174 slachtoffers van mensenhandel op werf in Antwerpse haven, en de teller loopt
Chemiereus Borealis, een multinational die in 2021 1,4 miljard winst boekte, bouwt een nieuwe plasticfabriek in Kallo, in de Antwerpse haven. Eind juli worden dan op de werf bij Borealis 55 mogelijke slachtoffers van mensenhandel ontdekt, een aantal dat al snel oploopt tot 174. Schaamteloze uitbuiting is hun deel. Moderne slaven in welvarend Europa.
De nieuwe fabriek, waarvoor Borealis op een Vlaamse subsidie van zes miljoen euro kan rekenen, bouwt de multinational niet eigenhandig natuurlijk, het gaat daarvoor op zoek naar aannemers. Die vindt het onder meer in de Frans-Italiaanse joint-venture Irem-Ponticelli. Het Italiaanse Irem heeft duizenden mensen in dienst over heel Europa, in Saudi Arabië, Noord-Afrika, Centraal- en Zuid-Amerika. Het Franse Ponticelli Frères heeft wereldwijd zo’n vijfduizend mensen in dienst en noteerde in 2021 een omzet van 785 miljoen euro. Het is de Vlaamse consul van de Filipijnen in Antwerpen die, nadat hij contact heeft gehad met enkele slachtoffers, de zaak aankaart bij burgemeester De Wever en bij Payoke, het centrum dat slachtoffers van mensenhandel opvangt en begeleidt. Het gaat om mensen uit Bangladesh, Filipijnen, Oekraïne en Turkije. Arbeiders die zes dagen op zeven moeten werken voor een loon van 500 à 650 euro en bovendien in erbarmelijke omstandigheden gehuisvest worden. Een aantal van hen heeft een verlopen werkvergunning op zak.
Het zijn mensen die in hun thuisland door internationale bureaus gerekruteerd worden met de belofte dat ze in Europa veel geld kunnen verdienen, waarmee ze hun familie thuis een beter leven kunnen geven. Ze betalen vaak een klein fortuin voor de overtocht en komen terecht in een schimmig circuit dat hen van land naar land voert en alles behalve de verhoopte inkomsten oplevert.
"Drie weken na het uitbarsten van het schandaal, blijken 17 slachtoffers "vergeten" en zitten ze zonder enige steun”, zegt Peter Mertens, PVDA-gemeenteraadslid in Antwerpen. “Het tart alle verbeelding dat de werkmannen die als lassers en pijpfitters in de Haven werkten en slachtoffer werden van mensenhandel, nog steeds niet op steun van de overheid kunnen rekenen. Sommigen onder hen hebben al weken geen enkel inkomen meer om van te leven. Ze staan nog steeds onder grote druk van de uitbuiters, die hen regelmatig komen afdreigen. Sinds vorige week hangt er hen bovendien een uithuiszettingsbevel boven het hoofd van burgemeester De Wever. Deze arbeiders bouwen onze fabrieken, scholen, ziekenhuizen. Ze hebben recht op gelijk loon voor gelijk werk. En vandaag, eerst en vooral, op een veilige haven.”
Onder de radar
De getuigenissen die in de pers komen, zijn hallucinant. Zo laat GVA op 29 juli een van de Bengaalse slachtoffers aan het woord. “We werden in Bangladesh geronseld door een agentschap met kantoren in Portugal en België. Ze beloofden ons een loon van 2.500 euro per maand. Daarvoor zouden we wel maandelijks 190 uur moeten werken. Om naar België te kunnen reizen, moesten we eerst naar India om op de ambassade van Hongarije een visum aan te vragen. Voor het vliegticket naar India betaalden we het agentschap 1.000 euro per persoon. Dat is bijzonder veel geld in Bangladesh, maar we hoopten op een mooi loon waarmee we alle kosten snel zouden kunnen terugbetalen.” Toen het Hongaarse visum in orde was, gingen de arbeiders terug naar Bangladesh, waar ze aan het agentschap tussen 7000 en 8500 euro betaalden voor een ticket naar Hongarije.
Daar moesten ze drie maanden overleven voorleer ze naar België werden gevlogen om aan de slag te gaan op de werf van Borealis. Ze kregen een uurloon van 6,5 euro.
Later kregen de arbeiders te horen dat ze naar Griekenland moesten. Daar zouden ze zes dagen per week en tien uur per dag moeten werken. Als ze dat niet aanvaardden, zouden ze ontslagen worden. Hun loon in België was nog niet betaald, dat zouden ze pas in Griekenland krijgen.
In juli beslissen de arbeiders naar de politie te stappen.
“Wij worden hier elke dag mee geconfronteerd”, zegt Klaus Vanhoutte, directeur van Payoke, op 26 juli aan Radio 1. “Wij roepen al jaren dat ook economische uitbuiting heel erg aanwezig is in ons land.” Het grote aantal slachtoffers bij Borealis is ook voor Payoke ongezien en stelt de organisatie voor grote problemen. Er is te weinig opvang. Payoke en haar Brusselse en Waalse zusterorganisaties beschikken over slechts zeventig opvangplaatsen. Vanhoutte wijst er bovendien op dat we slechts een klein percentage van het probleem zien. Heel veel slachtoffers blijven onder de radar. Dat hoeft niet te verbazen, als je weet dat er maar 39 inspecteurs zijn die met mensenhandel bezig zijn. Over de hele lijn wordt er te weinig geïnvesteerd in een effectieve aanpak van economische uitbuiting.
Horen, zien en zwijgen
Sociale dumping is symptomatisch voor een economisch systeem waarin werkgevers voortdurend op zoek gaan naar goedkopere arbeidskrachten. Vooral de transport- en bouwsector halen in dit verband het nieuws, maar de kwaal tast ook andere sectoren aan. Denk maar aan PostNL, dat recent ook in opspraak kwam wegens mensenhandel en sociale dumping.
Sociale dumping wordt sterk in de hand gewerkt door het systeem van onderaanneming. Grote aannemers besteden opdrachten geheel of gedeeltelijk uit aan kleinere aannemers. Die onderaannemers staan in concurrentie met elkaar en moeten proberen aan een zo scherp mogelijke prijs te werken. Op hun beurt besteden zij ook nog eens deelopdrachten uit aan weer andere onderaannemers. Zo ontstaat een onontwarbaar kluwen van onderaannemingen. Omwille van de concurrentie en de winsthonger komen lonen en arbeidsomstandigheden in dat kluwen terecht in een race to the bottom. De deur naar mensenhandel en sociale dumping gaat wagenwijd open.
De grote opdrachtgevers, zij die hier het meeste profijt bij hebben, blijven in dit systeem buiten schot. Het systeem biedt immers heel makkelijk de nodige paraplu’s. Zo zegt Borealis meteen van niets te weten en wijst het beschuldigend naar Irem-Ponticelli. Het contract met de aannemer wordt verbroken en er wordt “volledige transparantie” geëist. Kort nadien ontkent ook Irem-Ponticelli elke betrokkenheid. De zwarte piet wordt duchtig rondgespeeld.
“Wij weten van niets en we zijn erg verontwaardigd”, klinkt het erg makkelijk. Maar geloofwaardig is dat niet. “Er wordt pas opgetreden als de winst in gevaar komt”, zegt marketingexpert Luk Warlop in GVA van 29 juli. “In het bedrijfsleven is er de jongste jaren veel te doen over ethische bedrijfsvoering, maar vaak is dat alleen omdat zoiets goed staat tegenover de aandeelhouders. Wanneer het erop aankomt, moet je vaststellen dat de ethische reflex ontbreekt, dat er niemand is die zegt: dit is niet oké. Dat gebeurt pas als het in de openbaarheid komt. De bottom line is winstbejag. En dus gaat reputatie voor op ethiek. Zo gaat dat nu eenmaal.”
Ook voor advocaat en professor arbeidsrecht Jan Buelens is al dat handen wassen in onschuld niet overtuigend: “Borealis had in ieder geval alle mogelijkheden om geïnformeerd te worden en controles uit te voeren”, vertelt hij bij Radio 1. “Dat is blijkbaar niet gebeurd. Achteraf is het altijd makkelijk om transparantie te eisen en het contract met de onderaannemer te verbreken.”
IREM is in deze zaak alvast geen onbeschreven blad, wat Borealis zeker kon weten. De multinational kwam in 2005 al in opspraak in Zweden, in een zaak die opvallend veel gelijkenis vertoont met het schandaal bij Borealis. Voor de installatie van een olieraffinaderij deed het bedrijf toen eveneens beroep op grote aantallen buitenlandse arbeiders: Polen, Portugezen en een grote groep Thai. Ook zij werden slecht gehuisvest en kregen veel minder betaald dan hen aanvankelijk werd beloofd. De Thaise onderaannemer probeerde de Thaise arbeiders onder druk te zetten en hen op papier te laten verklaren dat ze wél correct betaald werden. Vier arbeiders die dat weigerden, werden ontslagen. Daarop gingen tweehonderd Thaise arbeiders in staking. Ze verkregen het loon dat hen was voorgehouden, niemand werd ontslagen.
Hoewel de massale uitbuiting bij Borealis pas eind juli naar buiten kwam, was het probleem al veel eerder bekend. “Al in mei waren er signalen”, zegt marketingexpert Luk Warlop nog. Ook Borealis werd daarvan op de hoogte gebracht, maar reageerde pas wanneer alles in de media kwam.
Ontspoord systeem
Ander pijnpunt in dit verhaal is de zogeheten Europese detacheringsrichtlijn. Die bestaat sinds 1997 en past binnen het Europese principe van vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal. De richtlijn geeft werkgevers de mogelijkheid om werknemers naar andere Europese landen uit te sturen. Die werknemers moeten dan wel de loon- en arbeidsvoorwaarden genieten van het land waar ze werken. Sociale bijdragen moeten in principe worden betaald in het thuisland. Maar het systeem ontspoort steeds meer.
“Het is een afbraakproces”, zegt Marc Botenga, Europees volksvertegenwoordiger voor de PVDA, in Solidair van januari-februari 2020. “Een neerwaartse spiraal waarbij lonen, arbeidsomstandigheden enzovoort onder druk komen te staan. Het wordt op gang gebracht door de werkgevers. Binnen de Europese Unie zijn er verschillen op het vlak van loon en sociale rechten, en de werkgevers buiten die uit. Sociale dumping mikt vandaag vooral op het indirecte loon, het brutogedeelte, waarmee onder meer de sociale zekerheid gefinancierd wordt. Als een bedrijf een werknemer tijdelijk naar een andere Europese lidstaat uitstuurt, profiteert het van het feit dat het brutoloon in bijvoorbeeld Roemenië veel lager ligt dan bij ons. En dus stuurt het een werknemer met een Roemeens contract naar België (detacheren) en moet het alleen sociale bijdragen betalen in Roemenië, waar die veel lager zijn. Voor werkgevers is dat een echt bedrijfsmodel geworden. Daar moet een einde aan komen. We zouden bedrijven kunnen verplichten sociale bedragen te betalen volgens de tarieven in het land waar de werknemer werkt. Maar daar bestaat enorm veel weerstand tegen.”
In mei 2014 gaf Europa de lidstaten de mogelijkheid om bedrijven die een beroep doen op onderaannemers, hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de betaling van het loon en voor het eerbiedigen van de rechten van werknemers die door de onderaannemer worden ingehuurd. De lidstaten konden zelf bepalen of dat voor de hele keten van onderaanneming zou gelden en voor welke sectoren. De regering Michel-De Wever paste dit alleen toe voor de bouwsector en enkel voor de directe onderaannemer van de opdrachtgever, niet voor de verdere niveaus van onderaanneming. Volstrekt onvoldoende.
De kraan moet dicht
In België staan op dit moment 23.000 slachtoffers van mensenhandel geregistreerd. Op enkele jaren tijd is dat een vertienvoudiging. Ondanks alle ronkende verklaringen over ethisch ondernemen en fraudebestrijding neemt het probleem alleen maar toe, niet alleen in ons land maar in heel Europa. Het is glashelder dat een kordate aanpak en striktere regelgeving nodig zijn.
De PVDA dient daarom een wetsvoorstel in om de aansprakelijkheid van bedrijven die werken met onderaannemingen, uit te breiden. Doel is dat de hoofdaannemer altijd verantwoordelijk is voor de volledige betaling van de lonen van de werknemers, ongeacht hoeveel onderaannemers er zijn en ongeacht de sector. De bedrijven die de opdracht geven, moeten verantwoordelijk zijn voor de hele keten van onderaannemers. Verantwoordelijkheid leggen bij de opdrachtgever zal een beter preventief effect hebben.
Het wetsvoorstel omvat drie grote punten. In de eerste plaats moeten we maken dat de aansprakelijkheid niet enkel de relatie tussen aannemer en directe onderaannemer dekt, maar uitgebreid worden tot de hele keten van onderaanneming. Ten tweede moet het systeem van hoofdelijke aansprakelijkheid worden uitgebreid naar alle sectoren, zoals de Europese richtlijn toestaat en zoals de vakbonden ook vragen. Ten derde moet de hoofdaannemer verantwoordelijk zijn voor de betaling van alle lonen en niet alleen voor toekomstige lonen nadat is vastgesteld dat er geen loon is betaald, zoals nu het geval is.
Verder eist de PVDA ook dat de inspectiediensten eindelijk versterkt worden. Een verdubbeling van het aantal inspecteurs is noodzakelijk.
In het concrete dossier van Borealis wil de PVDA een grondig onderzoek. “Wij willen weten wie de verantwoordelijken zijn voor het feit dat er slaven werken in de Antwerpse haven”, zegt PVDA-volksvertegenwoordiger Thierry Warmoes. Borealis wist volgens de partij al langer van de uitbuiting van minstens 170 arbeiders op zijn werf. Het bedrijf werd eerder al op de hoogte gebracht, maar ondernam geen actie. De partij vraagt dat de ministers alle nodige middelen vrijmaken om de zaak tot op het bot te onderzoeken, met een taskforce van experten van alle betrokken diensten die specifiek op het dossier werkt.
Grote woorden volstaan niet. Resultaten kunnen pas geboekt worden met duidelijke regelgeving, kordate controle en effectieve bestraffing. Zolang grote multinationals en hun aandeelhouders bepalen hoe onze economie georganiseerd wordt, zullen mensenhandel en sociale dumping altijd opnieuw opduiken.