De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt 70
Deze maand vieren we de 70ste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Op 10 december 1948 werd de tekst gestemd door de algemene vergadering van de Verenigde Naties. Hoe kwam de tekst tot stand en wat is er tot op vandaag de betekenis van?
De Universele Verklaring, resultaat van de overwinning op het fascisme
De Universele Verklaring was een reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. De inhoud ervan geeft ons een belangrijke kijk op de lessen die men toen trok uit een totaal ontspoorde maatschappij. Drie jaar na de overwinning op Nazi-Duitsland maakte de wereld komaf met het antisemitisme, met de racistische rassentheorieën van Hitler en met zijn oorlogszucht. De ontzetting over de Holocaust was doorslaggevend in de formulering van de UVRM. Het besef leefde bij alle naties vertegenwoordigd in de Verenigde Naties dat dit nooit meer mocht gebeuren. De artikelen over de gelijkheid van alle mensen, het recht op werk en beroep, het recht op vrije keuze van onderwijs en geloofsvrijheid, ... zijn allen direct terug te voeren op de noodzakelijke bescherming tegen de discriminerende maatregelen die de nazi's namen tegen joden in de jaren '30. De tekst heeft 70 jaar later weinig aan actualiteit ingeboet. Meer nog, hij is actueler dan ooit.
De opstellers noemden de verklaring heel bewust "universeel". De mensenrechten komen toe aan "alle leden van de mensengemeenschap", zo lezen we in de eerste zin van de preambule. Voortaan zal stemrecht niet enkel meer toekomen aan de rijke burger van het mannelijke geslacht maar aan eenieder. Voortaan zal de arbeider zich net zo goed als zijn baas in verenigingen mogen organiseren. En ja, zelfs migranten krijgen rechten. Het maatschappelijk ideaal dat de tekst uitademt was de voorbode van de dekolonisatiebeweging in de decennia na de Tweede Wereldoorlog. In het kielzog van de Verklaring kwam de Dekolonisatie-verklaring van de Algemene Vergadering van de VN in 1960 tot stand net als de Verklaring over de Uitbanning van Rassendiscriminatie van 1963.
In 1948 werd maatschappelijke zekerheid een mensenrecht
In de artikelen 1 tot 21 worden de klassieke burgerlijke en politieke rechten geformuleerd: het verbod op slavernij, het recht op vrijheid van mening en meningsuiting, het recht op een onafhankelijke rechter, het recht op inspraak in het bestuur, op gelijke benoeming in openbare functies ... Al deze rechten werden voordien ook al opgenomen in belangrijke teksten en grondwetten. Maar de UVRM breidt de reikwijdte van de mensenrechten sterk uit. Als gevolg van de opkomst van de arbeidsbeweging en de wervende boodschap van het socialisme worden economische, sociale en culturele rechten opgenomen. Men noemt deze nieuwe rechten de tweede generatie mensenrechten. De tekst zet aan tot het streven naar een samenleving waarin deze rechten maximaal kunnen gerealiseerd worden. Ze geven richting aan het opbouwen van maatschappelijke krachtsverhoudingen om de rechten via strijd af te dwingen.
De UVRM was een toegeving van de bestaande machten aan de volksmassa's die zich organiseerden in het verzet tegen het fascisme en voor wie het socialisme veel aantrekkingskracht had. De tekst was een enorme uitbreiding van de mensenrechten voor heel de wereldbevolking.
Artikel 28 van de Universele Verklaring bevat het recht op een menswaardige samenleving. Het artikel stelt het volgende: "Eenieder heeft recht op het bestaan van een zodanige maatschappelijke en internationale orde, dat de rechten en vrijheden, in deze Verklaring genoemd, daarin ten volle kunnen worden verwezenlijkt". Dat artikel moet samen gelezen worden met de derde paragraaf van de preambule van de UVRM: "Overwegende, dat het van het grootste belang is, dat de rechten van de mens beschermd worden door de suprematie van het recht, opdat de mens niet gedwongen wordt om in laatste instantie zijn toevlucht te nemen tot opstand tegen tirannie en onderdrukking". Dat is een verwijzing naar het aloude gewoonterecht om tegen een onderdrukkend regime of een onrechtvaardige heerser een verzetsbeweging te organiseren. Impliciet erkennen de ondertekenaars dus het recht op opstand wanneer de rechten en vrijheden niet meer ten volle kunnen worden verwezenlijkt. Deze bepalingen geven de Universele Verklaring een revolutionair potentieel.
De mensenrechten onder vuur
Het ideologisch gevecht voor de mensenrechten is verre van gewonnen. Dat toont de actualiteit elke dag aan. In heel de wereld, van Trump in de VS, over Bolsonaro in Brazilië, koning Salman in Saudi Arabië, Salvini in Italië tot Francken bij ons, is er een heropleving van politieke stromingen die het gelijkheidsdenken, de maatschappelijke inhoud en de universaliteit van de UVRM in vraag stellen. Theo Francken gaat in zijn boek "Continent zonder Grenzen" niet toevallig te keer tegen wat hij het “mensenrechtenfundamentalisme” van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens noemt.
De mensenrechten zijn gebaseerd op een fundamenteel gelijkheidsdenken. Dat staat zwaar onder druk, wat heel goed blijkt uit de discussie over de VN-Verklaring voor migratie. Ten gronde zien de tegenstanders van dat Migratiepact migranten niet als gelijkwaardige mensen. In hun discours tegen vluchtelingen en migranten worden mensen ontmenselijkt.
Hoewel de wereld economisch gezien steeds meer een dorp is waarbij de verschillende economieën met elkaar verweven zijn, is het politiek en economisch nationalisme helemaal terug. Het idee van de mensenrechten wordt ingeruild voor een primitief “ieder voor zich. Samen met de ontmenselijking van migranten is dat een gevaarlijke cocktail. Het gevecht voor mensenrechten is dus allerminst gewonnen.
De mensenrechten doen ons nadenken over een andere maatschappij
De Universele Verklaring is een mooie tekst. Maar het is niet omdat al die rechten 70 jaar geleden neergeschreven zijn in een officiële verklaring dat ze vandaag realiteit geworden zijn. Integendeel. Het contrast tussen mensenrechten en realiteit neemt vandaag extreme vormen aan, wat het best tot uiting komt in de extreme ongelijkheid en de klimaatcrisis. Uit een rapport van Oxfam-Solidariteit blijkt dat de 85 rijkste mensen in de wereld evenveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking. Eén procent van de wereldbevolking bezit evenveel als de 99% anderen. De klimaatcrisis duwt het voortbestaan van de planeet richting afgrond. De komende decennia zullen vooral de werkende klasse en de arme landen hier het slachtoffer van zijn.
Eigenlijk is de UVRM een oproep om op zoek te gaan naar een maatschappij waarin de mensenrechten wel kunnen gerealiseerd worden. De sociale, ecologische en economische crisis toont de noodzaak aan om uit de ratrace van het kapitalisme te stappen. De planeet schreeuwt om een economie zonder ingebouwde drijfveer van meer winst, meer productie, meer wegwerpspullen. De crisis duwt ons met de neus op het feit dat een wereld niet kan draaien op het dogma van het ongebreidelde heilige eigendomsrecht.
De vele technische ontwikkelingen van vandaag maken het mogelijk de mensenrechten effectief te realiseren. Maar de groeiende kloof tussen de sociale werkelijkheid en de mensenrechten op papier maakt duidelijk dat de maatschappij daarvoor fundamenteel moet veranderen. Het wereldkapitalisme schept elke dag grotere polarisaties tussen rijk en arm, mens en natuur. Het is per definitie niet in staat de basiswaarde van de rechtvaardigheid te realiseren. Voor een verwezenlijking van de idealen van 1948 moeten we het aandurven de maatschappij fundamenteel in vraag te stellen. Ook dat is de verdienste van de tekst van zeventig jaar geleden.