Geen Austerity 2.0, maar een Europa van solidariteit
We hebben een Europa nodig dat investeert in onze scholen, onze ziekenhuizen en ons openbaar vervoer. In het klimaat en de digitale transitie. De aangekondigde herinvoering van de bezuinigingsregels van het Stabiliteitspact zou dit alles verhinderen: deze ‘Austerity 2.0’ komt neer op meer dan 100 miljard euro aan besparingen per jaar. Wij verzetten ons tegen deze Europese bezuinigingsverdragen en bouwen aan een Europa van solidariteit en samenwerking.
De Europese eenmaking is geëvolueerd van een Vrijhandelsunie (EEG) naar een Politieke Unie (Europese Unie) en een Monetaire Unie (Eurozone). De deelnemende nationale staten hebben daarbij steeds meer macht overgedragen aan de Europese instellingen. Zowat 80% van alle Belgische wetten zou vanuit de Europese Unie geïnspireerd of opgelegd worden. Europese werkgeversorganisaties en multinationals als de Europese Ronde Tafel voor Industriëlen (ERT) speelden een doorslaggevende rol in het uittekenen van de huidige Unie. Hun witboeken en lobbyrapporten worden Europese wet. Het gevolg is een Europese integratie die een waar wapen is tegen sociale en democratische rechten. Deze instellingen zijn op hun lijf en belangen geschreven. Totaal ontransparant, doorspekt met lobbyisten en meestal helemaal onverkozen.
We stellen deze fundamenten van de Europese Unie in vraag. We voeren strijd op Europees en nationaal vlak. We steunen Europese eisen voor zaken waar hoe dan ook de strijd voor sociale en ecologische vooruitgang vooral op Europees niveau moet gevoerd worden. Ieder parlement van een land moet, op basis van sociale, milieu of democratische overwegingen, kunnen besluiten bepaalde richtlijnen tegen te houden of niet toe te passen. Het gaat hier om progressieve ongehoorzaamheid. We weigeren in ons land Europese richtlijnen om te zetten die een achteruitgang zouden betekenen voor de werkende klasse.
Tijdens de Covid-19 pandemie werd een reeks Europese regels opgeschort. Dit waren onder andere de regels die lidstaten budgettaire bezuinigingen oplegden via het zogenaamde ‘Stabiliteits- en Groeipact’. In naam van de strijd tegen het begrotingstekort en de overheidsschuld dwingen deze regels de regeringen van de lidstaten om te snijden in openbare diensten en sociale rechten. Dat heet bezuinigen, of in het Engels ‘austerity’ (soberheid).
Ondergefinancierde spoorwegen, ziekenhuizen en crèches in crisis, scholen met een tekort aan middelen... Dit zijn de verschrikkelijke gevolgen van jarenlange bezuinigingen. Het echte doel van dit beleid is om alle openbare diensten te privatiseren.
De bezuinigingen hebben in de jaren 2010 geleid tot zowel sociale rampen als verzet van de bevolking van Portugal tot Griekenland, via België en Frankrijk. Covid was een wrede illustratie van hoe ‘austerity’ een enorme vergissing was. Toen de pandemie uitbrak, na jaren van bezuinigingen, hadden ziekenhuizen in heel Europa een tekort aan middelen, apparatuur en personeel.
Tijdens de hele verkiezingscampagne voor 2019 hamerde de PVDA erop dat deze regels onhoudbaar waren. Alle traditionele partijen beweerden toen dat het onmogelijk was om er iets aan te veranderen. Maar Covid heeft aangetoond dat al deze regels in minder dan twee weken kunnen worden opgeschort.
De Europese leiders lijken hun les niet geleerd te hebben. Nu, midden in een ernstige sociale crisis, hebben Europese regeringen onderhandeld over de terugkeer van bezuinigingen in een nieuwe vorm. ‘Austerity 2.0’, zeg maar. Met de uitdrukkelijke steun van de Belgische Vivaldi-regering trouwens, zoals bleek uit de Ecofin-top in december 2023. Volgens het Europees Verbond van Vakverenigingen zouden de nieuwe regels België dwingen om de komende legislatuur jaarlijks tussen de 4,5 en 7,5 miljard euro te bezuinigen. In het Europees Parlement stemde een brede coalitie van sociaaldemocraten, conservatieven en liberalen voor de nieuwe Europese begrotingsregels. De Belgische groene en socialistische partijen stemden tegen in het Europees Parlement, maar dat was slechts voor de show. Want tegelijkertijd steunen deze partijen de nieuwe regels volledig via de Belgische regering en haar voorzitterschap van de Europese Unie. Het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie heeft er zelfs een prioriteit van gemaakt. Dit is een onhoudbare politieke schizofrenie: aan de ene kant zweren ze tijdens verkiezingscampagnes dat ze tegen bezuinigingen zijn, terwijl ze aan de andere kant een antidemocratisch Europees keurslijf aanvaarden dat aan alle regeringen moet worden opgelegd voor de komende jaren.
De PVDA in België heeft, net als de Europese parlementaire fractie The Left waar de PVDA deel van uitmaakt, het voortouw genomen in de strijd tegen de terugkeer van de bezuinigingen. En we stonden aan de zijde van de vakbonden die op 12 december 2023 tienduizenden arbeiders uit heel Europa samenbrachten in de straten van Brussel.
We hebben een heel ander beleid nodig. We hebben een ambitieus programma van sociale en klimaatinvesteringen nodig dat lijnrecht tegenover ‘Austerity 2.0’ staat. Wij stappen af van het Begrotingspact (VSCB) en het Stabiliteitspact. Maar we gaan ook voor ongehoorzaamheid tegenover het Europees Verdrag zelf. In artikel 121, 126 en 136 organiseert dat Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie het toezicht op de twee beruchte cijfers van de Europese Unie: de openbare schuld van een lidstaat mag niet meer dan 60% van het bbp bedragen en het begrotingstekort niet meer dan 3%. Die percentages zijn zuiver ideologische keuzes, gebaseerd op gemiddelden van drie decennia geleden, maar worden vandaag gebruikt om elk land te straffen dat niet in de pas loopt.
Wij stellen een Europees Toekomstfonds voor met als belangrijkste doelstellingen het bevorderen van openbare en sociale diensten en de transitie naar een duurzame economie. Het Toekomstfonds moet democratisch worden beheerd. Parlementen, vakbonden en maatschappelijke organisaties spelen hierbij een belangrijke rol. In tegenstelling tot het huidige relanceplan van de Europese Unie genaamd ‘Next Generation EU’, dat in 2020 is aangenomen, zal ons plan niet onderworpen zijn aan de strenge voorwaarden van neoliberale hervormingen en zal het niet toestaan dat overheidsgeld wordt omgeleid naar projecten zoals de bouw van militaire bases of steun voor grote private multinationals.
Vandaag stellen de programma’s van de Europese Unie miljarden euro’s belastinggeld ter beschikking als een onderpand om private investeringen aan te trekken, een garantie voor investeringen waarvoor anders zogenaamd geen investeerders gevonden zouden worden. Terwijl de Europese verdragen openbare investeringen plat leggen, gebruikt de Unie zo openbaar geld om de winsten van het grootbedrijf te garanderen. Zuurstof geven aan een economie terwijl je die via bezuinigingen wurgt kan niet werken. De plannen uit het verleden vervulden hun eigen beloftes dan ook niet. Daarenboven laten ze de deur voor fossiele brandstoffen: investeringen in windenergie zijn zelfs met 50% gedaald tegen 2022, terwijl 95% van de investeringen door olie- en gasgiganten nog steeds naar fossiele brandstoffen gaat.
Ons Toekomstfonds gaat in een totaal andere richting met een dubbele functie. Enerzijds doet het structurele Europese investeringen, anderzijds helpt het nationale investeringen aan voordelige voorwaarden, volgens een Europese verdeelsleutel. Het is een aanvulling op andere Europese financiële instrumenten die dan weer gericht zijn op de particuliere sector.
Het ‘Next Generation EU’-plan waar de Europese Unie in 2020 mee naar buiten kwam, bevestigde dat een dergelijk fonds volledig realistisch is als de politieke wil er is. Het Toekomstfonds kan fondsen mobiliseren voor investeringen door middel van Europese Toekomstobligaties. In dit verband moet er een einde komen aan het destructieve rentebeleid van de Europese Centrale Bank. Het verhogen van de rente is antisociaal en anti-investering. Door zelfs maar een klein deel van de duizenden miljarden euro’s aan slapend kapitaal in Europa te activeren, kunnen de middelen worden vrijgemaakt om dit ambitieuze publieke investeringsplan uit te voeren.
Ook de Europese Centrale Bank kan geld in de economie pompen door de Toekomstobligaties van het Fonds op te kopen en zou in die zin onderworpen zijn aan controle van het Europees Parlement. De ECB zou een rol spelen bij de heroriëntatie van geld van de financiële markten naar de reële economie. Dat is een heel andere logica dan de geldpers van de Europese Centrale Bank laten draaien om de banken en speculanten te financieren.
De interesten op de Toekomstobligaties worden gegarandeerd met de inkomsten uit een Europese belasting op financiële transacties, de zogenaamde Tobintaks. Een dergelijke belasting, die de Commissie-Von der Leyen had beloofd, kan tussen 70 en 100 miljard euro per jaar opleveren, op voorwaarde natuurlijk dat alle Europese landen deze belasting toepassen.
Dankzij de inkomsten uit deze gemeenschappelijke obligaties alleen al kan het Toekomstsfonds jaarlijks rechtstreeks honderden miljarden euro’s investeren. Dat stimuleert ook andere investeringen, net als duurzame groei en ontwikkeling. De overheidsinkomsten stijgen, terwijl de uitgaven voor werkloosheid dalen. Dit blijft de beste manier om de overheidsschuld af te betalen. Het Europees Toekomstfonds kan bijkomend gefinancierd worden uit bestaande steunprogramma’s en uit een hogere effectieve belasting op de multinationals.
Het Europese stelsel van rekeningen, afgekort ESR 2010, maakt geen onderscheid meer tussen gewone en buitengewone openbare boekhouding. In plaats van een investering over meerdere jaren af te schrijven, moet dit bedrag volledig geregistreerd worden in het jaar van de lening. De investeringen van de lokale overheden hebben er enorm onder te lijden. Toch vertegenwoordigen deze lokale investeringen een derde van de overheidsinvesteringen. Zonder hen zal het onderhoud en de renovatie van de lokale infrastructuur in het gedrang komen. Onder de oude boekhoudnormen van ESA 95 vonden gemeenten een achterpoortje in het opzetten van publiek-private partnerschappen. Helemaal openbaar ging immers nog nauwelijks. Het nieuwe ESA 2010 doet die achterpoort dicht door de definitie van ‘openbare administratie’ te verbreden: heel wat private bedrijven worden nu als openbare administratie gekwalificeerd. Dat bezorgde België volgens de Nationale Bank bijna 500 miljoen euro bijkomende openbare schuld. Infrastructuurprojecten als de aanleg van twee tramlijnen in Luik liepen vertraging op omwille van Europese kritiek op de wijze waarop het project in de begroting was opgenomen. Het plan voor de CITEO-maatschappij die gemakkelijker leningen zou kunnen aangaan voor investeringen in het Brusselse openbaar vervoer, werd zelfs helemaal afgevoerd.
Europa is ongelijk ontwikkeld. De ontwikkeling van exportkampioenen, met als koploper Duitsland, gaat gepaard met schulden en achterstand in de productieve sector in de landen uit de Zuid-Europese periferie zoals Portugal, Griekenland en Spanje of in Oost-Europese landen als Roemenië, Polen of Tsjechië. Deze concurrentie drijft een continent uit elkaar. Zolang we geen Unie bouwen op basis van solidariteit en samenwerking, waar financiële transfers en hulp mogelijk zijn tussen sterkere exportlanden en zwakkere importlanden, zullen bedrijven en hun staten altijd naar sociale dumping grijpen.
De Unie stelde zich officieel ten doel gelijke levensomstandigheden in de regio’s te waarborgen. Maar de Europese verdragen definiëren economisch beleid vooral om het “concurrentievermogen” en de “competitiviteit” te verhogen. Dat gaat ten koste van gelijkmatige, duurzame en sociaal rechtvaardige regionale ontwikkeling. De ongelijkheid tussen regio’s in de Europese Unie en binnen landen neemt toe. Marktwerking en vrije concurrentie maken sterke regio’s sterker en zwakke regio’s zwakker. Investeringsplannen vanuit de Unie zouden in de eerste plaats naar die landen kunnen gaan die het zwaarst geleden hebben onder de besparingsmaatregelen en de crisis. Financiële steunprogramma’s moeten de zwakste regio’s eerst helpen. Tegenwoordig gebeurt nochtans vaak het tegenovergestelde.
De Europese Investeringsbank (EIB) is 's werelds grootste publieke investeringsbank, die jaarlijks ongeveer 75 miljard euro uitleent. Toch opereert de bank voornamelijk als een particuliere geldschieter, gesteund door de publieke sector, zonder te hoeven voldoen aan strenge voorwaarden op het gebied van transparantie. Tot op de dag van vandaag stimuleert de bank sociaal en ecologisch schadelijke projecten in Europa en de rest van de wereld. Wij veranderen de EIB in een echte publieke investeringsbank, onderworpen aan strikte voorwaarden van transparantie en bindende sociale en ecologische operationele regels.
In het licht van de opgelegde besparingsprogramma’s, de liberaliseringen en de privatiseringen wegen de Europese fondsen niet op tegen de tsunami van vrije concurrentie die de regio's overspoelt. De Cohesiefondsen kunnen de pijn van de Europese besparingsverdragen ietwat verzachten. Maar steeds vaker worden deze fondsen officieel verbonden met voorwaarden inzake de naleving van de structurele hervormingen ten gunste van het liberaliseringsbeleid. Een steeds groter deel van de Europese fondsen voor regionale ontwikkeling, sociale zaken, cohesie, landbouw, visserij of regionale ontwikkeling mag gebruikt worden voor zogenaamde “structurele hervormingen” in het kader van het Europees Semester. Die fondsen zouden lokale ontwikkeling moeten helpen, maar het Semester doet precies het omgekeerde: een streng besparingsbeleid doorheen de Unie. Met andere woorden: Europese fondsen voor cohesie gaan zorgen voor minder cohesie en meer afbraak en concurrentie.
En het houdt daar niet op. Fondsen die naar kleine lokale KMO’s zouden gaan mogen steeds meer naar grotere bedrijven, die stukken groter zijn dan de gemiddelde KMO, zoals ‘midcaps’, bedrijven met beurskapitalisaties tot een miljard euro en meer.
De bestaande Europese fondsen moeten voorzien in lokale en sociale behoeften en niet in prestigeprojecten ten voordele van de rijksten. De bestaande Europese structuur- en investeringsfondsen moeten de ergste uitwassen van de ongelijke ontwikkeling tegengaan en een impuls geven aan lokale ontwikkeling. We willen regionale actoren nauwer betrekken bij het ontwerp van de fondsen. We willen de eigen bijdragen aan de steunprogramma’s, waar nuttig, terugbrengen tot nul, zodat de steun daadwerkelijk de structureel zwakke regio’s bereikt. De Europese regio’s, maar ook vakbonden en sociale organisaties, zouden meer inspraak moeten krijgen in het investerings-, structuur- en steunbeleid van de Europese Unie.
Als de werkloosheid in tijden van crisis sterk stijgt, moet de sociale zekerheid voor de getroffenen in heel Europa gewaarborgd zijn. Daarvoor zetten we een Europees Solidariteitsmechanisme op. Het SURE-mechanisme toont aan dat een dergelijk permanent systeem nodig is. Ieder land draagt in tijden van lage en dalende werkloosheid bij in functie van haar bruto binnenlands product. Tachtig procent van die bijdragen worden voor de lidstaat zelf gereserveerd. Twintig procent gaat naar een gemeenschappelijke pot. Bijdragen aan het Mechanisme worden niet meegeteld voor de bepaling van het begrotingstekort van de Europese begrotingsregels. De kosten worden per lidstaat betaald door de superrijken en het grootbedrijf via speciale heffingen. Als de werkloosheid in een gegeven jaar in een land sterk stijgt, dan kan de lidstaat beroep doen op het Mechanisme om toegenomen lasten en noden op te vangen. Het put daarvoor allereerst uit de eigen bijdrage. Als die niet volstaat om de sociale crisis op te vangen, kan het Solidariteitsmechanisme op basis van de gemeenschappelijke pot of via de financiële markten voordelige Solidariteitsobligaties aanbieden. Het Solidariteitsmechanisme ontslaat de lidstaten niet van de verplichting om goede jobs en een goede opleiding te creëren, bescherming tegen onzekere banen te garanderen en ervoor te zorgen dat werklozen worden beschermd en in dienst worden genomen om in hun levensonderhoud te voorzien. Europese Solidariteitsobligaties kunnen toelaten dat lidstaten elkaar ondersteunen en samen het hoofd bieden aan het destructieve en irrationele kuddegedrag van de financiële markten.
In sociale termen betekent de Unie een neerwaartse spiraal. Ze organiseert concurrentie tussen landen en tussen werknemers, wat de sociale normen naar beneden duwt. De minimumloonrichtlijn is een belangrijke overwinning voor de vakbeweging. Maar deze richtlijn kan de fundamentele dynamiek van de Unie niet veranderen. Het aantal werkende armen in de Europese Unie nadert gemiddeld één op tien. Overal in de Unie worden de openbare pensioenstelsels systematisch verzwakt. Sociale dumping blijft bestaan via een lange reeks mechanismen, van detachering tot onderaannemingsketens. En dat alles in naam van de vrije concurrentie en de markt.
Het kan niet dat economische vrijheden voorrang hebben op sociale rechten. Daarom strijden we voor een principe van sociale vooruitgang. Economische vrijheden kunnen geen vrijgeleide zijn voor ondernemingen om de nationale sociale en arbeidswetgeving en -praktijken te ontduiken of te omzeilen, of om sociale dumping in de hand te werken. De economische vrijheden, zoals vastgelegd in de Verdragen, moeten zo geïnterpreteerd worden dat zij geen inbreuk maken op de uitoefening van de erkende sociale grondrechten, met inbegrip van het recht om over collectieve overeenkomsten te onderhandelen, ze te sluiten en af te dwingen en collectieve actie te ondernemen. Ze mogen ook geen inbreuk maken op de autonomie van de sociale partners bij de uitoefening van deze fundamentele rechten voor het nastreven van sociale belangen en de bescherming van werknemers.
We stellen een nieuw beginsel van Europees recht voor: het beginsel van non-regressie. Beter: het beginsel van sociale, democratische en ecologische vooruitgang. Dat betekent dat het Europees recht rekening houdt met het verschillend ontwikkelingsniveau van de lidstaten. Wat voor minder ontwikkelde landen op een bepaald domein een vooruitgang is, kan onder het niveau zijn van wat door anderen al veroverd is. Het non-regressiebeginsel betekent dat men in geen enkele lidstaat maatregelen kan doorvoeren die een achteruitgang vormen. We breiden daarom het bestaande gele- en rodekaartmechanisme uit. Iedere lidstaat kan voortaan een maatregel die dergelijke achteruitgang vormt weigeren.
We installeren het principe van de Europese ongehoorzaamheid. We weigeren richtlijnen om te zetten die een achteruitgang zouden betekenen voor de gewone mens. Wij veralgemenen de meest sociale systemen. Met gemeenschappelijke besparingsregels die openbare diensten en investeringen kapot maken, breken we. We werken samen aan openbare investeringen voor gelijkmatige ontwikkeling doorheen Europa. Wij werken samen om de klimaatsverandering echt aan te pakken. Samenwerking om meer te investeren in defensie weigeren we. Wij werken samen om te ontwapenen. Ook bij de tenuitvoerlegging van andere besluiten, maatregelen, regels of normen op Europees vlak, vermijden we elke achteruitgang ten opzichte van het nationale recht.
Een Europa van de mensen vereist sterke openbare diensten. Wij willen volksgezondheid, mobiliteit en energievoorziening in publieke handen — niet als uitzondering op de EU-regelgeving, maar als integrale doelstelling daarvan. Dit vereist een fundamentele koerswijziging: van de neoliberale verdragen van de Europese Unie naar een koers ten dienste van de bevolking. Daartoe stellen wij een totaalconcept voor een democratisch gecontroleerde, ecologisch en sociaal rechtvaardige toekomstige economie in Europa voor. Wanneer op Europees vlak met één stem wordt gesproken, moeten de belangen van de Europese burgers voorrang krijgen boven concurrentievermogen en winst. We versterken openbare diensten in plaats van ze te ontmantelen en laten opnieuw staatshulp toe door te breken met artikelen 101 tot 107 van het Europees Verdrag.
We gaan ook voor een opwaartse harmonisering van vrouwenrechten doorheen Europa. Daarvoor gaan we naar een Clausule van de Meestbegunstigde Vrouw. We zoeken de meest vooruitstrevende regels en veralgemenen die. Wij willen een samenleving waarin vrouwenrechten, bijvoorbeeld de keuze om al dan niet moeder te worden, niet telkens opnieuw in vraag gesteld worden, maar waarin ze definitief verworven rechten zijn. Waar de loonkloof voltooid verleden tijd is en vrouwenrechten uitgebreid in plaats van ingekrompen worden.
Dat realiseren kunnen we natuurlijk niet alleen vanuit België. Ook daarom steunen we opkomende Europese solidariteitsbeweging van onderuit. We steunen initiatieven voor transnationale samenwerking tussen vakbonden, strijdbewegingen of sociale organisaties. Alleen strijd en mobilisatie van burgers, vakbonden en verenigingen kan voor tegenwicht zorgen en dwingen om radicale hervormingen door te voeren.