De sociale zekerheid: 80 jaar solidariteit, dat verdient beschermd te worden
De oprichting van de sociale zekerheid in België is het resultaat van een lange sociale strijd. Op 28 december 1944 werd de Besluitwet ‘Sociaal Pact’ ingevoerd, die de basis legde voor onze sociale zekerheid. Vandaag, tachtig jaar later, is deze belangrijke sociale overwinning nog steeds een bastion dat moet verdedigd worden.
Hoewel de sociale zekerheid officieel werd gecreëerd in 1944, dateren een aantal elementen van dit systeem al van het einde van de 19de eeuw. De ontwikkeling van het kapitalisme had de oude vormen van solidariteit vernietigd, waardoor arbeiders kwetsbaar werden in gevall van ziekte, ouderdom of werkloosheid. Om deze onzekerheid het hoofd te bieden, richtte de werkende klasse onderlinge bijstandsmechanismen en hulpkassen op.
Met deze kassen hadden ze de middelen in handen om de strijd aan te gaan met uitbuiting. In 1886, na de grootste stakingen die ons land tot dan toe gekend had, maakte de staat overheidsgeld over aan de onderlinge bijstand. Werkloosheidskassen waren een groot succes, tegen 1933 waren er al bijna een miljoen werknemers bij aangesloten.
In de jaren 1920 werd ook de kinderbijslag ontwikkeld, gefinancierd door bijdragen van de werkgevers. Na de Eerste Wereldoorlog, toen de arbeiders meer eisen begonnen stellen en het communisme in heel Europa in opmars was, gebruikten de werkgevers de kinderbijslag om het inkomen van de arbeiders te verhogen zonder de lonen voor iedereen te verhogen. Deze kinderbijslag werd verplicht in de jaren 1930.
Net als elders in Europa (Front Populaire in Frankrijk en in Spanje ...) begonnen de Belgische arbeiders in 1936 actie te voeren.
De gebeurtenis die de lont aan het kruitvat stak, was de moord op Pot en Grijp, twee Antwerpse arbeiders. De dokwerkers in de haven van Antwerpen legden als eersten het werk neer op 2 juni 1936, gevolgd door de mijnwerkers van Luik op 9 juni. Op 14 juni waren alle sectoren, inclusief de openbare diensten, in staking. Op 15 juni telde België 150.000 stakers, en op 18 juni een half miljoen, zowel in het noorden als in het zuiden van het land. Het was een strijd op nationale schaal. Op een affiche werd het zo verwoord: “Uw voornaam is Waal of Vlaming. Uw achternaam is arbeider.”
De staking legde de basis voor de sociale zekerheid: er kwam een minimumloon, zes dagen betaalde vakantie per jaar, ziekteverzekering, maar ook 7% loonsverhoging, verhoging van het kindergeld en een eerste stap richting de 40-urige werkweek.
Belangrijk keerpunt in Belgische sociale geschiedenis
Onder de nazi-bezetting werden deze sociale verworvenheden afgeschaft, maar na de bevrijding werden ze hersteld. De Belgische regering keerde in 1944 terug uit haar ballingschap in Londen, maar was heel onpopulair. Spanningen tussen de regering en de verzetsstrijders – waaronder de Kommunistische Partij van België (KPB) – leidden tot een opstandige sfeer. Het Sociaal Pact werd onderhandeld tijdens de oorlog, maar pas daarna ingevoerd, dankzij de druk van de bevolking. Dit Pact, ondertekend op 28 december 1944, richtte de sociale zekerheid op.
Het Sociaal Pact is dus een belangrijk keerpunt in de sociale geschiedenis van België. Deze overwinning werd binnengesleept tegen een achtergrond van sociale spanningen en angst van de elite voor de populariteit van de linkse krachten. Het Pact voorzag in een verplichte ziekte- en werkloosheidsverzekering, gefinancierd door werkgevers en werknemers en beheerd door de vakbonden en de ziekenfondsen. De vakbonden speelden zo dus een centrale rol in de invoering van de sociale zekerheid, wat hun positie versterkte. De verworvenheden van 1936 werden heringevoerd, net als de 40-urige werkweek in de zware industrie.
De rol van de communisten
Om het hele plaatje te begrijpen, moet we ook de cruciale rol besrpeken van de georganiseerde arbeidersbeweging – waaronder de KPB – die druk uitoefende op de regering om sociale hervormingen door te voeren. Daarnaast speelden de opstandige sfeer en de opkomst van massabewegingen in heel Europa een rol in de radicaliteit van de eisen van de werkende klasse. In België dreef de angst voor een massale volksbeweging die het systeem zelf in vraag zou stellen, het establishment ertoe om het Sociaal Pact en de oprichting van de sociale zekerheid te aanvaarden. “Wat ook een rol speelt is de sterkere machtspositie na de bevrijding van de arbeidersbeweging links van de sociaal-democratie, met name de Communistische Partij”, stelt Guy Vanthemsche, een historicus gespecialiseerd in dit onderwerp.
Dat is niet allen in België zo. Bij onze zuiderburen richt de communistische minister en vakbondsman Ambroise Croizat het algemene socialezekerheidsstelsel op in Frankrijk. Ook daar is de overwinning voor de werkende klasse te verklaren door de rol van vakbonden zoals de CGT en partijen zoals de Franse Communistische Partij. Ook elders in Europa boezemde de groeiende kracht van de georganiseerde arbeidersbewegingen en het prestige van de Sovjet-Unie – door haar overwinning op de nazi's en pionierswerk op het vlak van sociale vooruitgang – de burgerij voldoende angst in om toegevingen te doen.
Robert Vandeputte, voormalig minister voor de CVP (de huidige CD&V) en gouverneur van de Nationale Bank, zei hierover in een artikel in Trends van 14 oktober 1993: “In 1944 hadden de bazen angst voor de revolutionaire stromingen. Het communisme genoot toen tenslotte een fantastisch prestige. De bazen vreesden, niet ten onrechte, voor onteigening en nationalisatie.”
Een bastion dat nog altijd verdedigd moet worden
Het socialezekerheidsstelsel van 1944 is niet uit het niets ontstaan. Het was het resultaat van een lange sociale strijd en van de eisen van de georganiseerde arbeidersbeweging. Dankzij het Sociaal Pact werden de bestaande vormen van solidariteit geïntegreerd en veralgemeend.
De communisten speelden door hun strijd niet alleen een belangrijke rol in de totstandkoming van de sociale zekerheid, het systeem is ook rechtstreeks geïnspireerd door marxistische principes: iedereen draagt bij naar eigen vermogen (sociale bijdragen worden berekend op basis van het loon) en iedereen ontvangt deels op basis van het inkomen en deels naargelang de noden.
De sociale zekerheid wordt zo gefinancierd dankzij ons uitgesteld loon: een deel van ons loon – de sociale bijdragen – dat in een gemeenschappelijke kas wordt gestort. En het is deze kas die de periodes dekt wanneer we ziek worden, met pensioen gaan, kinderen krijgen of werkloos worden. Deze logica is de directe erfenis van de solidariteitskassen van de werkende klasse uit de 19de eeuw.
Hoewel de sociale zekerheid de afgelopen 80 jaar door veranderingen en crisissen is gegaan, houden de basisprincipes nog altijd stand. Tot grote ergernis van de rechtse krachten – en van een deel van links in de regering – die deze overwinning van de werkende bevolking voortdurend probeert terug te draaien. Kijk maar naar de plannen van Arizona, die onderhandelt over een verlaging van de financiering van de sociale zekerheid, onder meer door de afschaffing van de "bijzondere bijdrage sociale zekerheid" (een deel van het ingehouden loon) die meer dan 1 miljard euro zou kosten …
“De sociale zekerheid is een van de mooiste verworvenheden van de werkende klasse”, legt PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw uit. "Ze is de vrucht van de collectieve kracht van de werkende klasse. Een krachtige uiting van haar solidariteit, daar waar het patronaat en rechts alleen maar willen verdelen.”
Op deze 80ste verjaardag van de sociale zekerheid, is de strijd om “het bezit van zij die er geen hebben” te beschermen, actueler dan ooit. Want, zoals Ambroise Croizat het uitdrukte: “Spreek niet van sociale verworvenheden, maar van sociale overwinningen, want het patronaat ontwapent nooit.”