jozef Chovanec genoodzaakt de beelden bekend te maken aan het grote publiek. “Ik wou niet dat mijn dochter deze beelden van haar vader ooit te zien zou krijgen, maar ik had geen andere keuze.” De beelden veroorzaakten veel verontwaardiging. Onder druk van de bevolking kondigde de onderzoeksrechter aan dat ze tweeënhalf jaar na de feiten dan toch een reconstructie wou toelaten. Maar in plaats van de fouten in het onderzoek toe te geven, ging ook nu het Parket van Bergen nog voor het onderzoek afgerond was in verweer: “Er is geen enkel bewijs dat het politieoptreden de oorzaak is van de dood van Chovanec”. Die ongeloofwaardige boodschap komt hard aan bij de weduwe.
Toenmalig bevoegd minister Jan Jambon en de politietop deden niets om de zaak op te helderen. Jambon deed de afgelopen weken meer moeite om zijn eigen rol toe te dekken dan om de waarheid aan het licht te brengen. “Hoe kan je zo’n persoon geloven? Het ene moment zegt hij het ene en het volgende moment iets anders”, aldus Chovaneca. De beelden maken ook in Slovakije veel ophef. Veel Oost-Europeanen hebben het gevoel dat westerlingen naar hen kijken als tweederangsburgers. Een gewone Slowaak die sterft in een politiecel? “Geen big deal” zo lijkt het. Al die jaren nam de Belgische overheid geen enkele keer contact op met de weduwe van Jozef Chovanec. Zowel vanuit de politiek, als vanuit justitie en politie werd niets gedaan om de zaak op te helderen of om naar gerechtigheid voor de nabestaanden te streven.
Geen geïsoleerd geval
De zaak Chovanec roept in België pijnlijke herinneringen op. De gelijkenissen met de zaak Jonathan Jacob in 2010 zijn overduidelijk. Net als Jozef Chovanec Jacob hij aan het Excited delirium syndrome (EDS). Hij gebruikte amfetamines en werd al verschillende keren opgenomen voor een psychose. Hij had hulp nodig, maar werd door de Antwerpse ‘bottinekes’ – een lokale speciale eenheid – de dood ingejaagd in een politiecel in Mortsel. Net als bij de zaak Chovanec, creëerde de zaak Jacob pas veel ophef toen de beelden onthuld werden. Onder publieke druk vonden er een onderzoek en uiteindelijk ook een veroordeling plaats, maar liefst 7 jaar na de feiten. Er werden ook lessen getrokken over hoe de politie beter kon omgaan met mensen die ontoerekeningsvatbaar zijn, maar de zaak Chovanec toont dat daar, 10 jaar na de feiten, niets mee gebeurd is.
De zaak Chovanec brengt ook structurele problemen aan het licht die eerder al onthuld waren. Ook in de zaak Dutroux en de zaak van Loubna Benaïssa ondernamen het gerecht en de top van de politie (toen nog de rijkswacht) onvoldoende. De ouders van de slachtoffers waren ‘maar’ gewone werkende mensen en werden niet betrokken niet betrokken. Er gebeurde grote in het onderzoek. Toen die aan het licht kwamen, sloot men de rangen.
In 1996 betoogden 300.000 Belgen in Brussel om een halt toe te roepen aan deze klassenjustitie. De betogers van de Witte Mars eisten democratische controle en een transparante politie die de veiligheid van de burger serieus neemt. Onder die druk vond er een grote politiehervorming plaats. De politie en de politiek omarmden het concept van de ‘gemeenschapsgerichte politie’. De autoritaire rijkswacht werd afgeschaft en het lokale niveau werd opgewaardeerd. De politie moest uit zijn ivoren toren komen en moest dicht bij de mensen komen te staan, hun realiteit kennen en wegwijs zijn in de wijken. Ze moest het sociaal weefsel goed kennen, ten dienste staan van de bevolking en preventief proberen op te treden. De politie zou in het vervolg slachtoffers betrekken bij het oplossen van misdaden. In plaats van zichzelf te beschermen, moest de politie verantwoording afleggen aan de bevolking. De veiligheid van gewone, werkende mensen moest ook belangrijk worden. Deze visie op politiewerk was deel van een bredere visie waarin sociale problemen vooral preventief opgelost moesten worden. Om criminaliteit tegen te gaan moesten goede banen, goede sociale bescherming en de strijd tegen ongelijkheid centraal komen te staan.
Het law-and-ordermodel van de N-VA: naar een autoritaire politie
De traditionele partijen hebben de gemeenschapsgerichte visie op politiewerk nooit gerealiseerd. “Alleen de façade is vernieuwd” zegt Sofie De Kimpe, hoogleraar criminologie van de Vrij Universiteit Brussel (VUB). De N-VA daarentegen heeft het idee van de gemeenschapsgerichte politie op zich nooit aanvaard. In een maatschappij waar onze sociale rechten worden afgebroken en waarin de ongelijkheid toeneemt, heeft de politie voor de N-VA vooral een repressief rol.
De N-VA verdedigt de militarisering van de politie zoals we die zien in de Verenigde Staten. Ze bracht deze visie in praktijk met Jan Jambon als minister van Binnenlandse Zaken. Onder Jambon werd er meer geïnvesteerd in speciale eenheden, in dure “Big Brother”-praktijken zoals ANPR-camera’s en in pantserwagens voor de Antwerpse politie. Met bijzondere inlichtingsmethodes zoals telefoontaps, infiltraties en langere voorhechtenis werden onze democratische rechten stap voor stap afgebroken.
In de geest van de gemeenschapsgerichte politie moet het lokale niveau centraal staan en dient de federale politie ter ondersteuning. Onder minister Jambon zagen we het omgekeerde gebeuren. In naam van de strijd tegen terreur en tegen drugshandel werden middelen van het lokale naar het federale niveau gezogen. Sindsdien spreekt men meer en meer van een ‘oorlogen’. Oorlog tegen de drugs, oorlog tegen terreur,… Wijkkantoren worden overal gesloten. In plaats daarvan verschijnen “Robocops”. De nadruk ligt meer geweld en de politie komt zo steeds verder van de bevolking te staan.
Er is voor deze ideologisch geladen visie geen bewijs dat ze werkt, integendeel. Wijkagenten zijn net cruciaal in de aanpak van problemen, ook als het gaat over radicalisering of drugs, omdat zij de buurt en de sociale problemen goed kennen. Het was dankzij klassiek politiespeurwerk dat de aanslag in Verviers verijdeld kon worden. Ook professor Paul Ponsaers is kritisch voor deze ontwikkeling: “vandaag zien we dat de overheid allerhande maatregelen neemt die vooral gericht zijn op de ontwikkeling van het repressieve luik van de terreurbestrijding en dat het preventieve luik ongemoeid wordt gelaten.”
Maar Bart De Wever en Jan Jambon willen vooral dat de politie de gevestigde orde handhaaft met een repressieve aanpak. Meteen na de regeringsvorming in 2014 oppert Jan Jambon bij zijn collega, de minister van defensie, Steven Vandeput (eveneens N-VA), dat het leger ingezet moest worden tegen de vakbondsbetogingen en Hart boven Hard. In 2016 ging Antwerps burgemeester Bart De Wever zelfs zo ver dat hij de politie een vakbondspiket in de haven met geweld liet ontruimen.
Dit law-and-ordermodel gaat samen met een algemene verrechtsing bij de politie, vertrekkende van de top. De racistische en gewelddadige elementen worden meer en meer getolereerd. Professor De Kimpe spreekt van een ‘zwijgcultuur’ die de instellingen in zijn greep houdt. Er is zich een extreemrechtse stroming aan het ontwikkelen en de zwijgcultuur die opgelegd wordt door de top van de hiërarchie zorgt ervoor dat deze stroming zijn gang kan gaan. Dat probleem gaat veel dieper dan een agent die een Hitlergroet maakt.
Er waren niet enkel de zaken Chovanec en Jacob, er vielen nog meer doden. Denk maar aan de jonge Mawda of de dood van Mehdi en Adil in Brussel. Telkens blijven er vragen open over het gebruik van geweld door de politie en de manier waarop er is opgetreden. Onlangs kwam via Apache1 een geheime Facebookgroep aan het licht waarin agenten racistische opmerkingen maken en geweld verheerlijken. De politietop was op de hoogte van deze groep, die diende om informatie door te geven, maar er werd niet opgetreden. Uiteraard maakten niet alle 6700 mensen in deze groep zich schuldig aan racistische commentaren, maar blijkbaar is er wel een cultuur waarin bepaalde oversten dit gedrag tolereren en er niet tegen optreden.
Op 21 maart 2016 werden op de voorpagina van De Standaard racistische en denigrerende berichten gepubliceerd uit een WhatsAppgroep van de Antwerpse politie. Vier jaar later zit het gerechtelijk onderzoek nog altijd vast bij...het parket van Antwerpen. Eerder dit jaar verscheen er ook al een RTBF-reportage die toonde hoe agenten die zelf slachtoffer werden van seksisme en racisme het zwijgen werd opgelegd. Als zij hun beklag deden, werden niet de daders maar zijzelf overgeplaatst naar een andere zone. “De voedingsbron voor racisme of agressief politiegedrag wordt aangewakkerd omdat de korpsleiding er nauwelijks tegen optreedt” legt Sofie De Kimpe uit.
Nood aan nieuwe hervormingen en meer democratische controle
Tegenover dit geweld en racisme, is er dringend een ernstigere democratische controle op de politie nodig. Deze controle moet in de eerste plaats de top van de hiërarchie controleren. Het Europees mensenrechtenhof sprak zich al meermaals uit tegen België omdat onderzoeken tegen de politie niet grondig gevoerd werden. Het huidige Comité P – het orgaan dat de politie controleert– bestaat momenteel voornamelijk uit ex-agenten. Nadat hun onderzoek is afgerond, komt het de politiezone zélf toe om de betrokkenen te sanctioneren. Zo zijn de verantwoordelijke officier en de rechter één en dezelfde persoon. Met deze klachten gebeurt er dan ook vaak niets, daar klaagt ook het Comité P zelf over.
Het lijkt alsof het huidige klachtensysteem niet zozeer dient om de overtreders eruit te filteren, maar net om hen een hand boven het hoofd te houden en om diegenen die zich daartegen verzetten het zwijgen op te leggen. Om de transparantie van de klachtenprocedure echt te garanderen, moet het Comité P onafhankelijker worden. De Verenigde Naties hebben in het verleden België al aangeraden om experts van buitenaf aan het Comité P toe te voegen om zo de onafhankelijkheid te verhogen. Mensenrechtenorganisaties en de Liga van Mensenrechten zouden er hun plaats moeten hebben.
Het plots aangekondigde meldingssysteem voor klokkenluiders binnen de politie kan een stap in de goede richting zijn. Nu komt het er op aan om deze dienst grondig wettelijk te verankeren om zo de onafhankelijkheid te garanderen. Het klein aantal personeelsleden – drie agenten, amper een patrouille – moet versterkt worden en beschermd worden tegen ontslag. Ze moeten uitgebreide bevoegdheden hebben en er moeten externe personen aan meewerken. Ze moeten een meldingsplicht krijgen aan politietop én aan de minister.
Verder moet de gemeenschapsgerichte visie op politiewerk dringend centraal komen te staan. In plaats van steeds meer te investeren in camera’s en speciale eenheden, moet de politie in eerste instantie een volwaardige sociale speler worden, door te overleggen met jeugdwelzijnswerkers, geëngageerde sportclubs, het OCMW en andere sociale initiatieven. Zo kan men preventief werken en bemiddelen nog voor er sprake is van wetsovertredingen. Sancties moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat er niet opnieuw misdrijven worden gepleegd. Dat is de meest effectieve weg.
We hebben dringend een beleid nodig dat zich inschrijft in de geest van de politiehervorming in plaats van fascistische elementen vrij spel te geven. Laten we samen de krachtsverhoudingen opbouwen om deze belangrijke democratische strijd te voeren.