Armoede tegengaan met sociale bescherming
Wij geloven dat sociale bescherming één van de fundamentele pijlers van het Europese project moet zijn. De huidige logica van Europese concurrentie en bezuinigingen drijft steeds meer mensen in armoede en sociale onzekerheid. Dat moet anders. Wij gaan voor een eerlijke verdeling van rijkdom. Een dak boven je hoofd en gezondheidszorg moeten gegarandeerd zijn. En na een leven lang hard werken heeft iedereen recht op rust, zonder financiële zorgen.
Basisbehoeften - medicijnen, huisvesting, pensioenen, bescherming tegen armoede - en sociale rechten moeten worden gegarandeerd voor iedereen in de Europese Unie. Prioriteit geven aan de markt en concurrentie, verslechtert het dagelijks leven van mensen op het gebied van gezondheid en huisvesting. De Europese Unie speelt een belangrijke rol in het privatiseren en ontmantelen van openbare diensten door haar concurrentie- en liberaliseringsrichtlijnen en verdragen. Het beleid van de Europese Unie is gebaseerd op "structurele hervormingen" en sociale afbraak die miljoenen mensen in armoede hebben gestort. "Structurele hervormingen" zijn synoniem voor het verarmen van de bevolking om de banken en de winsten van multinationals te redden.
In wat misschien wel het rijkste continent ter wereld is, lopen bijna 100 miljoen Europeanen nog steeds het risico op armoede of sociale uitsluiting. Eén kind op vier. In sommige landen gaat het over bijna 40% van de bevolking. De conclusies van het rapport Poverty Watch van het European Anti-Poverty Network zijn ronduit schokkend. Alarmerende jeugdwerkloosheid in Zuid- en Oost-Europa en onzekere, flexibele loopbanen verhinderen jongeren om een toekomst voor zichzelf op te bouwen. Ongeveer 15% van de jongeren in de EU is werkloos. In Griekenland, Spanje en Italië ligt dit percentage tussen de 20% en 30%. In bepaalde wijken van Brussel, de Europese hoofdstad, is dat 50%. Veel jongeren worden gedwongen om hun woonplaats te verlaten en kansen te zoeken in andere EU-landen. Sommige landen verloren zo tot een kwart van hun bevolking. Voor velen maken onzekere werkomstandigheden en een slecht loon deel uit van een 'normale' intrede in het beroepsleven. Alle partijen beweren dat ze jeugdwerkloosheid willen bestrijden, maar de Europese Unie kan jongeren niets garanderen: ze is machteloos en te zwak.
Bovendien onderschatten de officiële cijfers de situatie. Europese statistieken houden vaak alleen rekening met geregistreerde gezinnen, dus niet met daklozen, niet met mensen zonder papieren en vaak ook niet met ouderen en andere mensen in zorginstellingen. Bovendien vergeten de statistieken dat vrouwen vaak veel zwaarder getroffen worden door armoede en hanteren ze onrealistische standaarden over de levensduurte en het risico op armoede.
Ondertussen maken grote multinationals buitensporige winsten. Waar gaat het geld naartoe? Alvast niet naar het creëren van kwalitatieve jobs, goede lonen, betere sociale zekerheid of de ontwikkeling van openbare diensten. De belangrijkste oorzaken van armoede zijn groeiende ongelijkheid. De meest ongelijke landen in Europa zijn ook de landen met de hoogste armoedecijfers.
Europa moet het over één ding eens zijn: het recht om niet in armoede te leven. Alle EU-lidstaten moeten ervoor zorgen dat niemand in armoede leeft. Dit geldt voor volwassenen, kinderen en tieners, ongeacht hun afkomst of nationaliteit. Armoedebeleid vereist een meervoudige aanpak. We moeten ons richten op het voorkomen en bestrijden van armoede op alle gebieden. Daarom willen we een armoedetoets inzetten voor alle Europese verordeningen, richtlijnen en besluiten.
Een goede job is de beste bescherming tegen armoede. Ook sociale zekerheid speelt een rol. We hebben een onvoorwaardelijke minimumuitkering nodig voor mensen die niet kunnen werken. Deze uitkering moet hoger zijn dan de Europese armoederisicodrempel. Om dat te implementeren, moet er fiscale rechtvaardigheid zijn. Het Europees Semester, dat de nationale begrotingen controleert, brengt de strijd tegen armoede in gevaar. Daar willen we een einde aan maken.
De huidige minimuminkomens zijn niet voldoende om mensen uit de armoede te halen en dat is in strijd is met onze grondrechten. Begin 2023 presenteerden het Europees Parlement en de Europese Raad hun standpunten over een Europese richtlijn over het minimuminkomen. De positie van de Europese staten was volstrekt ontoereikend. Het Europese Anti-Armoede Netwerk (EAPN) heeft het gebrek aan een expliciete, universele, op rechten gebaseerde benadering van een toereikend minimuminkomen aangeklaagd. Ze willen discriminatie en ongelijke toegang overwinnen zodat niemand wordt achtergelaten. In de voorgestelde tekst ontbreken ook concrete duurzaamheidsmaatregelen en goede praktijken voor de financiering van het gegarandeerd minimuminkomen.
Voor de N-VA en het Vlaams Belang gaat deze tekst echter al te ver. Geen van beide partijen steunde de voorzichtige tekst van het Parlement, die voorzichtig opriep tot Europese maatregelen om sommige gezinnen te helpen die niet rond kunnen komen of onder de armoedegrens leven. Vooral vrouwen worden getroffen door armoede en lopen een nog groter risico om onbeschermd achter te blijven. Niet voor dit voorstel stemmen, betekent bijna 20% van de bevolking van het land in de steek laten. Het betekent dat we burgers van België en heel Europa in de steek laten. Eens te meer tonen deze rechtse separatistische partijen hun ware asociale gelaat.
Het recht op een minimuminkomen voor iedereen, dat beloofd werd door de Europese pijler van sociale rechten, is nog niet gerealiseerd. Een Europees initiatief voor een Europees minimuminkomen zou een goede zaak zijn. Wij steunen een voorstel voor een ambitieuze en bindende Europese richtlijn over het minimuminkomen, zoals gevraagd door de meerderheid van het Europees Parlement. Die richtlijn moet worden opgesteld met de directe en echte participatie van het maatschappelijk middenveld, vakbonden en de betrokken mensen.
We willen de jeugdwerkloosheid bestrijden. Onze visie van een Europa zonder armoede en werkloosheid is gebaseerd op een eerlijke verdeling van werk en een arbeidsduurverkorting zonder verlies van loon of personeel. We willen goede jobs waarop jongeren hun toekomst kunnen bouwen. Werklozen moeten alle kansen krijgen om terug naar school te gaan en een opleiding te volgen, zonder beperkingen of angst om als werkloze te worden opgejaagd. We willen de economische vooruitzichten van de lokale bevolking verbeteren. We investeren in openbare diensten, we versterken de economische activiteit van lokale overheden op het gebied van sociale huisvesting en scheppen banen in het onderwijs. De dertigurige werkweek zal de werkloosheid helpen bestrijden. De eerlijke verdeling van rijkdom en tijd biedt een sociaal en ecologisch perspectief om het leven te verbeteren.
De structurele Europese fondsen moeten meer doen en het beter doen. Ten minste 30% van de middelen van het hervormde Europees Sociaal Fonds moet worden besteed aan sociale inclusie. Om het vroegere Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen te integreren in het Europees Sociaal Fonds, moet ten minste 4% van deze fondsen worden besteed aan materiële hulp voor de meest kansarmen.
Hoewel toegang tot fatsoenlijke huisvesting een grondrecht is, is het voor veel mensen nog lang geen realiteit. De zoektocht naar een huis is het onderwerp geworden van televisieprogramma's vol emotie en spanning. Alle macht is in handen van projectontwikkelaars, die de beste bouwpercelen opkopen en er dure lofts of kantoren op bouwen. En voor de weinige overgebleven stukken land waarop betaalbare gezinswoningen kunnen worden gebouwd woedt er een enorme strijd. Iedereen die het ouderlijk huis verlaat, is zich volkomen bewust van de resultaten van dit beleid. Een huis kopen kost een arm en een been en dan blijft er nauwelijks genoeg over om het te renoveren of te isoleren. En huren? Ook dat wordt steeds duurder, om nog maar te zwijgen over het feit dat de meeste huurwoningen van slechte kwaliteit zijn.
Het kan anders en daarvoor moeten we zelfs niet ver zoeken. Met een portefeuille van 220.000 huurwoningen is de stad Wenen de grootste huisbaas van Europa. Zo blijft het huisvestingsbeleid in handen van de overheid. De overheid beslist wat er wordt gebouwd op basis van de behoeften van de bevolking, niet de projectontwikkelaars. Daardoor zijn er altijd betaalbare, duurzame en comfortabele huizen te koop of te huur. De stad biedt huiseigenaren ook renteloze leningen om hun huizen energiezuiniger te maken.
Wenen wordt jaar na jaar verkozen tot de meest leefbare stad ter wereld, en de prijzen rijzen niet de pan uit, zoals in Londen, Amsterdam of Parijs. De stad zelf verhuurt 220.000 openbare woningen en subsidieert ook 200.000 kwaliteitshuurwoningen. De Oostenrijkse hoofdstad heeft meer dan 50% publieke huisvesting, met lage huren (een alleenstaande betaalt ongeveer €300 voor een comfortabele flat), waardoor ook de prijzen op de privémarkt dalen. Op deze manier behouden de Weense autoriteiten de controle en hoeft zich het hoofd breken om een betaalbare woning te vinden.
In navolging van het Weense voorbeeld, willen ook wij de vastgoedsector in ons land in handen nemen. De Europese Unie moet deze dynamiek ondersteunen. Het Stabiliteitspact en de terugkeer van de besparingsregels die regeringen dwingt om fors te snoeien, zijn onverenigbaar met een sociaal huisvestingsbeleid. We weigeren dat soort beleid.
De Europese Unie moet initiatieven van overheidsbedrijven ondersteunen om bouwprojecten op te zetten, het huisvestingsbeleid te sturen en eigendommen en grond te verwerven waarop publieke huisvesting kan worden gebouwd. Op deze manier laten we de woningmarkt niet in handen van speculatieve projectontwikkelaars die alleen maar bouwen om zo snel mogelijk met maximale winst door te verkopen.
We starten ook een golf van renovaties om het energieverbruik van alle huishoudens aanzienlijk te verminderen. We renoveren en isoleren gebouwen wijk per wijk via een derdebetalerssysteem. De richtlijn over de energieprestatie van gebouwen, die in 2023 wordt aangenomen, opent hiervoor de deur. We willen deze richtlijn bindend maken en elke oplossing die de werkende klasse laat opdraaien voor de kosten van renovatie, verbieden. Regeringen zullen de kosten betalen, en dat geld krijgen ze vervolgens terug via lagere energiefacturen. We zien dat deze effectieve aanpak niet alleen in Wenen resultaten oplevert, maar ook in Duitsland. Daar zijn in tien jaar tijd vier miljoen huizen geïsoleerd. Dat zijn evenveel huizen als er in heel België staan. Het is voor ons dus heel goed mogelijk om elk huis in korte tijd te isoleren.
Met deze publieke aanpak maken we van huisvesting een gegarandeerd recht. De huizenmarkt is een wespennest geworden. We maken een einde aan te dure huizen of wachtlijsten die te lang zijn voor sociale huisvesting. In heel Europa, ook in België, komen mensen op straat om hun recht op kwaliteitsvolle huisvesting te verdedigen. Ze hebben gelijk.
Het recht op fatsoenlijke huisvesting is een recht dat niet wordt gerespecteerd voor daklozen. Dakloosheid gaat niet alleen over mensen die op straat slapen. Veel mensen brengen gedwongen de nacht door bij vrienden, familie of kennissen en zitten daardoor in een kwetsbare situatie. De toegang tot behoorlijke noodopvang moet onvoorwaardelijk zijn. Daarom investeren we in specifieke noodopvang, ook voor gezinnen. We maken het gemakkelijker om vervallen, langdurig leegstaande huizen te renoveren en maken er betaalbare huurwoningen van. We vergroten ook het aanbod van tijdelijke huisvesting voor mensen in noodsituaties.
Maar dat is niet genoeg. We kiezen voor het principe "Housing First", dat huisvesting erkent als een onvoorwaardelijk grondrecht. "Housing First" draait de logica om: toegang tot stabiele, goede huisvesting is de eerste stap. Daarnaast worden daklozen ook begeleid. Een huis hebben is essentieel voor de toegang tot andere rechten, zoals het recht op gezondheid, waardigheid en een privé- en gezinsleven. Met deze aanpak zijn Finland en Noorwegen erin geslaagd om het aantal daklozen effectief terug te dringen. “Housing First” is een noodzakelijke eerste stap om mensen uit de armoede te helpen.
2021. De Europese Commissie onthult haar Groenboek over de vergrijzing, met als ondertitel: "Bevorderen van intergenerationele solidariteit en verantwoordelijkheid". Het is een donderslag bij heldere hemel. In het rapport staat dat "volgens de meest recente bevolkingsprognose van Eurostat zou de afhankelijkheidsratio van ouderen in de EU in 2040 alleen op hetzelfde niveau blijven als in 2020 als het beroepsleven wordt verlengd tot 70 jaar. Er zijn echter aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten, waaruit blijkt dat Europa voor verschillende uitdagingen staat. Om de nationale afhankelijkheidsratio van ouderen in 2040 constant te houden ten opzichte van 2020, suggereren prognoses dat Malta, Hongarije en Zweden het beroepsleven slechts tot 68 zouden moeten verlengen, terwijl Litouwen en Luxemburg dit zouden moeten verlengen tot 72." In Litouwen bedraagt de levensverwachting 71,5 jaar. Met andere woorden: volgens de berekeningen van de Europese Commissie zou de "ideale" pensioenleeftijd hoger moeten liggen dan de levensverwachting in dit land. Dat is onaanvaardbaar.
Wat levert het verhogen van de pensioenleeftijd op? Maakt dit het werk uitvoerbaarder? Schept dit meer werkgelegenheid voor jongeren? Nee. Een hogere pensioenleeftijd zorgt er alleen maar voor dat de mensen van hun beste pensioenjaren worden beroofd. Dit is met name het geval voor werknemers in de industrie, gezondheidszorg, bouw, afvalinzameling en vervoer ... Kortom, iedereen die het land draaiende hield tijdens de coronacrisis. In Frankrijk heeft de pensioenhervorming van Macron, waarmee de Fransen twee jaar langer moeten werken, een ware revolte ontketend. Veel Franse arbeiders sterven voor hun 62e. Hetzelfde geldt voor België. Het idee dat we steeds langer moeten doorwerken is een simplistische visie die veel mensen in armoede heeft gestort.
De pensioenleeftijd van 67 jaar in België is niet slechts symboolbeleid. Het is een politieke keuze die tot grote sociale achteruitgang heeft geleid. Sinds de regeling voor het brugpensioen sterk werd teruggeschroefd onder de regering-Di Rupo (2011-2014) en vervolgens de regering-Michel (2014-2019), is het aantal bruggepensioneerden sterk gedaald. Het doel was mensen langer aan de slag te houden en minder pensioenen uit te betalen. Maar dit heeft er niet voor gezorgd dat werken voor oudere werknemers haalbaarder is geworden.
In België zien we de desastreuze resultaten van deze maatregelen terug in het aantal langdurig zieken. Voor elke bruggepensioneerde die er sinds 2012 minder is, kwam er minstens één langdurig zieke bij. Je kunt de maatschappelijke realiteit niet veranderen door een sociaal recht af te schaffen. Als je helemaal afgemat of uitgeput bent door het werk, kun je simpelweg niet verder werken. Anders stort je in. De verschillende sectoren van de sociale zekerheid zijn communicerende vaten. Daarom is het zo belangrijk om de pensioenleeftijd te verlagen naar 65 jaar en te investeren in systemen die het werk werkbaarder maken, zoals eindeloopbaanregelingen vanaf 55 jaar.
We zijn niet gelijk voor de dood. Studies tonen aan dat een minister, een Eurocommissaris, een bankier of een leidinggevende gemiddeld 10 jaar langer leeft dan een bouwvakker, een poetshulp, een uitzendkracht of een verpleegster. Kortom: werknemers met zware beroepen leven korter. In termen van levensverwachting in goede gezondheid is het verschil maar liefst 10,5 jaar voor mannen en 13,4 jaar voor vrouwen.
De verschillen in levensverwachting zijn in het verleden kleiner geworden, maar worden nu weer groter. Terwijl de levensverwachting aan de bovenkant van de sociale ladder stijgt, daalt deze aan de onderkant. Mensen met zware beroepen zijn eerder versleten of opgewerkt, iets wat werkgevers en rechtse partijleiders weigeren toe te geven. Volgens hen "zijn er eigenlijk geen zware beroepen meer, alleen zwakke lichamen". Zulke uitspraken zijn zorgwekkend, zeker als je je bedenkt dat bijna een op de drie werknemers in de zwaarste beroepen overlijdt voordat ze de wettelijke pensioenleeftijd van 67 jaar hebben bereikt.
Een beetje rust en vrijheid op je oude dag is geen voorrecht, maar een mensenrecht. Wie minder lang leeft of minder lang in goede gezondheid verkeert, moeten het recht hebben om vroeger met pensioen te gaan. In Frankrijk is de werkende klasse massaal de straat opgegaan omdat president Emmanuel Macron de Fransen wil dwingen om twee jaar langer te werken, waardoor ze van hun beste pensioenjaren worden beroofd. Er is zoveel weerstand tegen het verhogen van de pensioenleeftijd dat de regering buitengewone bevoegdheden heeft moeten gebruiken om deze asociale hervorming door te drukken. Politici hebben geen idee wat dergelijke maatregelen betekenen voor de meerderheid van de bevolking. Hoe zouden ze dat ook moeten weten? Het pensioen dat ze ontvangen is vele malen hoger dan dat van een werknemer of zelfstandige.
Volgens de Europese Commissie zal het wettelijke pensioen blijven dalen van 44% van het gemiddelde inkomen in 2013 tot 34,9% in 2060. Dat is een vijfde minder. Wij willen sterke wettelijke overheidspensioenen. Wettelijke pensioenen kosten minder en bieden een betere bescherming tegen verliezen en devaluaties. Bovenal stimuleren bedrijfspensioenen de winsten van particuliere verzekeraars. Privépensioenen zijn alleen winstgevend voor de verzekeringssector. Werknemers verliezen tot 20% van hun pensioensparen aan talloze kostenposten. De wettelijke eerste pijler is veel goedkoper. En bovendien veel veiliger. Een nieuwe bankencrisis is namelijk verre van uitgesloten. Als na Crédit Suisse ook andere banken omvallen, zouden de pensioenfondsen wel eens kunnen volgen. Duizenden werknemers zouden hun pensioen in rook zien opgaan. De ondergang van Silicon Valley Bank kostte Nederlandse pensioenfondsen 140 miljoen euro. Alecta, het grootste pensioenfonds van Zweden, verloor tot 1,3 miljard euro. Bovendien verzwakken de tweede en derde pijler de wettelijke pensioenen, omdat werkgevers hierover vrijwel geen sociale bijdragen betalen. Een hoop geld komt zo niet bij de sociale zekerheid terecht. We willen pensioenregelingen met kapitaaldekking geleidelijk overbrengen naar de eerste pijler.
De productiviteitsstijging is vooral te danken aan innovatie. Nieuwe machines en technieken nemen het werk over. We zitten midden in de vierde industriële revolutie. De vraag is: zetten we deze productiviteitstoename om in rust en vrijheid na de loopbaan? Of stellen we alles in dienst van het concurrentievermogen, de omzetcijfers en aandeelhouderswinsten? Dat is de inzet van het pensioendebat. Samen willen we de keuze maken om de vruchten van de toegenomen arbeidsproductiviteit eerlijker te verdelen.
Landen als Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk en Portugal investeren 25-50% meer dan België in pensioenen voor hun bevolking. Dat moet de norm worden in Europa.
De grote farmaceutische multinationals misbruiken hun dominante positie en patentbescherming om totaal buitensporige prijzen te vragen. Volgens het zakenblad Forbes zijn geneesmiddelen de meest winstgevende sector van de economie. Uit een onderzoek blijkt dat Big Pharma 31 miljard euro aan Europese financiering heeft ontvangen voor de ontwikkeling van vaccins tegen COVID-19, terwijl slechts 16 miljard euro daadwerkelijk werd geïnvesteerd. Overheidsgeld subsidieert nu dividenden. Voor de behandeling van de kleine Pia, slachtoffer van een zeldzame ziekte, vroeg Novartis 1,9 miljoen euro voor een enkele injectie. Met het coronavaccin hebben Pfizer en Moderna winsten behaald van maar liefst 90 miljard dollar in 2021 en 2022.
Het beleid van onvoorwaardelijke subsidies heeft gefaald. Overal in Europa zijn er medicijntekorten. In Frankrijk kondigde Emmanuel Macron in 2020 aan dat er 200 miljoen euro zou worden betaald aan de industrie, vooral aan de laboratoria van Sanofi, om paracetamol in Frankrijk te produceren. Sanofi stak het geld in eigen zak en kondigde in 2023 aan dat het zou stoppen met de productie van doliprane, een geneesmiddel gemaakt van paracetamol. De evaluatie door de Europese Commissie van haar eigen publiek-private partnerschap concludeert dat onderzoeksthema's die dichter bij het publieke belang liggen dan de thema's die door de industrie zijn geïdentificeerd, beter kunnen worden geïdentificeerd als onderdeel van het bredere onderzoeksprogramma, en tegen lagere kosten voor de overheidsbegroting.
Het farmaceutische beleid van de Europese Unie is gebaseerd op publiek-private partnerschappen. De coronapandemie was het zoveelste bewijs van het falen van onderzoek dat is toevertrouwd aan particuliere giganten. Hoewel bekend was dat coronavirussen een risicofactor voor de gezondheid vormden en ondanks de royale overheidsfinanciering voor onderzoek waarvan de farmareuzen profiteerden, gaven ze er de voorkeur aan hun onderzoek stop te zetten omdat het niet winstgevend genoeg was. In 2021 gaf het Europees Parlement het toe: in 2018 blokkeerde de industrie een voorstel van de Commissie om epidemiologische voorbereiding te integreren via het Europees partnerschap voor innovatieve geneesmiddelen (IMI).
Toen de epidemie een feit was, gingen diezelfde bedrijven, in plaats van hun kennis te bundelen, een verwoede wedloop aan om als eerste een behandeling te ontdekken, want nu was het wél winstgevend (en niet zo'n beetje ook). Deze race, gefinancierd met extra overheidsgeld, heeft geleid tot patenten op de ontwikkelde producten. We zijn dus twee keer langs de kassa gepasseerd, en hebben de hoofdprijs betaald voor behandelingen die veel eerder en voor veel minder geld beschikbaar hadden kunnen zijn als de fondsen voor onderzoek niet waren verduisterd door winsthongerige private sector.
Aan het begin van de pandemie was onze PVDA-Europarlementariër Marc Botenga de enige die in het Europees Parlement eiste dat patenten op covidvaccins zouden worden opgeheven. Geen enkel particulier bedrijf zou de macht mogen hebben om te beslissen wie toegang krijgt tot behandelingen of vaccins en tegen welke prijs. Dit is onverenigbaar met de behoeften van de wereldgezondheid. Onderzoek en technologie moeten wereldwijd breed en snel worden gedeeld. Na het bekijken van de vaccincontracten onthulde Marc Botenga dat deze op maat gemaakt zijn voor de winsten van Big Pharma. Wij vinden dat de gezondheid van de mensen vóór de winsten van Big Pharma moeten komen..
Tijdens de coronacrisis stuurde Commissievoorzitster Ursula von der Leyen geheime WhatsApp-berichten naar het hoofd van Pfizer. Ze heeft de inhoud van deze berichten nooit openbaar willen maken, ook al hebben de Europese Ombudsman en de Rekenkamer haar werkwijze bekritiseerd.
Dankzij onze campagne en de druk van de bevolking voor een Europees burgerinitiatief is deze kwestie centraal komen te staan in het debat. Een jaar na de eerste toespraak van onze Europarlementariër en de onthullingen over de contracten, stemde het Europees Parlement met een meerderheid voor het opheffen van patenten op vaccins.
We kunnen structurele maatregelen nemen om de almacht van Big Pharma aan te pakken. We stellen voor om een Europees Salk-Instituut op te richten dat met overheidsgeld het onderzoek naar en de productie van nieuwe geneesmiddelen kan aansturen. Vandaag de dag ontwikkelt de farmaceutische industrie alleen medicijnen als ze er enorme winsten mee kan boeken. Met een Europees publiek onderzoeksfonds kunnen we wetenschappers samenbrengen om baanbrekend onderzoek uit te voeren. Zodra deze een geneesmiddel hebben ontwikkeld, gaan we op zoek naar een fabrikant om het te produceren. Dit zal gebeuren onder eerlijke voorwaarden: betaalbare prijzen, goede arbeidsomstandigheden, leveringszekerheid ... en geen patenten. Op deze manier krijgt de gemeenschap de controle over het geneesmiddelenbeleid. Verschillende studies die het Europees Parlement heeft laten uitvoeren bevestigen de noodzaak van een dergelijk instituut. We noemen het het Salk-Instituut, ter nagedachtenis aan Jonas Salk, uitvinder van het eerste poliovaccin. Hij weigerde een patent op zijn ontdekking aan te vragen om er winst uit te halen: in plaats daarvan wilde hij het betaalbaar maken voor de miljoenen mensen die het vaccin nodig hadden. "Wie bezit het patent op het vaccin? De mensen, lijkt me", zei hij ooit. "Er is geen patent. Zou u een patent kunnen hebben op de zon?"
Het Europees Parlement heeft al verschillende keren opgeroepen tot de oprichting van non-profit- of openbare farmaceutische bedrijven. Verschillende landen, van Cuba tot de Verenigde Staten, bieden voorbeelden van openbare bedrijven. Geconfronteerd met het probleem van tekorten aan medicijnen in de Verenigde Staten namen zo'n 800 ziekenhuizen in 2018 het initiatief om de aankoop en de productie van hun medicijnen zelf in handen te nemen. Ze richtten daarvoor de non-profitorganisatie Civica RX op, om niet langer afhankelijk te zijn van farmareuzen zoals Pfizer of Roche. Civica zal in 2024 insuline gaan verkopen tegen een prijs die 90% lager ligt dan op dit moment het geval is. De organisatie onderhandelt langetermijncontracten met zo'n 15 kleinere, generische producenten. Kleine fabrikanten die wel konden produceren maar geen zekerheid op afname hadden, boden Civica hun diensten aan. Door langlopende contracten te garanderen met een grote groep ziekenhuizen en apotheken, kan Civica met die bedrijven gunstige voorwaarden sluiten. Vijf jaar na de lancering bedient Civica ongeveer 10-15% van de markt voor bepaalde geneesmiddelen.
Door de prijs van producten te baseren op de productiekosten doorbreekt Civica het monopolie van Big Pharma. Bovendien houdt het een noodvoorraad aan van elk medicijn, voor een periode van drie tot zes maanden. In tegenstelling tot de meeste farmabedrijven die zoveel mogelijk just-in-time produceren en leveren. De Europese Unie moet dergelijke voorraden verplicht maken en volledige transparantie eisen.
Europese fondsen moeten dit soort overheidsbedrijven steunen en bevorderen. Europa heeft behoefte aan initiatieven zoals deze, die de gezondheid van patiënten voorop stellen en nieuwe productiecapaciteit en werkgelegenheid creëren.
We willen volledige transparantie en democratische controle over de beslissingen, procedures en keuzes die worden gemaakt op het gebied van farmaceutisch beleid. Weg met de geheime Whatsapp-berichten tussen Ursula Von der Leyen en de bazen van Pfizer en andere Big Pharma-bedrijven. Zo bestrijden we de particuliere belangengroepen, wier invloed ten koste gaat van de stem van verenigingen die patiënten, consumenten en gezondheidswerkers vertegenwoordigen, deskundigen op het gebied van klinische proeven, verdedigers van de volksgezondheid en sectorale vakbonden. Alle autoriteiten, overheidsinstanties en gemeenschappelijke ondernemingen in de gezondheidszorg moeten transparant worden bestuurd en hun besluitvormingsprocedures moeten onafhankelijk zijn van de farmaceutische industrie.