Charles Van Besien, ter nagedachtenis van een opstandeling
Een paar dagen voor zijn honderdste verjaardag is oud-verzetsstrijder en PVDA-militant Charles Van Besien overleden. Hij nam deel aan de bevrijding van Brussel in september 1944 en zal zowat een eeuw gestreden hebben.
“Je kunt je ook hier blijven verzetten tegen de ontelbare onrechtvaardigheden waarmee deze wereld is geplaveid. Je kan blijven strijden, zoals je je hele leven hebt gedaan, tegen het kapitalisme dat je verafschuwde.”
Deze woorden sprak André Petithan, een vriend van Charles Van Besien, tijdens diens begrafenis. “Ik ken Charles al meer dan 20 jaar. Ik leerde hem kennen in de partij. Hij werd een zeer dichte vriend”, vertelt André Petithan ons later.
Strijd door de pen
We keren 100 jaar terug in de tijd.
Charles Van Besien wordt geboren in een arme familie in Schaarbeek in juni 1919. Zijn vader werkte in een pianofabriek en vestigde zich later als meubelmaker. Zijn moeder was “femme de journée” zoals ze dat toen noemden, “huishoudhulp” zouden we vandaag zeggen …
Hij had weinig mooie herinneringen aan zijn kindertijd. “Brieven schrijven was zijn passie”, zegt André Petithan. “Net voor de oorlog, vroeg hij zijn aanwerving uit te stellen om een cursus marxistische filosofie te kunnen volgen. Al heel jong had hij dus de wil om zich te vormen, en dat zou altijd zo blijven. Hij las enorm veel en volgde de actualiteit op de voet. Hij reageerde erop door brieven te schrijven naar kranten en politici. Brieven schrijven was zijn grote passie. Ik drukte ze op zo’n 30 exemplaren en hij verstuurde ze. Sommige politici antwoordden hem en er was soms zo’n grote kloof tussen wat ze hem vertelden en hun publieke verklaringen dat hij erom moest lachen. Hij verkneukelde zich erin de tegenstellingen en de incoherentie aan te tonen van sommige van onze leiders die ‘zwart’ zeggen op tv en ‘wit’ privé ...”
Patisserie en economische crisis
Als hij 15 jaar is, besluit Charles patissier te worden. “Ik koos dit beroep omdat wij nooit taarten aten. We hadden geen geld ...”, vertrouwde hij ons toe enkele maanden voor zijn dood. Hij kreeg 100 Belgische frank per maand uitbetaald (die hij integraal aan zijn moeder moest geven), voor 12 uur werken per dag, zondag inbegrepen. Charles besefte dat hij uitgebuit werd. Zijn vader ook. Hij haalde Charles weg bij de patisserie om bij hem te werken, in het atelier. Dat was eind jaren 1930.
Charles herinnerde zich die periode nog zeer goed: “De economische crisis van 1929 was vreselijk. Iedereen heeft er de gevolgen van gedragen. Ook mijn vader, als zelfstandige. Hij kon mij geen werk meer geven. Ik kreeg geen werkloosheidsuitkering want de sociale zekerheid was toen niet zoals nu: aangezien mijn vader zelfstandige was, had ik nergens recht op. Ik zocht natuurlijk werk. Maar het was zeer moeilijk. Er was geen werk te vinden. Ik herinner mij nog dat het werkloosheidsbureau in de Kogelstraat stampvol zat. Iedereen zat in de miserie. De hele arbeidersklasse, bedoel ik ...”
De gevangenis of de fabriek
In die periode sloot Charles zich aan bij de Kommunistische Partij van België. “Voor ons was er geen enkel verschil tussen Vlaamse, Waalse of Brusselse arbeiders. De eenheid was zeer groot. Bij de communistische partij vormde ik me in het marxisme.”
Kort daarna breekt de oorlog uit. Charles werd opgepakt om verplicht in Duitsland te gaan werken. “De Duitsers verplichtten de jongeren bij hen te gaan werken omdat minder en minder werkkrachten hadden met de verhevigde gevechten aan het oostfront, tegen het Russische leger. Ik kwam terecht in een grote schrijnwerkerij in Berlijn. Ik kreeg 1 mark loon, wat zelfs meer was dan de Duitse arbeiders.”
Aan zijn verplichte werkdienst kwam een abrupt einde. “Ik had besloten een vriendin te gaan bezoeken die in de buurt van Keulen woonde en die me haar adres had gegeven. Ik had twee of drie dagen verlof gekregen en ik had de trein genomen. Maar Keulen ligt op de as Berlijn-Brussel en ze dachten dat ik naar België wou terugkeren! Ik werd in de gevangenis geworpen. Daar leerde ik een nieuw woord kennen: terrorist. Daarvan werden twee priesters beschuldigd door een nazibewaker. Ik werd ondervraagd door de Gestapo en ik moest kiezen tussen terugkeren naar het werk of naar een concentratiekamp gaan. Die keuze was natuurlijk snel gemaakt en ik keerde terug naar de fabriek. Maar daar werd ik ernstig ziek. Ik werd naar het ziekenhuis gestuurd en daar gaven de dokters me papieren om terug te keren naar België. Maar in Brussel was het leven zeer moeilijk. Ik werd dan naar Herstal gestuurd om munitie te maken. Dat was begin 1944. Ik heb me dan al zeer snel aangesloten bij het verzet.”
Door het contact met andere arbeiders en door zijn marxistische vorming maakte hij die keuze. Hij bracht boodschappen over, deed onderzoek naar collaborateurs … en moest uiteindelijk onderduiken in de clandestiniteit. Tot 3 september, als Brussel zijn laatste dagen onder Duitse bezetting beleeft.
“We hadden toegang tot een wapendepot en we hebben ons natuurlijk bediend. We zijn dan op straat gekomen en ik herinner mij nog die grote laan helemaal leeg. Alleen wij waren er. De mensen zaten thuis. Er waren geen Duitsers meer te zien. Toch waren ze er nog. Sommigen hadden ons gezien, maar ze deden niets – dat beseften we pas later. Dan zijn we een restaurant binnen gegaan en men gaf ons te eten. Op een bepaald moment schoten de Duitsers door de ramen van dat restaurant en we verborgen ons. Gelukkig was er niemand gedood. De Engelsen kwamen aan op het einde van de dag.”
“Gelukkig staan de Russen aan onze kant”
Brussel was bevrijd, maar de oorlog was nog niet gedaan. “Ik ben tot het Nieuwe Belgische leger in wording toegetreden om de nazi’s verder te bestrijden. We werden naar Vlaanderen gestuurd, naar een school. Het was winter en koud. We hadden zelfs geen kachel om ons te verwarmen. Al het hout van de school hebben we gebruikt: deuren, vensters ... ’s Morgens kregen we haverpap. En dan schaap. Het was echt heel goed. Maar alle dagen, je wordt dat beu ...”
Eens de oorlog gedaan werkte Charles als meubelmaker. Hij zou dit beroep zijn hele loopbaan uitoefenen. En hij bleef militeren voor de KP. Na de oorlog was de reputatie van de partij immens. “De mensen hadden gezien welke rol de partij in het verzet had gespeeld. En ook wat de Sovjet-Unie allemaal had gedaan. Tijdens de oorlog zei iedereen: ‘Gelukkig dat de Russen aan onze kant staan’. Communist of niet, iedereen zei dat, zelfs de pastoor! De sympathie was enorm. In die periode werden heel wat van onze sociale verworvenheden uit de brand gesleept. Nu, ja, ‘verworvenheden’ … Momenteel, heb ik de indruk dat we achteruit gaan. Sommige verworvenheden waarvan we dachten dat ze definitief waren, worden ter discussie gesteld.”
Later ontdekte Charles de PVDA. Hij werd ook lid. “Misschien na het lezen van artikels in Solidair? Eerlijk gezegd weet ik niet meer hoe dat is gebeurd. Behalve dat het voor mij vanzelfsprekend was ...”
Strijd voor de herinnering
Gedurende bijna een eeuw verzette Charles Van Besien zich tegen het systeem. En tegen het herschrijven van de geschiedenis.
“Je had hem moeten horen tijdens de herdenkingen van de landing in Normandië”, vertelt André Petithan. “Hij maakte zich boos als de media het enkel hadden over de rol van de Amerikanen. Het zat hem dwars dat er niet meer over de Russen werd gesproken ...”
De strijd tegen het fascisme is veranderd in een strijd voor de herinnering. “Als Charles zeer actief was in de bewegingen van oud-strijders, dan was dat niet uit loyaliteit tegenover het koningshuis of de Belgische vlag. Wat Charles en anderen interesseerden is de herinnering levendig houden van de strijd tegen het nazisme.” De redactie van Solidair zal de brieven van Charles missen … De politici missen ze wellicht minder.