De Croo vergeet de lonen van onze helden? Wij niet!
De vakbonden voeren al lang strijd voor een minimum uurloon van 14 euro. Een terechte eis, die door de PVDA ten volle wordt gesteund. Nog altijd moet een groot deel van de werkende klasse het redden met een loon dat niet tot het eind van de maand reikt. Op wie kunnen we rekenen om het tij te keren?
Wat hebben zorgkundigen, schoonmakers, veiligheidsagenten, arbeiders in de voedingsindustrie, winkelpersoneel en kinderverzorgsters gemeen? Naast het feit dat we ze allemaal tot de helden van de coronacrisis rekenen, verdienen ze allemaal beduidend minder dan het gemiddelde maandloon in België.
Geen geld voor vakantie
Mieke werkt als huishoudhulp, ze verdient daar 12,06 euro per uur mee. Bruto. Omdat deeltijds werk in de sector de norm is, houdt ze daar op het einde van de maand zo’n 8 à 900 euro netto aan over. Daarvoor moet ze een heel huishouden doen in vier uur tijd en als het even kan nog strijken ook. Alles pico bello in orde natuurlijk. Mieke doet haar werk graag maar op het einde van de dag is ze vaak bekaf. Toch doet ze geregeld extra uren om wat meer over te houden. “M’n collega’s en ik, wij werken hard. Mensen zien het niet altijd zo, maar poetsen is een zwaar beroep. Daarom dat we met de vakbond ook actie voerden voor 14 euro minimumloon per uur. Dat is niet overdreven vind ik.” Fysieke klachten, veeleisende klanten, druk van het poetsbureau om meer te doen in minder tijd…alle poetshulpen krijgen ermee te maken.
Ik vraag Mieke of ze weet wat de “gemiddelde Belg” verdient? 2236 euro netto. “Stort maar onmiddellijk op m’n rekening”, grapt Mieke. Maar natuurlijk verdient niet iedereen zo veel. De grootste groep werknemers verdient tussen de 1650 en 2000 euro netto. Daaronder heb je een laag van werkende armen. Zij hebben wel een job, maar halen vaak het einde van de maand niet. Ongeveer één vierde van de Belgen kon zich in 2019 geen week vakantie buitenshuis veroorloven of was financieel niet in staat om een onverwachte uitgave te doen. In die lagere inkomensklasse vinden we vrouwen veel vaker terug. Vooral alleenstaande ouders hebben het moeilijk.
Rekenen op de vrije markt?
Het is een curieuze tegenstelling: het maatschappelijk nut van laagbetaalde werknemers is enorm, dat hebben we met eigen ogen kunnen zien. Zonder hen geen zorg, geen ophaling van vuilnis, geen productie en transport, geen volle rekken in de supermarkten. We hadden de lockdown niet overleefd zonder hen. Toch krijgen ze niet genoeg betaald, niet genoeg erkenning en worden ze vaak ten onrechte als ongekwalificeerd beschouwd. De kapitalistische productie heeft hun arbeid nodig om te draaien, “maar de kapitalisten willen hen zo weinig mogelijk betalen en als het even kan zelfs helemaal niets...”.
In het licht van die vaststelling is het interessant om na te denken over de lonen in de post-corona samenleving. Op wie kunnen we rekenen om het tij te keren, om ervoor te zorgen dat de werkende klasse krijgt wat haar toekomt?
Op de vrije markt misschien? Het onwrikbare principe dat ervoor zorgt dat alles rondom ons een prijs opgeplakt krijgt, ook onze arbeidskracht? Neen. Daar moeten we niet op rekenen. Dat principe smelt als sneeuw voor de zon als het gaat om de lonen. De afgelopen tien jaar heeft men alles uit de kast gehaald om de lonen te drukken.
Toegeving aan de liberalen
De regering Michel rommelde nog eens in haar arsenaal en haalde het wapen van de indexsprong boven. Twee procent koopkracht afgenomen gedurende je hele carrière. Daarbovenop werd de loonwet van 1996 verstrengd en gingen de loononderhandelingen tussen vakbonden en patroons aan de ketting. “Snoeien om te bloeien” heette dat, maar de lente is er nooit gekomen. Integendeel, al die maatregelen hebben een enorme verschuiving van arbeid naar kapitaal veroorzaakt. Negen miljard euro van de rijkdom die de werknemers elk jaar produceren, is niet naar hen maar direct naar de winsten van de ondernemingen gegaan.
Kunnen we dan rekenen op de nieuwe regering? Is die gevoelig voor de veranderde tijdsgeest of gaat ze verder op de weg van de soberheid? Tijdens de campagne klonk het bij sp.a, PS en Groen dat de strenge, nieuwe loonwet aangepakt zou worden. Het minimumloon moest omhoog naar 14 euro per uur. In de formatienota van de Vivaldi-coalitie vinden we geen van beide terug. Een toegeving aan de liberalen die koste wat het kost de Zweedse erfenis willen bewaren.
Vertrouwen op collectieve kracht
De werknemers en hun vakbonden voerden herhaaldelijk actie voor de 14 euro per uur. Als erfgenamen van het sociaal verzet tegen Michel I begrijpen ze heel goed dat je voor zo’n belangrijke eis moet blijven mobiliseren. Niet opgeven. Zoals Adriana Alvarez in New York. Adriana is een jonge moeder van 27, ze werkt bij McDonald’s en is het gezicht van de strijdbeweging “Fight for 15”. In 5 jaar tijd is ze er in geslaagd om haar uurloon van 7,25 naar 13,75 dollar te krijgen (zie video hieronder). Zeven Amerikaanse staten hebben zich ertoe verbonden het minimum loon te verdubbelen naar 15 dollar per uur. Dichter bij huis haalden de Nederlandse, Oostenrijkse en Duitse vakbonden hun slag thuis door actie te voeren. Ze gingen voor 5 procent loonsverhoging en haalden die ook binnen. En laat ons het fonds voor de zorgsector niet vergeten. Dat is er gekomen door de aanhoudende acties van de witte woede en de steun van de PVDA in het parlement.
Lees ook:
8% loonsverhoging voor Nederlands ziekenhuispersoneel
Duitse postbodes krijgen 5% opslag
Hoe het zorgpersoneel in Duitsland 8,7% loonsverhoging afdwong
Dat is hoe we als klasse overwinningen boeken. Door te vertrouwen op onze eigen, collectieve kracht. Want niets is zomaar gegeven. Opslag, een minimumloon van 14 euro per uur… dat wordt niet cadeau gedaan. Daarvoor moeten mensen in beweging komen. Peter Mertens schrijft in z’n nieuwe boek Ze zijn ons vergeten heel treffend hoe de geest van fierheid uit de fles is en de tijd van zwijgzame lijdzaamheid voorbij is: “Niet de aandelenmarkten hebben de wereld doen draaien, niet de beurs doet de aarde wentelen, niet de kletsende klasse haalt de kastanjes uit het vuur. It is us. Het zijn wij.”