De PVDA, een partij gefinancierd door haar leden
De financiële verslagen van de politieke partijen 2016 werden in de loop van de zomer van 2017 openbaar gemaakt. Ze bevestigen het beeld van politieke partijen als junks die verslaafd zijn aan overheidssubsidies en voor wie lidgelden nog nauwelijks een rol spelen. Met één opvallende uitzondering: de PVDA.
De traditionele partijen zwemmen in het geld. Volgens berekeningen van politicologen Jef Smulders en Bart Maddens (KU Leuven) krijgen de partijen sinds de verkiezingen van 2014 samen elk jaar 69 miljoen euro overheidsgeld, naargelang het aantal stemmen dat ze haalden. Dat is een bom geld. Veel meer dan ze kunnen uitgeven.
De traditionele partijen krijgen elk jaar 69 miljoen euro van de overheid
Een deel van dat geld potten ze gewoon op. In 2013 was het totale vermogen van de partijen opgelopen tot 127 miljoen euro, 83% meer dan in 1999. Tegen 2018 zou het gezamenlijk vermogen van de partijen aangroeien tot 188 miljoen euro, een toename met ongeveer 15 miljoen euro per jaar. Het lijken wel beleggersclubs.
De N-VA spant de kroon. De partij kon vorig jaar maar liefst 5 miljoen euro overheidssubsidie opzij zetten en bij haar reserves voegen. Haar vermogen verdubbelde in enkele jaren tijd: van 18,4 miljoen euro in 2013 naar een geschatte 43,29 miljoen euro in 2018. Weinig beleggersclubs kunnen dergelijke resultaten voorleggen.
Bij de PVDA draagt iedereen bij
Het financieel verslag van de PVDA vertelt een ander verhaal. In 2016 was de partij slechts voor 24,5% afhankelijk van overheidssubsidies. Twee derde van alle inkomsten, zo’n 1,6 miljoen euro, kwam van de leden en mandatarissen. Hoe speelde de partij dat klaar?
In de eerste plaats doordat iedereen bijdraagt. De tienduizend leden betalen minstens 20 euro per jaar, ongeacht hun inkomen. In 2016 zorgde dat al voor een inkomst van 200.000 euro. Groepsleden, zij die echt actief deelnemen aan een basisgroep van de PVDA, betalen meer: 5 euro per maand of 60 euro per jaar.
Voor mandatarissen geldt dat ze blijven leven op het niveau dat ze hadden, voor ze verkozen waren. Daarom dragen gemeenteraadsleden bijvoorbeeld hun zitpenningen af aan de partij. Parlementsleden dragen een groot deel van hun wedde af.
Hogere verantwoordelijkheid, strengere regels
Alleen voor wie verantwoordelijkheid wil dragen in de partij ligt de lat hoger. Hoe hoger de verantwoordelijkheid in de partij, hoe strenger de regels. Men komt niet bij de PVDA om carrière te maken. In de krant De Standaard had men het over “een firewall tegen arrivisten”. Dat is net het tegenovergestelde als bij andere partijen waar je je zakken kunt vullen als je er carrière maakt.
Hoe zorgt de PVDA ervoor dat de grootste bijdragen komen van de leden met een hoger inkomen? Daarvoor werkt de partij we met een zogenaamd referentiebudget. Dat is een bedrag dat kaderleden en militanten die verantwoordelijkheid dragen, zelf berekenen naar gelang hun specifieke gezinssituatie. Het is een richtbedrag want er wordt rekening gehouden met ieders specifieke noden.
Hoe hoger de verantwoordelijkheid in de partij, hoe strenger de regels. Men komt niet bij de PVDA om carrière te maken
Hoe hoog is zo’n referentiebudget? Een alleenstaande zonder kinderen start vanaf 1.755 euro, wat al dicht in de buurt komt van het mediaan voltijds loon. Met kinderen gaat het referentiebudget natuurlijk de hoogte in. Het referentiebudget is geen maximum. Integendeel, het is een minimumdrempel. Iedereen die een inkomen heeft dat lager is, betaalt gewoon 5 euro lidgeld per maand.
Volgens dit systeem vergelijkt ieder die verantwoordelijkheid draagt zijn of haar gezinsbudget met een referentiebudget en beslist dan om (een deel van) het verschil als lidgeld te betalen. Dat is een individuele en vrijwillige keuze.
In werkelijkheid heeft bijna de helft van de PVDA-verantwoordelijken een inkomen dat kleiner is dan of gelijk aan het referentiebudget. Zij kunnen het zich niet veroorloven om een grotere bijdrage te betalen. Ook de leden van de PVDA worden immers getroffen door de regeringsmaatregelen die de inkomens van de werknemers onder druk zetten. Zij betalen dan ook gewoon 5 euro per maand en dat maakt hen niet meer of minder kaderlid of militant dan hun kameraden.
Het verschil met de traditionele partijen is alweer stuitend. Bij hen betaalt een werkloze evenveel lidgeld als een volksvertegenwoordiger. Bij de PVDA kan de ene maandelijks 5 euro betalen en de andere een paar duizend euro. Maar dat zegt niets over hoeveel ze te zeggen hebben in de partij.
De leden centraal
De PVDA wil het principe van een modaal werknemersinkomen voor verantwoordelijken bewust aanhouden
Het gevolg van dit systeem is dubbel. Op het niveau van de militanten en kaderleden zorgt het ervoor dat iedereen met de voeten op de grond blijft en een inkomen houdt dat in de buurt blijft van het inkomen van de meerderheid van de bevolking. Want wie niet leeft zoals hij denkt, zal snel denken zoals hij leeft. (En voor ministers betekent dat dan denken met 11.000 euro netto per maand, voor parlementsleden 6.000 euro per maand met nog een zitpenning hier, nog een raad van bestuur daar en een dikke afscheidspremie erbovenop.)
De PVDA wil het principe van een modaal werknemersinkomen voor verantwoordelijken bewust aanhouden. En ook alle toekomstige verkozenen van de PVDA zullen geen enkel financieel voordeel hebben bij hun mandaat. Ze zullen blijven leven met het loon dat ze vandaag verdienen.
De partij is trots op dat financieringssysteem, dat garant staat voor haar onafhankelijkheid. Dankzij die lidgelden en afdrachten kon de PVDA in 2016 bijna 70% van haar begroting zelf financieren. Dat is belangrijk omdat de PVDA wil groeien zonder volledig afhankelijk te zijn van de overheidsdotaties. Dat is het principe van de partij en dat wil de partij ook zo houden. De PVDA is een actieve ledenpartij en het is tegenover haar leden dat ze verantwoording aflegt aangezien ze centraal staan in de werking.