IPA: loonblokkeringswet moet weg
Het zit muurvast. Er komt geen interprofessioneel akkoord (IPA) om een maximale loonstijging voor de komende twee jaar vast te leggen. Dat komt door de loonwet die elke echte loonsverhoging onmogelijk maakt. De PVDA vraagt dat die wet wordt ingetrokken zodat de loononderhandelingen vrij kunnen verlopen.
Benjamin Pestieau en Geert Haverbeke
Er komt geen interprofessioneel akkoord (IPA) met een maximale loonstijging voor de komende twee jaar. Het ABVV zegt kortweg neen en het ACV stemde wel voor maar met lange tanden: ook bij de christelijke vakbond verzette een grote minderheid zich tegen het ontwerp van interprofessioneel akkoord. Over een zaak is er bij de bonden eensgezindheid: 1,1 procent loonsverhoging, dat is te weinig.
Ter herinnering, de werkgevers beriepen zich opnieuw op de wet van 1996 om echte peanuts op te leggen als maximale loonsverhoging voor de komende twee jaar: 1,1 procent. Voor het minimumuurloon is dat 10 cent, daarmee krijg je echt niet veel meer in je winkelwagen.
Via een hele reeks van mechanismen wil de loonwet echte loonsverhogingen tegenhouden. Terwijl er intussen geen enkele rem staat op de winsten of de dividenden van de aandeelhouders en nog minder op de exuberante lonen van de grote werkgevers.
De huidige impasse rond het IPA maakt duidelijk dat de loonwet moet veranderen. De PVDA diende in de Kamer al een wetsvoorstel in om die wet in te trekken en vraagt dat haar voorstel bij hoogdringendheid zou worden behandeld, zodat we snel uit die impasse geraken.
De wet van 1996
Even terug in de tijd. Het jaar 1996. De euro komt eraan en de regering van CD&V en sp.a besluit de broeksriem aan te halen. Het is te zeggen, de broeksriem van de Belgische werkende mensen. Er komt een wet die de lonen ‘onder controle’ moet houden. Onder controle van wie? Van de regering. Volgens de nieuwe wet wordt de loonevolutie in België vergeleken met die in onze buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. En als de sociale partners niet tot een akkoord komen over een loonmatiging, de zogenaamde loonmarge, dan beslist de regering. Letterlijk: “Bij gebrek aan een consensus tussen de sociale partners legt de regering een bemiddelingsvoorstel voor aan het tripartite-overleg regering-sociale gesprekspartners. Indien dit bemiddelingsvoorstel niet wordt aanvaard kan de regering zelf deze marge vaststellen.”
En zo wordt de loonevolutie in onze buurlanden de basis voor een loonnorm, een maximale loonstijging in België. Met andere woorden, de loonconcurrentie is de basis van de tweejaarlijkse loononderhandelingen en niet hoe we de welvaart eerlijker kunnen verdelen, hoe goed of slecht onze economie het doet, noch hoeveel winsten de bedrijven en aandeelhouders binnenhalen. Met de wet van 1996 kunnen de regeringen de lonen blokkeren. Onder de regering-Leterme werd dat een echte loonstop van 0,0% in 2011 en een marge van 0,3% in 2012, onder de regering-Di Rupo was het een loonstop van 0,0% in 2013 en in 2014, de regering-Michel legde de marge op 0,3% plus 0,5% in 2015-2016. Op enkele kruimels na werden de lonen dus jarenlang geblokkeerd als gevolg van de wet van 1996.
De wet van 2017
Als de lonen in sommige periodes toch sneller stegen dan de buurlanden, riepen de werkgevers steevast moord en brand over een zogenaamde “loonhandicap”. In 2016 was er alvast geen sprake meer van een loonhandicap. Omdat de werkgevers niet meer konden terugvallen op het voorwendsel van de historische loonhandicap, zochten ze naar nieuwe mechanismen. De regering-Michel (CD&V, N-VA, Open Vld en MR) vaardigde met de steun van Vlaams Belang een nieuwe wet uit, een verstrenging van de wet van 1996. Die stelt onder andere dat patronale kortingen niet meetellen in de berekening van de loonnorm. Dat gaat over miljarden euro kortingen, maar men doet alsof die er niet zijn. De nieuwe loonwet vergelijkt alleen de bruto kosten met de buurlanden, ook al liggen de reële kosten voor de Belgische werkgever in realiteit een heel stuk lager. De wet van 2017 voert ook een “veiligheidsmarge” in van 0,5%. De regering mag de loonnorm zonder enige reden met zoveel naar beneden trekken. Allemaal mechanismen die ervoor zorgen dat onze lonen niet stijgen en dat de aandeelhouders kunnen blijven rekenen op stijgende winsten en dividenden. Een steeds groter deel van de koek gaat naar het kapitaal, een steeds kleiner deel naar de werkende mensen.
Kunnen we de wet van 1996 zo aanpassen dat ze echte loonsverhogingen toelaat?
De sp.a diende half januari (1) een wetsvoorstel in om de wet van 1996 te wijzigen. Hun voorstel behelst twee elemeneten : de verlagingen van de patronale bijdragen opnieuw laten meetellen bij het berekenen van de loonnorm en een verhoging van het wettelijk minimumloon niet laten meetellen. Op zich twee goede elementen. Toch is het wetsvoorstel in z’n geheel teleurstellend. Het geraakt niet verder dan het terugdraaien van enkele wijzigingen van de wet van 2017. Letterlijk: “Daarom grijpt dit wetsvoorstel terug naar de formulering van de loonnormwet zoals deze bestond vóór de voormelde aanpassing door de wet van 19 maart 2017.” De partij blijft de wet van 1996 verdedigen. Logisch, want ze heeft ze destijds zelf ingevoerd. Maar ook die wet maakte het mogelijk om een loonstop op te leggen (wat de regering-Di Rupo ook deed). En zo blijft de sp.a steken in een logica van loonconcurrentie en loonblokkering.
Bovendien wil het sp.a-wetsvoorstel de werkgevers sussen met “een bijkomend budget voor de verlaging van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid”. Alsof de kortingen op patronale bijdragen vandaag te min zouden zijn, met zo’n 7,4 miljard euro (2) (13,6 miljard euro als we er ook de andere loonsubsidies bijtellen), krijgen de Belgische werkgevers recordbedragen aan cadeaus toegestopt… ten koste van de sociale zekerheid! De financiering van de sociale zekerheid wordt daardoor elk jaar problematischer. De traditionele partijen focussen dan steevast op de uitgaven en beginnen te snoeien in levensnoodzakelijke budgetten voor de ziekenhuizen, medische zorgen, pensioenen, enzovoorts. Dat terwijl de oorzaak vooral in de onderfinanciering van de sociale zekerheid te vinden is.
De PVDA is voor de vrijheid om lonen te verhogen en voor interprofessionele solidariteit
Raoul Hedebouw en Marco Van Hees dienden voor de PVDA in de Kamer een heel ander wetsvoorstel in, met één duidelijk doel: de wet van 1996 afschaffen, en bijgevolg ook de verstrenging van 2017. Niet gewoon de scherpe kantjes afvijlen maar de filosofie van de loonblokkeringswet principieel verwerpen.
Het hele idee achter de wet van 1996 moet verworpen worden. Wij willen geen wet die onze lonen blokkeert en ons in concurrentie zet met Franse, Duitse en Nederlandse werknemers. Dezelfde wet laat nota bene wel toe dat de lonen van CEO’s onbeperkt mogen stijgen. Tussen 2015 en 2017 zijn die met 19,3% gestegen. De CEO’s van de BEL20-bedrijven verdienen al 46 keer meer dan een doorsnee werknemer!
Voor de PVDA is er daarom maar één juiste oplossing: de wet van 1996 moet weg. De PVDA is voor collectieve loononderhandelingen zonder overheidsinmenging. De krachtsverhouding tussen vakbonden en werkgevers op interprofessioneel niveau moet leiden tot eerlijke loonsverhogingen zonder plafond. De vakbonden weten best welke eisen ze kunnen stellen om tot een eerlijke verdeling van de welvaart te komen. Daarvoor hebben ze geen wet en geen regering nodig die hen tot de orde roept. Dat noemen we de vrijheid om de lonen te verhogen.
Zie PVDA voorstel : http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/3591/54K3591001.pdf