We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Voor een toekomstgerichte industrie in dienst van de samenleving

De grootindustrie in Europa heeft het moeilijk. Vakbonden en werknemers luiden de noodklok. De hoge energieprijzen in Europa, de dreigende economische recessie, de subsidieoorlog met de Verenigde Staten en de interne concurrentie in Europa spelen hier allemaal een rol in. Wij willen een duurzame toekomst voor de industrie in Europa. Het industriebeleid kunnen we  niet overlaten aan particuliere monopolies. We vechten tegen de-industrialisatie door de controle terug te nemen over strategische sectoren zoals energie. We ondersteunen openbaar onderzoek, ontwikkeling en het gebruik van technologieën om de groene transitie van de industrie te garanderen en werkgelegenheid te creëren.

De industrie speelt een essentiële rol in onze economie. We willen de toekomst van de industrie in Europa veiligstellen en haar verder ontwikkelen.

We hebben niet alleen staal nodig voor bouw en vervoer. Staal is ook essentieel voor het bouwen van de windturbines en infrastructuur die nodig zijn voor de energietransitie. Hetzelfde geldt voor de chemische en metaalindustrie, die van vitaal belang zijn voor onze economische en technologische ontwikkeling.

In de Verenigde Staten heeft de Inflation Reduction Act van Joe Biden tot doel om groene investeringen aan te trekken naar de VS, ten koste van Europese landen. De Belgische premier, Alexander De Croo, klaagde openlijk over de manier waarop de Verenigde Staten Belgische en Duitse bedrijven oproept om hun investeringen te delokaliseren naar de Verenigde Staten. De zakenkrant The Financial Times spreekt van een "wereldwijde subsidieoorlog". Maar de reactie van de Europese Unie gaat de verkeerde kant op.

Het Europese industriebeleid is momenteel gebaseerd op drie pijlers.

Ten eerste is er de deregulering, dat wil zeggen het schrappen van regelgeving die werknemers of het milieu beschermt.

Ten tweede is er de directe en indirecte steun, zoals subsidies, die vooral ten goede komt aan grote multinationals. Deze subsidies worden bijna onvoorwaardelijk toegekend.

Ten derde staat de Europese Unie multinationals toe om rechtstreeks het beleid te beïnvloeden via raadplegings- of adviesplatforms, naast publiek-private partnerschappen.

Deze Europese plannen bieden geen doeltreffend antwoord op het offensief van de Amerikaanse regering. In een subsidieoorlog trekken we altijd aan het kortste eind. "Multinationals zijn subsidiejagers geworden", zegt de directeur van het Kiel Instituut, een gerenommeerde Duitse economische onderzoeksgroep. Regeringen financieren nu investeringen die bedrijven normaal gesproken zelf zouden moeten doen, zelfs wanneer ze monsterwinsten boeken. Bovendien mogen deze bedrijven de winst in hun zak steken die wordt gecreëerd door de nieuwe fabrieken die dankzij deze overheidsinvesteringen worden gebouwd. De gevolgen van deze strategie kennen we inmiddels in België: bedrijven worden overladen met giften, en als ze elders een betere deal kunnen krijgen, verhuizen ze alsnog.

Deregulering blijkt bovendien schadelijk te zijn voor werknemers en de volksgezondheid. Deregulering gebeurt meestal om de sociale voorwaarden te versoepelen of om het verkrijgen van milieuvergunningen te vergemakkelijken.

In reactie op de Europese industrietop van 20 februari 2024 in Antwerpen stelde Peter Mertens, algemeen secretaris van de PVDA, op 22 februari in de Kamer vragen aan premier De Croo, die begin 2024 het voorzitterschap van de Europese Raad waarneemt: "De grote industrie heeft het moeilijk in Europa en ook in ons land. Verschillende syndicalisten en arbeiders trekken al maanden aan de alarmbel.

Zij geven twee grote redenen aan. De eerste is dat de energieprijzen zo hoog liggen. Energie is in Europa vandaag vijf keer duurder dan in de Verenigde Staten. Ten tweede berokkent de subsidieoorlog die de Verenigde Staten is gestart met de Inflation Reduction Act schade.

Dan is er de industrietop gekomen op de site van BASF. De grote lijnen van de industrietop zijn ten eerste dat men ook een subsidiepolitiek wil, zoals in de Verenigde Staten met dezelfde soort subsidies in Europa, en ten tweede dat er minder regels moeten zijn, met deregulering. Dat betekent dus meer geld en minder regels om het eenvoudig samen te vatten. Het probleem is dat die aanpak niet werkt. De kopie van de Verenigde Staten hier invoeren, zal niet werken. Dat heeft ook professor economie Paul De Grauwe gezegd. De overheid zou zich beter bezighouden met het creëren van het kader en met zelf te investeren in publieke infrastructuur, in de plaats van geld zonder voorwaarden uit te delen. Laten we ernstig zijn, het gaat hier over massa's geld, het gaat hier over jobs, het gaat hier over onze industrie. De grote vraag is waar dat geld naartoe gaat. Ofwel gaat dat zonder voorwaarden naar een aantal grote spelers ofwel zetten we ons ook in Europa in voor publieke investeringen in technologie en in de groene transitie."

Het is hetzelfde verhaal als we kijken naar de industriële programma's die zijn aangenomen met de Europese Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen, zoals de Net-Zero Industry Act (NZIA) en het Platform strategische technologieën (STEP).

De hoge energieprijzen vormen de belangrijkste bedreiging voor de Europese en Belgische werkgelegenheid in energie-intensieve industriële sectoren zoals chemie en staal. De onderliggende oorzaak van die hoge prijzen is het liberale karakter van de energiemarkt. Hoewel er nooit een reëel tekort was, is er volop gespeculeerd op de energieprijzen, waardoor deze de pan uitrezen. De speculatie werd aangejaagd door verstoringen van de bevoorrading en door geopolitieke instabiliteit: de coronacrisis, de oorlog in Oekraïne, de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China en ook de recente perikelen in de Rode Zee als gevolg van de situatie in Palestina. Het goedkopere Russische gas is vervangen door schaliegas uit de Verenigde Staten. Dat geeft Europa een groot concurrentieel nadeel ten opzichte van de Verenigde Staten, maar ook van Azië. Zo besloot chemiemultinational Arlanxeo de fabriek in de Antwerpse haven te sluiten, maar niet die in Singapore of Canada.

Om diezelfde reden is ArcelorMittal momenteel terughoudend om te investeren in een groenestaalfabriek in Gent, terwijl het wel heeft besloten om te investeren in zijn fabrieken in Texas in de Verenigde Staten.

Toen de Europese Commissie op 14 maart 2023 haar hervorming van de elektriciteitsmarkt lanceerde, benadrukte de PVDA de noodzaak om de elektriciteitsprijzen aan de marktlogica te onttrekkenen, gereguleerde tarieven in te voeren en energie als een gemeenschappelijk goed te erkennen. Maar omdat deze maatregelen de grote energiemultinationals niet goed uitkomen, hebben de traditionele partijen besloten ze te negeren. De prijzen blijven afhankelijk van systemen die gebaseerd zijn op speculatie en die de particuliere energiereuzen beschermen.

Een tweede pijnpunt zijn de grondstoffen. De chemische industrie blijft afhankelijk van aardolie en gas (aardgas en schaliegas) voor de meeste van haar productieprocessen. Die afhankelijkheid maakt het voor de Europese industrie moeilijk om een soevereine economische koers te varen. De sancties tegen Rusland hebben de industrie hard getroffen. De recente LNG-contracten met de VS hebben de bevoorrading van gas kunnen waarborgen, maar dat is voornamelijk voor de schaliegasindustrie in de VS goed nieuws. Op vlak van het klimaat en voor de rest van de wereldeconomie betekent dat een achteruitgang. De staalindustrie heeft ook nieuwe, toegankelijke grondstoffen nodig om af te stappen van de huidige vervuilende kolenindustrie.

De omslag naar een klimaatneutrale industrie vergt massale investeringen. De chemie- en staalreuzen kijken naar de overheid om die kosten te dragen en voelen druk van de markt om verder te investeren in fossiele projecten. De marktwerking en de concurrentie zijn een rem op de transitie, die nochtans voor een investeringsgolf en modernisering van de sector zou kunnen zorgen. Maar dat is niet wat er vandaag gebeurt.

Het industrieplan van de PVDA focust zich op vier belangrijke assen: de energieprijzen, de bevoorrading, de opslag en het transport ervan, en tot slot technologie.

  1. Ten eerste hebben we een gecontroleerde prijs voor elektriciteit nodig. De energieprijzen die de pan uit rijzen hebben de bevolking en de industrie hard getroffen. De liberalisering van de markt en nadien de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne hebben de prijzen de hoogte in gejaagd. In België stelt de PVDA met haar energiewet voor om de stroomprijzen te blokkeren op basis van de reële productiekosten (het "kost+"-systeem). Zo werden de prijzen bepaald voor de liberalisering van de energiesector. Die ingreep is perfect mogelijk op Belgisch niveau, aangezien de elektriciteitsproductie voor ons land quasi volledig in België plaatsvindt. Bijna nergens wordt zoveel goedkope stroom geproduceerd als in België, dankzij de met overheidsgeld afgeschreven kerncentrales of de met subsidies betaalde windmolens. Die ingreep zal ten koste gaan van de overwinsten van Engie Electrabel, geld dat nu bijna rechtstreeks naar aandeelhouders vloeit ten koste van onze koopkracht en industrie.
  2. Ten tweede moeten we naast prijscontroles ook zorgen voor voldoende aanbod van goedkope, groene energie. Uit een recent onderzoek blijkt dat de beschikbaarheid (en kosten) van hernieuwbare energie de belangrijkste factor is voor industriebedrijven bij het nemen van beslissingen over toekomstige investeringen.

    We moeten een van de grootste obstakels voor de transitie naar een groenere industrie uit de weg ruimen door de hoeveelheid groene energie te produceren die nodig is om gas, olie of kolen te vervangen. Hier is een aanzienlijke investering voor nodig. Op Europese schaal moeten we bijvoorbeeld de productie van waterstof meer dan vertienvoudigen. We moeten het gebruiken voor toepassingen waar het echt nuttig is en het niet langer produceren met gas of olie, zoals nu het geval is.

    Officieel is dit de strategie die de Europese Unie voorstaat. Maar de energiemonopolies zijn degenen die beslissen. En de bazen van Shell, TotalEnergies of Engie zullen hernieuwbare energie alleen ontwikkelen als ze er meer mee kunnen verdienen dan met gas of olie. Dit betekent dat de transitie veel te langzaam gaat en dat we, ondanks alle retoriek over groene energie, nog steeds (en zelfs meer) blijven investeren in fossiele brandstoffen. Ondertussen zorgen de hoge energieprijzen ervoor dat onze industrie verhuist. In het bijzonder naar de Verenigde Staten, die dubbel profiteren. Ze verkopen ons hun zeer dure schaliegas én lokken onze industriële productie naar daar. Batterijen zijn nodig om hernieuwbare energie op te slaan of elektrische bussen en auto's van stroom te voorzien, maar in Europa zal twee derde van de projecten voor batterijfabrieken waarschijnlijk niet van de grond komen. Ook de jobs die daarmee worden gecreëerd, blijven dus niet in Europa.

    Als we de energieprijzen aanzienlijk willen verlagen, als we de aanvoer weer stabiel willen laten groeien en als we willen overstappen op hernieuwbare energiebronnen, moeten we een andere weg inslaan: we moeten ervoor zorgen dat de energiesector weer publieke eigendom wordt.

    "Frankrijk trekt bedrijven aan. Niet enkel vanwege de lagere energieprijzen, maar ook doordat ze zekerheid garanderen. Als je niet kunt inschatten wat groene moleculen in de toekomst zullen kosten, hoe kun je dan je businessmodel bouwen? Als je niet weet of de beschikbaarheid gegarandeerd is, geldt hetzelfde. De Franse staat, als eigenaar van elektriciteitsproducent EDF, heeft deze instrumenten zelf in handen", moest Daan Schalck toegeven op 10 februari 2024 aan financiële krant De Tijd. Schalck is CEO van North Sea Port, de haven die de haven van Gent en twee Nederlandse havens (Terneuzen en Vlissingen) samenbrengt.

    We kunnen het ons niet veroorloven om achter te blijven in de ontwikkeling van de energiesector door de grillen van de markt.

    Om deze inefficiënte, dure en banenvernietigende transitie te doorbreken, zetten we de energiereuzen buitenspel en richten we een publiek Europees energieconsortium op. We koppelen dat aan overheidsinvesteringen in de productie en distributie van groene energie. Investeringen die de industrie transformeren, zoals in Denemarken. Dit land kon een voorvechter van de groene transitie worden door de publieke controle over de historische elektriciteitsproducent te behouden en publiek te investeren in de productie en distributie van hernieuwbare energie. De grootschalige ontwikkeling van windenergie doet een sterke industriële sector groeien die direct werk biedt aan meer dan 30.000 Deense werknemers.

    Een Europees publiek consortium kan een geplande overgang naar hernieuwbare energie garanderen. We creëren infrastructuren over de grenzen heen, met grote openbare windmolenparken in de Noordzee, de Baltische Zee en de Atlantische Oceaan, grote zonnepanelenparken in de landen rond de Middellandse Zee, een geavanceerd netwerk van openbare producenten ... 

    Om dit alles effectief te beheren, hebben we een betrouwbaar elektriciteitsnetwerk nodig. We leggen nieuwe lijnen aan tussen België en het buitenland, waar ook lokale producenten op zijn aangesloten, zodat productie en consumptie op elk moment van de dag goed op elkaar zijn afgestemd. We nemen dus ook de controle over de netbeheerders terug, om de energietransitie te ondersteunen.

  3. We zien de ontwikkeling van groene waterstoftechnologie als een strategische kwestie. Waterstof is de sleutel om de industrie volledig koolstofvrij te maken en grootschalige opslag van groene energie mogelijk te maken. Als groene energie wordt geproduceerd en niet direct wordt verbruikt, moeten we ze opslaan. Kleine hoeveelheden energie kunnen worden opgeslagen in batterijen. Als het over grote hoeveelheden gaat, gebruiken we deze energie om waterstof te produceren, dat wordt opgeslagen en later kan worden gebruikt als groene brandstof voor de industrie. Deze technologie is al goed ontwikkeld in België.

    Om waterstof te produceren en te transporteren, zullen we een publieke producent en een publieke netbeheerder oprichten, die de bestaande en toekomstige waterstofleidingen zullen beheren. België heeft bijvoorbeeld al het op één na grootste waterstofnetwerk ter wereld, met ongeveer 600 km pijpleidingen. Maar op dit moment is dat netwerk eigendom van het privébedrijf Air Liquide. In 2023 stelde de regering voor om het beheer van de bestaande waterstofleidingen over te dragen aan een onafhankelijke netbeheerder, maar daar heeft Air Liquide zich krachtig tegen verzet en het privébedrijf kon het netwerk behouden.

    Dit kunnen we op Europees niveau veranderen. Het is essentieel dat we de invoering van grootschalige waterstofproductie en de ontwikkeling van de geschikte infrastructuur kunnen controleren en plannen. Daarom zullen we een Europese infrastructuur creëren om de invoering van groene waterstof te controleren en te plannen.

  4. We hebben technologieën nodig voor een groene transitie van de industrie. Daarvoor hebben we overheidsinvesteringen nodig. Het is technisch mogelijk om de chemische industrie koolstofneutraal te maken - net als de staalindustrie - en in principe kan de industrie zelfs koolstofnegatief worden (door koolstof op te slaan in goederen).

    Maar dat is niet de richting die we op dit moment opgaan met ons beleid. Onlangs werd bijvoorbeeld het "Power to Methanol"-project, een proeffabriek voor groene methanol in de haven van Antwerpen, stopgezet. Als reden worden de stijgende energieprijzen en "moeilijke marktomstandigheden" opgegeven. We willen investeren in innovatieve, toekomstgerichte technologieën. Als we nu niet in deze richting kijken, lopen we het risico de boot te missen. Maar de overheid moet een leidende rol spelen op dit gebied en het niet overlaten aan privéspelers die gericht zijn op kortetermijnvooruitzichten. Als tweede grootste chemiecluster ter wereld beschikt de haven van Antwerpen over enorme troeven op het vlak van kennis, geschoolde arbeidskrachten en onderzoekscentra om een voortrekkersrol te spelen in het veiligstellen van de toekomst van onze industrie, onze jobs en de klimaattransitie.

     

    We kunnen de klimaatcrisis alleen overwinnen als we onze krachten bundelen. We vechten voor universele publieke toegang tot essentiële milieutechnologieën.

Het industriebeleid kan helpen de samenleving vorm te geven. Een industriebeleid moet garant staan voor hoogwaardige werkgelegenheid en een gezonde leefomgeving. We hebben grootschalige overheidsinvesteringen nodig in energie, huisvesting, transport, gezondheid en technologie. De openbare sector kan het voortouw nemen bij het verlagen van de energieprijzen, het betaalbaar maken van woningen, het overschakelen op hernieuwbare energiebronnen, het focussen op isolatie en iedereen toegang geven tot technologische vooruitgang.

Toch zijn vandaag de dag alle industriële voorstellen van de Europese Unie gebaseerd op het idee dat bedrijven "verleid" moeten worden om in Europa te investeren. De Europese Unie financiert projecten, op verzoek van bedrijven en zonder daar grote verplichtingen tegenover te zetten. De projecten die de bedrijven indienen, streven duidelijk naar onmiddellijke winst en meer aandelen voor de aandeelhouders. Ze bieden geen garanties voor het klimaat of voor onze jobs. Het resultaat: geen sociale garanties, een trage klimaattransitie, tekorten aan medicijnen en een belabberdee digitale infrastructuur. Het is in het beste geval "te weinig, te laat".

De Europese Commissie weet dit. In een aantal gevallen, zoals het ‘Noodinstrument voor de eengemaakte markt’, de wet op halfgeleiders en de wet op de productie van munitie, heeft de Commissie proberen bij te sturen door zichzelf de bevoegdheid te geven industriëlen op te vorderen of prioritaire opdrachten te geven om specifieke doelstellingen te halen. Het feit dat de zeer liberale Commissie dit nodig vindt, illustreert de behoefte aan openbare bedrijven in deze sectoren.

Sommige sectoren zijn gewoon te belangrijk om over te laten aan multinationals, of die nu Chinees, Amerikaans of Europees zijn. We draaien de huidige logica om. We zetten de publieke sector aan het roer en stellen de industrie ten dienste van de behoeften van de samenleving. Want publiek geld moet publieke projecten financieren. We ontwikkelen overheidsbedrijven en openbare infrastructuur in strategische sectoren, van energie tot farmaceutica. Als we lage energieprijzen willen garanderen, moeten we een publiek energiebedrijf oprichten. Om geneesmiddelentekorten te voorkomen, hebben we publieke farmaceutische infrastructuur nodig. En om onze essentiële voorzieningen te beschermen, moeten we ze in publieke handen nemen. Dit vereist enorme overheidsinvesteringen, maar die zijn noodzakelijk, zowel voor onze maatschappij als voor het klimaat. Onze voorzieningen beschermen, betekent dat we ze niet privatiseren en dat we de besparingen verwerpen die de Europese verdragen de lidstaten opleggen. De meeste industriële broeikasgasemissies zijn afkomstig van een handvol grote bedrijven die actief zijn in de zware industrie. Nochtans is het in veel sectoren technisch al mogelijk om het productieproces om te vormen, zodat het op groene energie draait en dus koolstofneutral wordt. Als we deze sectoren veranderen, kan dit een boost zijn voor de transitie van de industrie als geheel, gezien zij het hart vormen van veel productieketens.

We zetten een openbaar pilootprogramma op om de industrie te helpen transformeren en ervoor te zorgen dat die richting koolstofneutraliteit gaat. Op dit moment volgt elke industrie zijn eigen strategie en probeert de overheid zich aan te passen aan hun vraag door te investeren in waterstof-, elektriciteits- en transportinfrastructuur. Ineffectief en duur. Als eerste stap in de richting van industriële en klimaatplanning zullen we van elk van de belangrijkste broeikasgasuitstotende industrieën een overgangsplan vragen. Een routekaart voor het klimaat die het behoud en de ontwikkeling van werkgelegenheid omvat. Dit plan moet worden beoordeeld en goedgekeurd door de overheid. Zo kunnen we de nodige investeringen plannen en de energie- en infrastructuurvereisten identificeren.

Er kan geen industriële transitie plaatsvinden zonder arbeiders. Zij zijn de beste experts in hun productie en verwerking. In Nederland ontwikkelde de vakbond FNV een plan om groen staal te produceren. De vakbond loopt voorop in de strijd om gigant Tata Steel zover te krijgen dat het de nodige investeringen doet. In Frankrijk ontwikkelde vakbond CGT zijn eigen overgangsplan voor de Renaultgroep om elektrische auto's te produceren die recyclebaar en goedkoop zijn en jobs garanderen in alle fabrieken. In Schotland werkten de vakbonden in de booreilandsector samen met de ngo Friends of the Earth voor een rechtvaardig transitieplan dat jobs garandeert. Ze eisen dat de sector zich voortaan toelegt op de installatie van windturbines en de productie en opslag van groene energie. We nemen deze modellen als voorbeeld en geven de werkende klasse en hun vakbonden vetorecht over de transitieplannen voor hun fabrieken en initiatiefrecht om alternatieven voor te stellen.

Het ETS, het emissiehandelssysteem voor broeikasgassen dat in 2005 werd gelanceerd, is een mislukking. Het is een 'cap and trade'-systeem. Elk bedrijf krijgt een plafond dat de hoeveelheid broeikasgassen die het mag uitstoten beperkt (cap) in de vorm van quota. Die quota kunnen vervolgens worden verhandeld op een speciale markt (trade). Bedrijven die onder hun limiet blijven, verkopen hun vervuilingsrechten aan bedrijven die hun limiet overschrijden. Elk jaar verlaagt de Europese Unie de hoeveelheid emissierechten om bedrijven aan te moedigen te investeren in een groenere economie. Maar dat liep faliekant af: in de industrie is de uitstoot van broeikasgassen slechts licht gedaald. Minder dan 2 procent tussen 2009 en 2019. Dit komt omdat het systeem het aan de grote industrie overlaat om te beslissen waarin ze investeren (of niet investeren) en hen aanmoedigt om enkel te investeren wat strikt noodzakelijk is, zodat het niet duurder wordt dan het kopen van emissierechten op de markt. In de meest vervuilende industrieën is dit echter niet genoeg: we moeten de productie transformeren. Maar dit vereist grotere investeringen.

Bovendien hebben de industriereuzen jarenlang gratis emissierechten gekregen door overheden te chanteren met delokalisatie. Een recent Europees journalistiek onderzoek toonde aan dat in de staal- en cementsector de gratis quota die sinds 2005 aan de giganten ArcelorMittal, Holcim en Lafarge zijn toegekend, altijd hoger waren dan hun werkelijke emissies. Deze buitensporige quota konden ze dan doorverkopen, waardoor ze honderden miljoenen winst maakten. Wat hen er niet van weerhield hun fabrieken te sluiten.

Daarom willen we een einde maken aan de logica van de ETS-markt. De industrie zelf is verantwoordelijk voor de investeringen die nodig zijn voor de groene transitie. En alle staatssteun - bijvoorbeeld in de vorm van goedkope leningen voor dure initiële overgangsinvesteringen - moet naar bedrijven gaan die het echt nodig hebben en wordt onderworpen aan strenge voorwaarden op het gebied van jobs, arbeidsomstandigheden en milieu.

Een bedrijf dat bijvoorbeeld te veel winst opstrijkt, heeft geen recht op overheidssteun. Bedrijven die investeren in belastingparadijzen of die het internationale arbeidsrecht niet respecteren, moeten worden uitgesloten. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet de steun terugbetaald worden en wordt een boete opgelegd.

Een andere hefboom voor het transformeren van de privé-industrie is overheidsopdrachten. Overheidsopdrachten, dat wil zeggen bestellingen van producten of diensten bij de privésector door overheidsinstanties of -diensten, vertegenwoordigen tussen 15 en 20 procent van de Europese economie. Vandaag de dag wordt overheidsgeld gebruikt om arbeiders met elkaar te laten concurreren via aanbestedingen die gericht zijn op het verkrijgen van de goedkoopst mogelijke productie. We maken een einde aan deze race to the bottom. We herzien de richtlijn inzake overheidsopdrachten en nemen sociale en milieunormen op in alle overheidsopdrachten. Deze normen garanderen een afzetmarkt voor de groene industrie en kwaliteitsbanen. Deze sociale normen hebben betrekking op de hele productieketen. Dankzij deze voorwaarden kunnen ook kmo's profiteren als ze aan de criteria voldoen. Niet-naleving leidt tot langdurige uitsluiting van alle overheidscontracten.

We nemen de controle over investeringsprioriteiten terug met transnationale plannen en samenwerking. Maar we hebben er geen vertrouwen in dat de Europese Commissie de juiste keuzes zal maken. Midden in een sociale noodsituatie heeft de Commissie een aantal initiatieven gelanceerd om de wapenproductie te stimuleren en te versnellen met subsidies. Terwijl onze treinen te laat komen of helemaal niet rijden, onze crèches uit hun voegen barsten, ziekenhuizen overvol zijn en huizen onbetaalbaar worden, stelt de Europese Commissie grote subsidieprogramma's voor aan wapenmultinationals. De linkse fractie in het Europees Parlement, waar de PVDA deel van uitmaakt, was in 2023 de enige fractie die zich verzette tegen de militaristische programma's ter ondersteuning van openbare wapenaankopen (EDIRPA) en directe steun aan de wapenindustrie (ASAP). We verwerpen de militarisering van de economie. We pleiten voor een Europees beleid om conflicten te de-escaleren en voor diplomatie om een diverse economische ontwikkeling te garanderen.

Momenteel bepalen de multinationals het industriebeleid van de Europese Unie. Er zijn twee keer zoveel professionele lobby's geregistreerd bij de Europese Unie als maatschappelijke organisaties. En ze ontmoeten dagelijks commissarissen en parlementsleden. Industriecommissaris Thierry Breton is zelf een voormalige ceo van een multinational. De deur staat dus wagenwijd open voor zijn vrienden in alle besluitvormingsorganen. Bij de onderhandelingen over vaccincontracten, stuurde de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, rechtstreeks Whatsapp-berichten naar de ceo van Pfizer.

We betrekken vertegenwoordigers van het middenveld, en in het bijzonder de vakbonden, systematisch bij het besluitvormingsproces en geven hun vetorecht. Zo zorgen we dat deze industriële plannen de behoeften van de samenleving weerspiegelen en democratisch worden opgesteld.

Het Horizon Europaprogramma heeft een budget van meer dan 95 miljard euro. Dit is een aanzienlijke financiering. Maar al te vaak worden de investeringsprioriteiten bepaald door de multinationals zelf. HorizonEuropa is volledig gebaseerd op een publiek-private logica, waarbij de strategische keuzes en fundamentele beslissingen aan de privésector worden overgelaten, via de 'gemeenschappelijke ondernemingen'.

In haar boek 'The Entrepreneurial state' toont de Italiaanse econome Mariana Mazzucato aan dat de meeste innovaties voortkomen uit overheidsonderzoek. Van trein- tot ruimtereizen, van nanotechnologie tot biotechnologie, de grote technologische doorbraken zijn steeds voortgekomen uit door de publieke overheid gefinancierd onderzoek. Het is dankzij fundamenteel onderzoek van de Europese Raad voor Kernonderzoek (CERN) dat we vandaag kunnen surfen op het internet.

We willen breken met de logica waarbij openbaar onderzoek in dienst wordt gesteld van de privésector en van winst op korte termijn. Op het gebied van medisch onderzoek zullen we bijvoorbeeld een openbaar instituut voor onderzoek en ontwikkeling oprichten. Verscheidene studies die aan het Europees Parlement werden voorgelegd, bewijzen dat dit haalbaar is. Zelfs in de Verenigde Staten stellen openbare onderzoeksagentschappen op het gebied van defensie, energie en gezondheid de overheid in staat om onderzoek te sturen. Het doel is om van deze initiatieven te leren en ze te verbeteren om zo tot een publiek-publieke logica te komen.

We willen meer interne samenwerking bij het wetenschappelijk onderzoek in Europa. Er bestaan tal van infrastructuren en onderzoekscentra die de basis kunnen vormen van een Europese infrastructuur voor onderzoek en ontwikkeling van de geneeskunde. De CERN laat het potentieel van deze aanpak zien. In plaats van onderzoekscentra met elkaar te laten concurreren, richten we ons op samenwerking en complementariteit tussen universiteiten en openbare onderzoeksinstellingen. We verkorten de duur van octrooien die voortkomen uit privaat onderzoek op alle domeinen van openbaar belang, zoals gezondheidszorg of milieu-innovaties, tot maximaal vijf jaar, in tegenstelling tot de huidige gemiddelde termijn van twintig jaar.

Om de greep van de privésector op openbaar onderzoek te beperken, zullen we deze banden, daar waar ze bestaan, verplicht transparant maken. We zullen subsidies verbieden voor onderzoek en ontwikkeling aan dochterondernemingen van multinationals die geen respect hebben voor werknemers of die werkgelegenheid vernietigen.

Als onderzoek gezamenlijk wordt uitgevoerd door de publieke en privésector, krijgen privé-financiers geen monopolie op de resultaten. Vrijheid van onderzoek en het delen van ontdekkingen zullen beschermd worden. Als privébedrijven concrete en industriële toepassingen ontwikkelen op basis van ontdekkingen uit publiek onderzoek dan moeten zij daar een eerlijke vergoeding voor betalen. We zullen publiek-private financieringen strikt wettelijk regelen om te vermijden dat publieke onderzoeksinstellingen en universiteiten alleen staan in hun onderhandelingen met privé-investeerders.

We verkorten de duur van octrooien die worden uitgegeven door particulier onderzoek op alle domeinen van openbaar belang, zoals gezondheidszorg of milieu-innovaties, tot maximaal 5 jaar, vergeleken met 20 tot 25 jaar nu.

We streven naar een niet-competitieve financiering van onderzoek in Europa, door het geld eerlijk te verdelen tussen universiteiten en publieke onderzoekscentra in het hele land voor periodes van 7 jaar.

In plaats van de huidige concurrentie van iedereen tegen iedereen op internationaal niveau, die resulteert in dubieuze wereldranglijsten van universiteiten, zullen we de samenwerking tussen Noord en Zuid bevorderen, in het bijzonder rond de kennis die nodig is om de klimaat-, energie-, milieu- en sociale crises aan te pakken.

Een industriebeleid heeft uiteraard middelen nodig. Op dit moment vervult de Europese Investeringsbank (EIB), 's werelds grootste ontwikkelingsbank, niet de rol die ze zou kunnen spelen om de openbare diensten en de publieke productie in Europa te verbeteren. We maken van de EIB een bank die zich strikt aan een publieke logica houdt, zoals de Duitse bank Kreditanstalt für Wiederaufbau (KFW). Jarenlang was deze overheidsbank een toonbeeld van stabiliteit, de veiligste bank ter wereld. Ze is volledig in handen van de overheid en verzamelt geld van spaarders om overheidsinvesteringen te financieren.

Investeringsbanken moeten de mogelijkheid bieden om te investeren in grootschalige projecten, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van openbaar vervoer. De EIB zal op Europees niveau belast zijn met de garantie op en de verwezenlijking van sociale en duurzame overheidsinvesteringen.

Deze bank moet haar samenwerking met nationale en regionale overheidsbanken versterken en haar technische bijstand uitbreiden naar steden, gemeenten en andere lokale overheden die in de beste positie verkeren om investeringen in sociale infrastructuur te ontwikkelen in overeenstemming met de lokale behoeften.

We nemen terug de controle over het bestuur van de bank en zorgen voor volledige transparantie. De EIB is het publiek verantwoording verschuldigd. Net als bij de Duitse overheidsbank KFW moeten vakbonden, regio's, steden en gemeenten bij de besluitvorming worden betrokken.

De bank zal ook een investeringsplan op lange termijn moeten opstellen dat vooral gericht is op openbare structuren. De EIB moet burgers centraal stellen in haar activiteiten met het oog op de financiering van sociale en duurzame publieke welvaart. In de praktijk betekent dit dat de EIB en de Europese overheidsbanken betaalbare, hoogwaardige openbare diensten financieren, zoals huisvesting, gezondheidszorg, energie en onderwijs. Publieke banken zoals de EIB moeten voorwaarden stellen aan de entiteiten die financiering ontvangen om herinvestering van bedrijfswinsten, strenge arbeidsnormen en collectieve onderhandelingen, evenals kwalitatieve tewerkstelling te garanderen.

De EIB zal haar non-profit mandaat moeten volgen en meer moeten investeren in projecten die - ondanks een hoger risico - een hoog sociaal rendement bieden. De Europese Centrale Bank zou de capaciteit van de EIB en nationale en regionale overheidsbanken kunnen ondersteunen om meer risico's te nemen ten behoeve van sociaal en ecologisch rechtvaardige projecten. De EIB en de overheidsbanken kunnen rijkdom die doelloos circuleert op de financiële  kapitaalmarkten geleidelijk weer activeren via investeringsprojecten die ondersteund zijn door publiek financiering . Publieke investeringen zijn  een essentieel instrument om privévermogen in te schakelen voor het algemeen belang,buiten de kortzichtige logica van de markt om.

Italië, Spanje, Frankrijk en Duitsland ontvangen momenteel het grootste deel van de EIB-financiering. De EIB moet haar mandaat beter uitvoeren en ervoor zorgen dat haar investeringen eerlijk worden verdeeld over de EU en in de regio's met de grootste noden.

Een van de belangrijkste obstakels voor de transformatie van de industriële sector is de benodigde hoeveelheid zeldzame grondstoffen. De behoefte aan kobalt, lithium, zeldzame aarden ... zal exploderen als we massaal zonnepanelen, batterijen en halfgeleiders willen produceren. De Europese Unie heeft een tekst aangenomen om de bevoorrading van deze strategische materialen veilig te stellen. Eens te meer gaat dit ten koste van elk sociaal en ecologisch gezond verstand, als gevolg van intensief lobbyen door multinationals van de grondwinningsindustrie.

De Europese strategie bestaat erin mijnen te openen over de hele wereld, zonder impactstudies en met bijzonder weinig aandacht voor de lokale bevolking. Europese leiders hebben niet minder dan 34 strategische materialen aangewezen, waarvan sommige vooral zullen worden gebruikt door multinationale wapenfabrikanten.

De Europese aanpak komt dus neer op een nieuwe 'gold rush', deze keer op kritieke grondstoffen. Dit zal leiden tot nieuwe conflicten en de plundering door multinationals van de rijkdom van de landen in het Zuiden. We verzetten ons ook tegen het kolonialisme van de energiesector, van waterstof tot batterijen. We zullen de landen in het Zuiden helpen bij hun energietransitie door onze technologie en knowhow te delen. We hebben partnerschappen nodig, gericht op de ontwikkeling van enkele materialen met respect voor de landen die beschikken over de hulpbronnen die we allemaal nodig hebben.

Hoe we produceren is ook heel belangrijk. Op dit moment is de industriële productie grotendeels lineair. Bedrijven gebruiken grondstoffen om producten te maken die na gebruik worden verbrand of gestort. Zo worden strategische middelen verspild. De zeldzame metalen die worden gebruikt in smartphones en computers met een korte levensduur zijn niet langer beschikbaar voor de productie van batterijen of windturbines. Zo ondermijnen we onze planeet: we verbruiken meer dan de aarde kan vernieuwen en we produceren meer vervuiling dan de aarde kan absorberen.

We maken de overgang naar een circulaire economie. Afval wordt daarin steeds opnieuw als grondstof gebruikt. Volgens een recente studie is het recycling potentieel in de kunststoffensector hoog: 62 procent van de vraag naar kunststoffen kan worden gedekt door chemische en mechanische recycling.

De eerste stappen zijn gezet op Europees niveau, met name met de overeenkomst tegen greenwashing en ingebouwde levensduurbeperking. Maar de Europese strategieën zijn ontoereikend. Rapporten in opdracht van de industrie tonen aan dat we in dit tempo slechts een klein percentage van onze benodigde materialen uit recycling zullen halen.

In Europa hebben we de expertise om deze recycling helemaal op punt te stellen. Als deze materialen niet worden teruggewonnen, is dat omdat het voor de mijnbouwmonopolies goedkoper is om grondstoffen en arbeiders uit te buiten in de landen van het Zuiden. We willen met dit model breken door recyclage te verplichten en producten modulair te ontwerpen zodat ze gerepareerd kunnen worden. Deze circulaire economie zal een manier zijn om onze industrie te moderniseren, het verbruik van energie en hulpbronnen te verminderen en hele industriële sectoren en hun waardeketens te transformeren. Het zal ook een bron van werkgelegenheid zijn. Van grote verwerkingslocaties tot buurtwerkplaatsen, kunnen er talloze banen worden gecreëerd. We zullen onze aanpak baseren op het vastleggen van sociale en milieunormen die van toepassing zijn op alle producenten en verkopers van producten in Europa.

Veel elektrische apparaten worden vandaag bewust zo ontworpen dat ze niet lang meegaan. Tegenwoordig dragen we T-shirts half zo lang als twintig jaar geleden, omdat ze minder stevig zijn. Volgens een studie van het Franse milieuagentschap werkt 88 procent van de smartphones die worden vervangen nog wel, maar worden ze onbruikbaar door de onmogelijkheid om software te updaten, het kapotgaan van onderdelen die niet kunnen worden vervangen of het gebrek aan reserveonderdelen. Weggooien wordt de enige oplossing en uiteindelijk betaalt de consument de rekening. Bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen om goederen te produceren die duurzamer en gemakkelijk recycleerbaar zijn, met minder verpakking , door middel van ambitieuzere regels die van toepassing zijn op alle producten die in Europa worden verkocht.

Met deze maatregelen zullen we de groeiende berg klassiek, elektronisch en bouwafval verminderen. Om deze verschuiving naar de circulaire economie te bewerkstelligen, zullen we een einde maken aan de anarchie die zich ontwikkelt in de afvalterugwinnings- en recyclingsector. In heel Europa betekent dit wijdverspreide slechte arbeidsomstandigheden en het in gevaar brengen van werkgelegenheid bij openbare afvalinzamelingsbedrijven, die het slachtoffer zijn van dumping door de privéreuzen in de sector. Op mondiaal niveau betekent dit dat we er vaak de voorkeur aan geven om ons afval naar landen buiten Europa te exporteren in plaats van het lokaal te recycleren. Voor de bevolking betekent deze wildgroei van spelers en deze controle door privébedrijven dat de kosten voor afvalinzameling en -recyclage stijgen. Daarom willen we de sector weer ten dienste stellen van het algemeen belang, met de garantie dat de overheidscontrole op de inzameling en sortering van huishoudelijk afval en dat van kleine zelfstandigen behouden blijft, tegen de Europese liberale logica in. Hetzelfde geldt voor overheidstoezicht op de hele sector, door middel van strenge sociale en milieunormen die bedrijven uitsluiten die de regels overtreden.