De Lijn: Vlaamse Regering schakelt versnelling hoger met verrottingsstrategie
Wie de voorbije jaren bus of tram in Vlaanderen heeft genomen, heeft het geweten: de dienstverlening van De Lijn is er – om het zacht uit te drukken – niet bepaald op vooruit gegaan. Door het beleid van voormalig mobiliteitsminister Ben Weyts (N-VA) is het aantal klachten over de openbaar vervoersmaatschappij tot een historisch hoogtepunt gestegen. Wie dacht dat dit de nieuwe regering zou aansporen om voluit te kiezen voor een beter en goedkoper openbaar vervoer, heeft het echter mis. Zijn opvolgster Lydia Peeters (Open Vld) schakelt nog een versnelling hoger met de verrottingsstrategie van Weyts.
Laurens Van Praet en Koen Dereymaeker
De Lijn op droog zaad
Het optrekken van de kostendekkingsgraad van De Lijn – zeg maar het verkleinen van het budget – was Weyts’ rode draad doorheen zijn ministersschap. De effecten zijn duidelijk: De Lijn kampt met een acuut personeelstekort en moet het door het uitblijven van investeringsbudgetten stellen met aftands materiaal. De gevolgen? Vorig jaar zijn er meer dan 200.000 ritten van bussen of trams geschrapt en bleef de reiziger telkens in de kou staan. Kwam de bus of tram toch opdagen? Dan was dat vaak te laat. Het aantal klachten bij De Lijn steeg zo in één jaar met 25 procent tot bijna 53.000.
Een weldenkend mens zou het dan logisch vinden om de budgetten te verhogen, om er op z’n minst voor te zorgen dat trams die moeten rijden, dat ook effectief doen. Maar hiervan is geen sprake in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord, integendeel:
“Sowieso blijft De Lijn verder een hogere kostendekkingsgraad realiseren en blijft kostenefficiëntie een permanente drijfveer.”
De belangen van de reizigers of het personeel worden volledig ondergesneeuwd door de fixatie op het verder verminderen van het werkingsbudget van De Lijn. Het personeel wordt zo gereduceerd tot kostenpost waarop bespaard moet worden, en de reizigers tot een melkkoe die uitgemolken moet worden.
Ook voor De Lijn zelf moet het nieuwe regeerakkoord een zware opdoffer geweest zijn. Voor de verkiezingen maakte De Lijn een memorandum op met een reeks eisen aan de Vlaamse Regering voor een betere dienstverlening. Die moeite had ze zich beter bespaard: geen enkele belangrijke vraag werd ingewilligd. Ook in grote infrastructuurprojecten, waarvan de voorbereidende studies vaak al bezig waren, wordt blijkbaar gesnoeid: waar het oude regeerakkoord nog tal van tramverlengingen minutieus had uitgetekend, blijkt het lijstje vandaag aanzienlijk korter.
Valse beloftes voor het klimaat
Op deze manier wordt ook het enorme belang van een goed en betaalbaar openbaar vervoer voor de klimaattransitie volledig genegeerd. De regering kan dan wel spreken van de “vergroening van het rollend materieel”, ze wil pas tegen 2035 emissievrij rijden in heel Vlaanderen. Dat is niet enkel veel te laat, maar ook veel te vaag: nergens maakt ze deze doelstellingen hard met concrete engagementen of budgetten. Daarenboven kan het openbaar in Vlaanderen ook enkel z’n steentje bijdragen aan de klimaattransitie als het aanbod effectief uitgebreid wordt: een bus die niet komt opdagen stoot dan wel geen CO2 uit, ze haalt ook geen passagiers uit de auto. En het was nochtans Ben Weyts die de mensen wou ‘verleiden’ het openbaar vervoer te verkiezen boven de wagen. Dat verleiden is meer wegjagen geworden: het aantal mensen dat voor bus of tram kiest daalt al jaren. Niemand is bereid meer te betalen voor minder. Dat was vorig jaar niet het geval, en dat zal het volgend jaar ook niet zijn.
Bus en tram vogel voor de kat
Het mag dan ook duidelijk zijn: door het beleid van de vorige Vlaamse Regering zit De Lijn in een neerwaartse spiraal. Minder ritten betekent minder reizigers en minder inkomsten, wat op zijn beurt weer nieuwe besparingen met zich meebrengt en zo komen we in een vicieuze cirkel terecht.
Maar dat wisten de politici aan de onderhandelingstafel natuurlijk ook. Hun oplossing? Stappen zetten richting privatisering van het openbaar vervoer. Ze hebben het over het afstoten van taken die niet tot de “operationele dienstverlening” – wat dat dan ook mag zijn – behoren, en het verkopen van eigendommen. Alsof dat niet genoeg is, wil de regering ook een proefproject opstarten waarbij ze al het openbaar vervoer in een bepaalde vervoersregio uitbesteedt aan de privé. Dat komt natuurlijk bovenop de bijna 28 miljoen euro die de vervoersregio’s – waarin Vlaanderen is opgedeeld – nu al kunnen besteden aan private uitbaters van vervoersmiddelen.
Door de verrottingsstrategie is De Lijn een vogel voor de kat geworden: de dienstverlening is ondermaats en het uitbesteden aan de privé wordt gepresenteerd als het enige alternatief. There is no alternative! Maar het uitbesteden aan de privé betekent het introduceren van het winstmotief in het openbaar vervoer. En deze winst moet ergens vandaan komen. Enerzijds zal voor het personeel de werkdruk en de flexibiliteit verder stijgen. Tegelijkertijd wordt het stakingsrecht verder uitgehold: de regering wil “verdere stappen zetten m.b.t. het aanbieden van gegarandeerde dienstverlening”, om te verhinderen dat het personeel en hun vakbonden zich kunnen verzetten. Anderzijds is de reiziger de dupe door de verslechterde dienstverlening en duurdere tickets.
PVDA kiest voor goed en betaalbaar openbaar vervoer
De PVDA kiest voor een openbaar vervoer dat ook echt openbaar is en waar wordt geïnvesteerd. Alleen een kwaliteitsvol en goedkoop publiek transport kan de ruggengraat van een duurzame mobiliteit vormen. Een fijnmazig bus- en tramnetwerk is essentieel voor schonere lucht en biedt een antwoord op de verstikkende files en sluit de sociaal zwakkeren niet uit. Mobiliteit is een basisrecht: iedereen heeft recht op een reëel aanbod in zijn buurt. Mensen dreigen aan de zijlijn te blijven staan en in vervoersarmoede te worden geduwd.